God Zelf vertaalt de duisternis
In eindlijk eeuwig licht.
Gezang 447,6 Liedboek van kerken
We gaan van duisternis naar licht. Dat is onze buurtgemeenschap wel gewaar geworden in de laatste twee jaar. Vijftien jaar zijn we nu bij elkaar, in de zojuist gebouwde seniorenwoningen aan de van de Meulenstraat in Barendrecht. Van meetaf aan waren we een hechte gemeenschap. We vierden elkaars verjaardagen, deelden lief en leed, gingen samen naar de chinees en hadden beslist niet in de gaten dat we toch ook al zeventigers waren! Daar kwam verandering in, toen enkele jaren geleden eerst Trudy, de lieve vrouw van Ed, en daarna Jim, onze sportieve overbuurman, de man van Thea, uit het leven werden weggenomen. Dit bracht een diepe schok te weeg. Kennelijk is het leven, ook die van een goede buurtgemeenschap, niet eeuwig. Of het moest zijn, dat we gaan van duisternis naar eindlijk eeuwig licht…
In het afgelopen jaar werd dit nog duidelijker, toen buurvrouw Wil ons het droeve nieuws over hun zoon Jeroen vertelde: bij hem was kanker geconstateerd. Jeroen was de muzikale spil in de familie Groenendijk en zeer geliefd bij al zijn fans. Hij speelde gitaar, speelde in een band en was betrokken bij koorzangmanifestaties. Zijn laatste optreden staat mij nog voor ogen: vorig jaar april bij Paul de Leeuw, die hem nog zo ontroerend heeft toegesproken. Kort daarna overleed hij. Zijn ouders brachten een grote gitaar van rozen naar zijn graf. Er daalde een diepe duisternis van rouw en verdriet over het huis van de buurtjes. Niet lang daarna kwam aan de lijdensweg van buurvrouw Toos, de lieve vrouw van Jaap, een einde. Zuurstofgebrek was de oorzaak van een slepende ziekte. Zij lag thuis opgebaard, een wonder van schoonheid, een blijvende herinnering voor Jaap en de kinderen en kleinkinderen.
Kort er na riep buurvrouw Wil, de spil van onze buurt, de buren bijeen. Zij had iets te vertellen. Het bleek iets zeer ernstigs te zijn: zij had kanker, maar leefde nog wel in de goede hoop dat er iets aan te doen zou zijn. Al gauw bleek, dat dit valse hoop was. Geen enkele behandeling had nog zin. De huisarts moest haar maar begeleiden met pijnstillende middelen. Het was vreselijk om aan te zien, hoe een eens zo sterke vrouw haar kracht verloor. Tot het laatst was zij een troost voor iedereen, die bij haar kwam, zeker voor haar diepbedroefde man Jan. Tegelijk met haar ziekte had zich bij buurman Leen, de stoere man van Arina, ook een soort kanker gevormd, die ongeneeslijk bleek te zijn. Na herhaaldelijke ziekenhuisopnames is hij tenslotte langzaam ingeslapen. Kort na zijn overlijden kwam er ook een einde aan het lijden van Wil. Zo werd de buurt getroffen door twee begrafenissen achter elkaar.
Arina en Jan bleven verweesd achter. Arina, dapper als zij is, ging al snel over tot de orde van de dag, gesteund door haar kinderen en kleinkinderen. Voor mannen blijkt dat moeilijker te zijn. Daar kwam bij, dat Jaap ook problemen kreeg met zijn eigen gezondheid. Jan werd stiller en stiller, wist zich zijn leven geen vorm meer te geven, tot hij tenslotte kon worden opgenomen in een verpleeghuis te Bergen (N.H.), waar dochter Annerien hem veel aandacht kon geven. Daar is hij op vrijdag 28 september gestorven. Op dinsdag 2 oktober hebben wij afscheid van hem genomen, vanuit de Bethelkerk. In de hartverwarmende kerkdienst vertolkte Hans van Gelder, de organist van de Dorpskerk, de opmaat door het vertolken van magistrale Bach-koralen, die ook de liefde van Jan voor de Mattheuspassion tot uitdrukking brachten. Kleinkinderen Spijk en Mees staken de kaarsen aan. Ds. Ketelaar bracht de ontroering van de aanwezigen over met het gezongen Woord uit Taizé: Als alles duister is, ontsteek dan een lichtend vuur dat nooit meer dooft.
Dochter Annerien memoreerde in haar persoonlijke woord van herinnering en dank de liefde van Jan voor Bach en in ’t bijzonder voor zijn orgelmuziek. Zelf was hij daar uren mee bezig op zijn huiskamerorgel. Hij was ook jaren lid van de Stichting Orgelconcerten Barendrecht en van de kerkelijke Orgelcommissie. In persoonlijke gesprekken over kerk en geloof kreeg ik sterk de indruk, dat hij nog een adept van Klaas Schilder was. Hij had deze inspirerende voorman van de Afscheiding nog leren kennen, toen hij in zijn jonge jaren menigmaal onder zijn gehoor had vertoefd in IJsselmonde.
Onze buurtgemeenschap verliest in alle vier hier herdachte personen een bron van leven en levenslicht, waaruit zij vele jaren heeft mogen putten. Met grote dankbaarheid hebben wij dan ook hier hun namen genoemd. De duisternis zal nog toenemen, de komende jaren, het leven staat nu eenmaal niet stil, wij worden ouder en ouder, zwakker en zwakker. Maar wij mogen weten, wat boven de rouwkaart van Jan staat:
God Zelf vertaalt de duisternis
In eindlijk eeuwig licht.