Op weg naar Pasen

In de gang naar Pasen wordt veel over de dood nagedacht, met name over de dood van onze Heer Jezus Christus. Maar ook over onze eigen dood. Want als iets duidelijk is in ons leven, is dat wij ten dode staan opgeschreven.

“De laatste vijand, die te niet gedaan wordt, is de dood.”

1 Korintiërs 15, 26

In de gang naar Pasen wordt veel over de dood nagedacht, met name over de dood van onze Heer Jezus Christus. Maar ook over onze eigen dood. Want als iets duidelijk is in ons leven, is dat wij ten dode staan opgeschreven.

Er zijn heel wat mensen, die nooit over de dood spreken. Dat vinden ze “eng”. Mensen zijn bang voor de dood, dat is duidelijk. En daarom moet je er maar niet over spreken. Daarom moet je hem maar wegstoppen. Maar als je dat doet, komt ie toch telkens weer te voorschijn, als een duveltje uit een doosje. En dan is de schrik erger dan wanneer je je er rustig op voorbereidt en met de dood leert te leven.

En dat kunnen we toch? Wij, die op weg zijn naar Pasen. “Nu jaagt de dood geen angst meer aan, want alles alles is voldaan?” Door het Paasevangelie is het karakter van de dood veranderd. De dood is niet meer het schrikbeeld, dat voor ons staat, maar de overwonnen vijand, die achter ons ligt. De dood is “verslonden tot overwinning”. En daarom mogen en kunnen wij spreken over de dood zonder schrik en huivering. Paulus zegt niet: “de laatste vijand, die te niet gedaan ZAL worden”, maar “de laatste vijand, die te niet gedaan WORDT, is de dood”. Het is tegenwoordige tijd, niet toekomstmuziek. We mogen er NU al uit leven.

Laten we nog eens naar onze tekst kijken. “De laatste vijand, die te niet gedaan wordt, is de dood.” Ik zie daar drie elementen in, die een nadere uitleg behoeven. Ten eerste: “is de dood”. Dat wil dus zeggen, dat de dood IS. Ten tweede: “De laatste vijand.”  Dus de dood is een VIJAND. Tenslotte:  “die te niet gedaan wordt”. Dus de dood wordt vernietigd.

Ten eerste: de dood IS. Hij is een werkelijkheid. De Bijbel spreekt verschillend over de dood, maar ontkent de dood nooit. Nee, de dood is een levende realiteit, levensgroot en onontkoombaar. Met de dood wordt aangeduid het natuurlijke sterven, het heengaan uit deze wereld. De dood kan dan GOED zijn: na een vol verzadigd leven wordt de mens vergaderd tot zijn voorouders. Dat hoor je nog wel eens van oude mensen: “ik heb alles gehad in mijn leven, maar nu is het wel genoeg, ik ben oud mogen worden, de Heer mag mij nu wel halen.” Een tweede betekenis ligt in de relatie “dood-zonde”. De mens is dood, die in zonde leeft, zonder God en Zijn gebod in deze wereld. Jezus zegt: “Wie in Mij niet gelooft, IS reeds geoordeeld”. Die is eigenlijk al dood, zegt Jezus. Hij zegt ook: “Wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven.” Het zal u duidelijk zijn, dat dood meer is dan sterven. Je kunt volgens de Bijbel al dood zijn, voordat je gestorven bent.  En omgekeerd is het ook zo, dat je nog kunt leven, nadat je al gestorven bent. Dood in Bijbelse zin is vooral het tegengestelde van leven, het leven dat God geeft, dat mooi en goed  en zinvol is, zoals God het bedoeld heeft bij de schepping. Zo’n leven is dus veel meer dan alleen maar “bestaan”. Het is kwalitatief leven, door God gevuld leven. Leven, dat wij voluit geen van alle meer kennen. Want ons leven is “belemmerd” leven, belemmerd door zo veel dingen: verdriet, pijn, ellende, zonde. Het is het leven, zoals het na het paradijs geworden is, maar zoals het niet door God bedoeld en geschonken was. Wij leven in een soort gevangenis, de gevangenis van zonde, van schuld en boete, van vallen en opstaan en terugvallen. Dit belemmerde leven is de dood, die het leven heeft aangevreten, verminkt en van zijn heerlijkheid beroofd. Dat is niet de dood die KOMT, maar de dood die IS, de verminking van het leven.

Christus heeft die dood teniet gedaan. Nu vangt het nieuwe leven aan! Dat gaan we de komende weken gedenken. WIJ ZIJN OP WEG NAAR PASEN!  Halleluja!

In het Paradijs heette het: “ten dage, dat gij daarvan eet, zult gij zeker sterven.” En dat gebeurde ook: vanaf het ogenblik, dat de zonde zijn intree deed in de wereld, is het sterven begonnen. Niet toen de eerste mensen stierven, maar toen zij verdreven werden uit het Paradijs, toen is het sterven begonnen, toen begon de eigenlijke dood te werken, de dood tengevolge van de zonde, de dood als straf van God, de dood die de mens niet loslaat maar vastgrijpt in zijn klauwen. Tergend, maar zeker, maakt die dood zich van ons meester! Daarom spreekt Paulus ook van DE VIJAND: “DE LAATSTE VIJAND, die te niet gedaan wordt is de dood.” Wij zelf ervaren de dood ook als vijand. Daarom zijn wij er zo bang voor. Een mens is zich er van bewust dat hij sterven gaat en sterven moet. Een dier heeft dat niet zo. Als die gaat sterven, trekt het zich terug in een hoekje en gaat daar onder een struik gewoon dood.  Maar wij hebben er wel weet van. Wij zien het monster, die verschrikkelijke vijand, naderbij komen en wij stellen ons te weer. Wij doen alsof hij er niet is of we wapenen ons met allerlei afweermiddelen of met onverschilligheid. Heel onze gezondheidszorg is toch daarop gericht, niet waar?Een mens wil zo graag in leven blijven, maar de dood die IS, hij KOMT ook, hij is de grote geduchte vijand, onoverwinnelijk, trefzeker. Wie zal zich tegen hem te weer kunnen stellen?

De apostel kent IEMAND, Die dat gedaan heeft, want -zegt hij- de dood WORDT te niet gedaan! Hij kent het Evangelie, Hij heeft de Heer mogen ontmoeten, Hij weet dus waarover hij praat. De laatste vijand, de dood, WORDT te niet gedaan. Zou dat soms betekenen, da gelovigen niet meer hoeven te sterven? Natuurlijk niet!  Dat zou immers geen uitkomst uit de ellende betekenen. Dat zou alleen maar beduiden, dat je nog langer moet blijven leven met de dood die je leven heeft aangetast. Dat wensen we elkaar toch niet toe? Niemand wil in deze doodellende blijven voortleven. Daar gaat het ook om in onze euthanasiewetgeving: ondraaglijk lijden met de dood voor ogen (zie Pastorale aspecten van de Euthanasie op mijn website). Niet de dood, die KOMT, moet teniet gedaan worden, maar de dood die IS. Het heeft toch geen zin, wanneer dit leven met al zijn vreugden, maar ook met al zijn ellende en lijden eindeloos wordt voortgezet. Onze ellende is immers niet, dat er aan dit leven een einde komt, maar dat dit vaak zo korte leven vol zonde is, een leven buiten God, door de zonde van zijn heerlijkheid beroofd. Onze ellende is, dat ons leven eigenlijk GEEN LEVEN is! De ellende van ons leven is, dat ons leven al dood is, voordat er een einde aan gekomen is. Daarom spreekt Paulus van de laatste vijand, die te niet gedaan wordt.

Christus heeft de dood te niet gedaan, zowel de dood die IS als de dood die KOMT. Immers waar de dood die IS, de macht van de zonde, is overwonnen, daar heeft ook de dood die KOMT zijn kracht verloren. Hij heeft nu zijn oude verschrikking niet meer. De mens is met Christus gestorven en herboren, opgestaan tot een nieuw leven. Een mens mag nu uit genade leven, dat is vergeving van de zonde. De dood, die IS, die scheiding maakte tussen de mens en God, wordt te niet gedaan, omdat de van God gescheiden mens verzoend is met God, de scheidsmuur is afgebroken! De dood is nu wat anders, omdat het leven wat anders is. Ons leven in Christus is één doorlopende overwinning van de dood geworden. Dat alles mogen wij OP WEG NAAR PASEN gaan herdenken en vieren.

Wij maken meestal zo’n onderscheid tussen tijd en eeuwigheid. De tijd is dan ons verblijf hier op aarde, en de eeuwigheid is wat komt na de dood. Daarom spreken wij van het “HierNAmaals”. Dat is niet goed. We zouden eerder moeten spreken over het “HierNUmaals”.  Jezus zegt in het Hogepriesterlijke gebed (Johannes 17): “Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de eeuwige, waarachtige God, en Jezus Christus, Die Gij gezonden hebt.”  Hoort u het? De tijd wordt in de eeuwigheid opgenomen, en de eeuwigheid wordt in de tijd gelegd. Wie in Christus is, dat wil zeggen in wiens leven de opgestane Heer gestalte heeft gekregen, die leeft nu al in eeuwigheid! Want de dood is in zijn leven overwonnen. Die mens is een nieuwe schepping geworden.

Dat we straks sterven moeten, betekent nu niet meer dat we “dood” gaan, integendeel: dan zal pas goed het volle leven in ons openbaar gemaakt worden: “het leven door Zijn dood bereid, het leven in Gods heerlijkheid!” De “dood” is er niet meer, het “sterven” is er alleen nog maar, het “ontbonden” worden. Daarom zegt de apostel tot de gelovigen: “Gij ZIJT gestorven en uw leven is met Christus geborgen in God.” Hier geldt de wet van het tarwegraan: door te sterven komt het tot leven.

Tenslotte nog dit: de dood WORDT te niet gedaan, zegt Paulus, niet: IS te niet gedaan. Waarom zegt hij dat zo? Hierom: Christus heeft de dood te niet gedaan, dat is volmaakt verleden tijd: de dood is TE NIET GEDAAN. Maar voor ons is het nog niet volmaakt verleden tijd. Wij zijn nog behept met de dood: ons gebrekkige zondige leven. Daarom moet dat wat Christus voor ons gedaan heeft nog in ons leven werkelijkheid worden. Daar hopen we op, daar bidden we om, daar zien we naar uit. OP WEG NAAR PASEN bepaalt dit ons leven. Dat de opgestane Heer, Die Zijn leven voor ons zondige mensen over had, ook in ons de macht van de dood zal breken en ons tot eeuwigheidskinderen mag maken. DE WEG NAAR PASEN  is een pelgrimstocht, waarop wij niet enkel een feit uit het verleden herdenken, maar een feit van het HEDEN vieren: dat de dood te niet gedaan IS en WORDT ook in ons leven! Zo wordt het PASEN IN ONS LEVEN!

Amen.

2 gedachten over “Op weg naar Pasen”

  1. Zeer geachte dominee Kroes,

    Dank u hartelijk voor de mooie preek voor Pasen. Ik denk, dat ik het nu (eindelijk) begrepen heb, wat de dood betreft. Ik heb een paar maanden geleden een dominee horen zeggen in zijn preek: “De mensen zien uit naar de eeuwigheid, maar dat is een misverstand. Meer hoeven wij er niet van te verwachten!)
    Ik ben daar erg van uit mijn doen geweest. MEER HOEVEN WE ER VAN TE VERWACHTEN dat klinkt zo ongelooflijk voor mij. Ik verwacht wel degelijk meer van de eeuwigheid; we zullen dan immers bij God zijn en Hem mogen loven en aanbidden zoals het echt behoort.
    Als ik het verkeerd zie, hoor ik dat graag van u.
    Ik wens u en uw vrouw alvast een heel goed Paasfeest.
    Een hartelijke groet
    Ien

  2. Beste Ien,
    Ik begrijp heel goed, dat je geschrokken bent van die uitspraak van een dominee. Wij verwachten immers ALLES van Gods heerlijkheid, die in de eeuwigheid ons tegemoet komt.Hoe kan zo’n dominee dan zoiets zeggen?Heel ons leven hier en nu is op die eeuwigheid geënt. Wij lopen er als ’t ware op vooruit. Zo zie ik het tenminste. En zo mag jij het ook geloven. Je mag er kracht uit putten en blijdschap.
    Tilly en ik wensen jou en Piet ook gezegende Paasdagen toe. Heb jij al eens het artikel over Pasen gelezen, dat jullie oud-predikant ds.Neven geschreven heeft? Het staat bij mij op de website onder Terzijde april 2006.Het is een heel goede uiteenzetting over Pasen.Vele groeten van Barendrecht naar Kloetinge, ds.Kroes.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *