De advertentie is zorgvuldig langs de zwarte randjes uitgeknipt. En weer lees ik de berichtgeving van zijn overlijden als was het niet in 1997, maar afgelopen dagen gebeurd. Zo sterk kan een geliefd mens doorademen bij allen die op hem gesteld waren.
Hij was onze baas. Als apotheker had hij de leiding van apotheek en klinisch chemisch laboratorium van het Diaconessenhuis te Meppel. De club telde vijftien meiden tussen de achttien en de vijfentwintig jaar. Roerige leeftijden, maar hij wist alles vriendelijk en beslist in goede banen te leiden en mocht zich in brede kring geliefd weten.
Met het knipsel in mijn hand flitsen de beelden voorbij. Koffiedrinken tussen reagentia en reageerbuizen, zacht brommende apparatuur, nadrukkelijk tikkende wekkers, pruttelende waterbaden. Een wijde kring, koffie. Het bord met broodjes gaat rond, onze baas schuift bij en luistert met ingehouden plezier naar alle gekwetter. Af en toe staat iemand op omdat een wekker afloopt en er een nieuwe handeling moet volgen. Ik zie hem wat verlegen aan de hoofdentafel plaatsnemen voor de middagmaaltijd. Hij volgt beleeft de gesprekken van de diaconessen en ziet vol aandacht hoe zr. Koopmans, Besturend Zuster, met mes en vork een peer schilt en zorgvuldig kleine stukjes aan de vork prikt. Na afloop loopt hij ongemakkelijk mee in de stoet van hoofden en voelt zich bekeken. Ontspannen is hij wanneer hij ons uitnodigt voor een avondje bij hem thuis in het voormalige doktershuis op de hoek van de Hoofdstraat en een grachtje. Ik herinner me zijn werkkamer in het ‘Uilennest’, een houten barak in de ziekenhuistuin. Hoe hij met de secretaresse van de Besturend Zuster een oorlog voerde zonder geschut of ferme taal, maar gewoon met de ogen.
En dan is daar die laatste ontmoeting. Hij in de auto, ik achter de wandelwagen met een hoogblond dochtertje. Het raampje wordt naar beneden gedraaid. ‘Zeg kom je eens kijken in Ommen? Ik heb een apotheek gekocht en ga Meppel verlaten!’ Verrast roep ik: ’Dan kom ik een pond drop halen en een half pond betalen.’ Hij moet lachen en zwaait naar ons kindje.
Weer kijk ik naar de advertentie. Het gedicht zou op hem geschreven kunnen zijn.
Door de tranen van dit uur
sluipt de glimlach der herinnering
de fijne uren met dit goede mens
die stem, die ogen en dat hart
dat hart vooral, lieve herinnering.
Waarom zocht ik hem nooit op? Het knaagt. ‘Maar je kunt zijn graf bezoeken’, klinkt een stem in mijn binnenste. Ik bel een lieve vriendin, die weet waar hij begraven is. En zo wandelen we een dag later langs de stijlvolle entree van de begraafplaats ‘Laarmanshoek’ in Ommen. We zoeken. Opeens sta ik er voor, ontroering kruipt omhoog. Op een brede sokkel waakt een enorme hond van donker steen over zijn baas. In stijlvolle letters staat er onder gebeiteld: J. de Korte, apotheker. Maagdenpalm en klimop bedekken het graf.
Hier rust een mens, een prachtig mens met ooit een warm kloppend hart. Dat hart vooral…
Aly Brug