De zondagen van het gebed staan in de catechismus direct achter de zondagen over de tien geboden, de “WET”. Tegelijk zijn het ook de laatste zondagen van de catechismus. Dat is niet toevallig! Want als het goed is, loopt de overdenking van de 10 geboden uit op het besef, dat je er eigenlijk niets van terecht hebt gebracht (en brengt), dat je elke keer weer Gods geboden overtreedt en dat je toch eigenlijk maar een slecht mens bent. En dat besef brengt je tot het verlangen naar vergeving, tot de helpende hand van Christus en tot grote dankbaarheid, omdat Hij je ondanks alles toch niet in de steek laat. Uiteindelijk kun je dan alleen nog maar vragen: “Heer, wat wilt U dat ik doen zal?” En dat is het begin van alle bidden! Een gesprek met God, wandelen met God! Daarom staat het gebed ook onder het hoofdstuk van de dankbaarheid. Want als je werkelijk weet en het ook ervaart dat God Zich met jou inlaat, dun kun je toch niet anders dan dankbaar zijn? Je kent de 10 geboden, de huisregels van God, je kent vooral ook de weg tot God om met Hem te spreken en je zonden te belijden, in je gebed. En dan gaat het om gewone en alledaagse dingen, maar wel vaak om dingen die je dwars liggen. In je gebed kun je God ook echt je berouw en dankbaarheid betonen!
Hoe kom je tot “bidden”? Het gebed gaat feitelijk van God uit. Hij maakt het mogelijk, Hij trekt mensen tot Zich. Daarom is het gebed eigenlijk een wonderlijk iets. Dat iemand zijn handen vouwt en zijn ogen sluit, zijn knieën buigt en alles wat hem bezig houdt neerlegt voor de Onzienlijke, om daarna op te staan als een verlicht mens, die de dingen kan zien met andere ogen en zijn zorgen draagt met vernieuwde kracht … dat is iets wonderlijks, onbegrijpelijks, ongelooflijks, iets geheimzinnigs. Echt iets, wat niet door mensen gemaakt kan zijn, maar wat van een andere macht, van God Zelf uitgaat. De Catechismus noemt dat “de werking van de Heilige Geest in de mensen”. En juist daarom, omdat God Zelf de mensen tot bidden brengt, omdat in het bidden de Heilige Geest met de mensen bezig is, daarom kan het niet anders of ons bidden wordt danken. Tegenover God kunnen wij toch niet anders dan alleen maar danken?
“Waarom hebben christenen het gebed nodig?” Daarom, omdat het ’t voornaamste stuk der dankbaarheid is, dat God van ons vraagt, en dat God Zijn genade en de Heilige Geest alleen aan diegenen geven wil, die Hem met hartelijk zuchten zonder ophouden daarom bidden en daarvoor danken. “Zonder ophouden” wil niet zeggen, dat we onophoudelijk door moeten bidden, maar het betekent, dat het iets eigens aan je leven moet zijn, dat je er niet buiten kunt. Je hele leven moet rusten in het gesprek met God, elke dag opnieuw, het is je “dagelijkse brood”. Natuurlijk zijn er al vanouds bepaalde gebedstijden en gebedsoefeningen geweest. Gebruikelijk was drie maal per dag: ’s morgens voor je de dag begon, ’s middags aan de maaltijd met het hele gezin en ’s avonds aan het einde van de dag voor je ging slapen. Het is heel jammer, dat er voor velen vandaag in het hectische leven geen plaats meer is! Men zegt dan vaak, dat de tijd ontbreekt. Ik weet het niet, waar een wil, is toch ook wel een weg te vinden?
Dat was dus de vraag “WAAROM WIJ BIDDEN”. En nu komen we bij de vraag “HOE TE BIDDEN”. “Wat behoort tot zulk een gebed, dat Gode aangenaam is en door Hem verhoord wordt?” “Dat Gode aangenaam is” klinkt ons misschien een beetje vreemd in de oren. Zou je niet beter kunnen zeggen: wat God prettig vindt? Waarom? Omdat het echt is en eerlijk gemeend? “En dat verhoord wordt” WIL ZEGGEN, DAT God er op in gaat. Dat is wel wat anders, dan dat God het ook inwilligt. Hij hoort het niet alleen, maar Hij schenkt er ook aandacht aan! Hij blijft met ons bezig, Hij ziet ons staan! Zo is een gebed, dat door God verhoord wordt.
Tot zulk een gebed behoren drie dingen, aldus de Heidelberger:
In de eerste plaats, dat ons gebed zich tot God richt. “Dat wij alleen de enige ware God van harte aanroepen”. Dat is de God, Die Zich in Zijn Woord aan ons geopenbaard heeft. Dat is dus niet zo maar een God, die we ons zelf gemaakt hebben, zoals het lot of het noodlot, de publieke opinie, de Media, de popster, het geld, de welvaart … Maar het is de God, Die ons Zijn Woord gegeven heeft, ja, Die begonnen is als Eerste met ons te spreken, zodat wij op Zijn gesprek kunnen ingaan, mogen antwoorden, gesprekspartners van Hem worden.
Ten tweede hoort bij zo’n gebed, dat wij ons nood en ellendigheid recht en grondig kennen. Dat is iets, wat wij al biddende leren, denk ik. Tegenover onze medemensen kunnen wij ons nooit zo grondig uitspreken als tegenover God in het gebed. Niet alleen geldt het spreekwoord “Nood leert bidden”, maar het omgekeerde is net zo waar: “Bidden leert onze nood”! Je gaat ontdekken, wat je niet bent en hoe je niet bent, wat je niet deed en wat je misdeed. Toch maakt het gebed je niet wanhopig. Integendeel, het geeft je rust en vrede, omdat je met God spreekt en omdat Hij Zich over je ontfermt. Zeker, in het bidden word je klein gemaakt, er blijft niet veel van je waardigheid over, maar je wordt klein en ootmoedig als een kind, waarover Vader Zich ontfermt.
In de derde plaats behoort tot het gebed “HET GELOOF”. Een vaste grond, zo noemt de Catechismus dat. Het betekent: zekerheid, het volste vertrouwen. We hebben niet alleen maar af te wachten of God ons zal verhoren: dan zou verhoren niets anders betekenen dan “z’n zin krijgen”. Maar we kunnen er zeker van zijn, dat God ons gebed om des Heren wil zekerlijk wil verhoren. De vaste verhoring van ons gebed ligt dus in Christus, omdat Hij mens geworden is en voor ons is gestorven. Zo heeft Hij het goed gemaakt, tussen God en ons, dat is verzoening. Daarom verhoort God ons gebed “IN CHRISTUS”. En daarom bidden wij in Christus’ naam. Zo ziet God ons “in Christus” als andere mensen aan! Eigenlijk is iedereen onwaardig om door God aangehoord te worden, maar in Christus zijn we het waard geworden. Hij is de Middelaar, die we bij ons bidden niet missen kunnen. Dat is het geloof, waarin wij bidden mogen, de vaste grond, de rots van ons behoud. Zo zingen wij “Vaste rots van mijn behoud”, gez. 174 uit de oude Hervormde bundel:
1 Vaste Rots van mijn behoud, als de zonde mij benauwt, laat mij steunen op Uw trouw, laat mij rusten in Uw schaûw, waar het bloed door U gestort, mij de Bron des Levens wordt.
2 Jezus, niet mijn eigen kracht, niet het werk door mij volbracht, niet het offer dat ik breng, niet de tranen die ik pleng, schoon ik ganse nachten ween, kunnen redden, Gij alleen.
3 Zie, ik breng voor mijn behoud U geen wierook, mirr’ of goud. Moede kom ik, arm en naakt, tot de God, Die zalig maakt, Die de arme kleedt en voedt, Die de zondaar leven doet.
4 Eenmaal als de stonde slaat, dat dit lichaam sterven gaat, als mijn ziel uit d’ aardse woôn opklimt tot des Rechters troon,- Rots der eeuwen, in Uw schoot berg mijn ziele voor de dood.
Natuurlijk, niet altijd wordt ons bidden door geloof gedragen, veel bidden gebeurt “automatisch”. Vaak is het gebed ook de moeilijke weg om weer tot vernieuwd geloof te komen en: “stil tot God” te worden. Er kan een groei zitten in het gebed. Je kunt met het bidden meegroeien tot een ander mens. Daarom: VERGEET NOOIT TE BIDDEN, OOK AL ZOU HET SLECHTS EEN STANDAARDGEBED ZIJN! Houdt de weg open naar God, in het dagelijkse gebed. Uiteindelijk zijn niet wij het, die ons gebed tot iets waardevols kunnen maken, maar dat doet alleen God, Die tot ons komt met Zijn Heilige Geest.
Tenslotte de vraag, waarover wij bidden. Antwoord: “Alle geestelijke en lichamelijke nooddruft, welke de Heere Christus begrepen heeft in het gebed, dat Hij ons zelf geleerd heeft.” De inhoud van dat gebed staat in het “Onze Vader”. De kern van het gebed wordt de geestelijke en lichamelijke nooddruft genoemd. Een oud woord, nooddruft, maar nog wel verstaanbaar. Het gaat om de eenvoudigste dingen, waar een mens “nood” aan heeft, het zijn dingen die men echt “nodig” heeft en die daarom in het leven van fundamenteel belang zijn. Dat je veel kunt missen zonder geestelijk en/of lichamelijk te verarmen, hebben velen ondervonden en zullen we ook nog verder ervaren. Maar je kunt niet alles missen. Zowel geestelijk als lichamelijk zijn er dingen, die onmisbaar zijn, omdat ze jouw identiteit, je persoonlijke leven, bepalen, zonder welke je niet zou zijn, die je nu bent. De indrukwekkende documentaire over Alzheimer, laatst op de televisie uitgezonden, heeft ons daarbij nog eens bepaald. Geestelijke en lichamelijke dingen, ze horen bij elkaar. Je kunt er niet zonder! Het lichamelijke heeft invloed op het geestelijke, en omgekeerd: het geestelijke heeft invloed op het lichamelijke. Ieder van u zal dat wel eens ervaren hebben.
Op beide, lichaam en geest, heeft het gebed betrekking, beide zullen door God aangeraakt dienen te worden, beide hebben de bemoeienis van de Heilige Geest nodig. “Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u”, zo zegt Petrus in zijn eerste brief. Alle bekommernis, we hoeven niets uit te sluiten en mogen letterlijk ALLES in het gebed brengen. Maar niet alles is hoofdzaak, is onmisbaar bedoel ik, is nooddruft. Het bidden zelf zal uitwijzen, wat God met en in onze omstandigheden bedoelt: HIJ ZORGT VOOR U! Dat op zich zelf is al de verhoring, dat Hij voor ons zorgt! De vastheid en zekerheid daarvan is in Jezus Christus geopenbaard: God, Die Hem als mensenkind geboren liet worden en Hem aan de dood overgaf, zorgt niettemin voor Hem, en Hij doet dit alles om onzentwil, en zo zorgt Hij ook voor ons om Christus’ wil.
Deze dingen, zegt de Catechismus, heeft de Heer samengevat in het gebed, dat Hij ons zelf geleerd heeft. Bidden moet je ook leren, het is een oefening, een discipline. De discipelen hebben Jezus gevraagd hen te leren bidden. Toch waren zij als Joden al gewend aan een geregeld gebed. Maar zij hadden van Jezus gezien en meebeleefd, wat Zijn bidden voor Hem Zelf en voor Zijn doen en laten betekende. En daarom vroegen zij Hem het hen ook te leren. Het gaat dus om twee dingen tegelijk: om de manier van bidden en om de uitdrukking daarvan in bepaalde woorden. Jezus antwoordt op beide: Hij leert ze WAT ze bidden zullen en ook HOE ze bidden zullen (binnenkamers). Vandaar het samenvattende van het “Onze Vader”. Het gaat ver voor ons niet alleen om dat na te bidden, maar vooral ook om het toe te eigenen. De meesten van ons hebben als kind leren bidden. Hoe? Door een avondgebedje of zo, en later door langzamerhand te verstaan, wat onze ouders baden (als zij dat al deden) of de dominee in de kerk. Vandaar dat het zo belangrijk is, dat er thuis en in de kerk gebeden wordt! Door zelf ook mee te doen leer je bidden zoals de Heer dat deed met de discipelen. Doet u dat, in alle eenvoud en in alle ootmoed. Je persoonlijke omstandigheden en die van je naasten gewoonweg voor God brengen, in vrees en beven, maar ook met hoop op een goede afloop, met bezorgdheid en dank, en u zult zalig zijn, want van u is het Koninkrijk der Hemelen. Aldus het Woord van de Heer.
Amen.