Zoekt de Here en leeft

Van ons wordt gevraagd alleen op het kompas van de Heer te gaan varen. Je moet je zelf in de waagschaal stellen en uit handen geven. “Zoekt de Heer, leeft!”

Amos 5, 6

Doopdienst.

Vanmorgen willen we het Doopevangelie horen uit de oude prediking van de profeet Amos. Hij geeft daarin precies aan, denk ik, waar het bij de Doop op aan komt. Het gaat om het nieuwe leven. De nieuwe mens moet opstaan en de oude mens zeggen we vaarwel. Het was nodig, dat de mensen toen dat hoorden en het is nog nodig dat de mensen vandaag het horen. Want er is wel wat mis met die mensen! In de tijd van Amos waren ze nogal met zichzelf ingenomen. Ze dachten, dat ze ’t helemaal gemaakt hadden. We hebben toch een God en schitterende heiligdommen in Bethel en Gilgal en Beërseba? En niet te vergeten: de prachtige tempel in Jeruzalem! We offeren toch iedere dag en zingen daarbij onze mooie liederen tot eer van God? Wat wil je nog meer? Wat zou God nog meer willen?

God wil meer. Hij zegt: Zoekt Mij en leeft! Blijkbaar is al dat godsdienstige gedoe van de Israëlieten niet genoeg om echt te leven, om echt bij God te zijn. Want dat is duidelijk: leven is “bij God zijn”. Je leeft dan pas echt, als je bij God bent. “Zoekt de Here en lééft!” Het zoeken van de Here is het leven al zelf. Anders gaat het niet. Je kunt God niet buiten beschouwing laten in je leven. Deden ze dat dan, de Israëlieten? Ze gingen toch trouw naar de “kerk”. Ze bezochten de heiligdommen in Bethel, Gilgal en Beërseba. Ze herinnerden zich de geweldige geschiedenis van God en Zijn volk. In Bethel heeft Abraham het eerste altaar gebouwd in het van God geschonken land. In Beërseba bouwde Abraham opnieuw een altaar, omdat de Here hem daar verschenen was. En in Gilgal is het volk Israël het beloofde land binnen gekomen, nadat het Jericho had verslagen. Jozua heeft daar toen de man Gods ontmoet en een altaar gebouwd. Dus zijn het plaatsen met een oeroude traditie. Toch ziet Amos in die oude heiligdommen niet de plaats waar God echt gezocht en gevonden wordt. Daar is niet God te vinden, te midden van al het gedoe van offers, liederen en feesten. Nee, daar zijn vreemde goden. God spuugt er op en zegt: “Ik veracht uw feesten en kan uw samenkomsten niet luchten. Doe van Mij weg het getier van uw liederen, het getokkel van uw harpen wil Ik niet horen. Maar laat het recht als water golven en gerechtigheid als een immer vloeiende beek”. Wat nou? Is het dan niet goed om naar de “kerk” te gaan. Je kind te laten dopen, mooie psalmen en gezangen en praise-liederen te zingen? Ja, als het te maken heeft met “leven voor God”, “Hem zoeken en niet je zelf”, “het recht als water laten golven en gerechtigheid als een vloeiende beek”. En daaraan mankeerde het in Israël en ook bij ons. Israël was trots op zijn heiligdommen, een nationale trots, zoals wij ook trots zijn op onze oude kerken. En zij dachten: als wij de godsdienst daar maar goed in ere houden, dan komt het voor mekaar, dan komen we beslist in de hemel! Maar de eer, die zij gaven aan hun heiligdommen gold meer henzelf dan God. Herkent u deze melodie? Fascadegeloof wordt dit wel eens genoemd. “Kijk toch eens, hoe goed ik ben en wat ik allemaal doe!” Maar ondertussen kunnen de armen stikken en de noodlijdenden van ellende omkomen.

In de volgende verzen, vanaf vers 14, zegt de profeet hetzelfde: “Zoekt het goede en niet het kwade, opdat gij leeft en aldus de Here, de God der heerscharen, met u zij. Haat het kwade en hebt het goede lief, en houdt het recht hoog in de poort”. Ja, God is wel te zoeken, maar niet zoals het volk het doet en daar waar het volk Hem zoekt. Want over alle menselijke trots staat nog steeds Gods oordeel. Het zoeken van God mag niet vastzitten aan gebouwen en traditionele plaatsen, allemaal mensenwerk. De God, Die wij moeten zoeken, is de vrije God, de God Die Zich onttrekt aan het menselijke ingrijpen, de God Die leven schept uit het niets. Hanna zei het eens in haar loflied zo: “de God, Die doodt en doet herleven. Die naar het dodenrijk doet neerdalen en daaruit doet opkomen” (1 Samuël 2). Of zoals Paulus het verwoordde in Romeinen 4 vers 17: “Doe de doden levend maakt en het niet zijnde tot aanzijn roept”. Het is de God, Die Israël verkiest zonder enig andere voorwaarde dan alleen Zijn eigen liefde. Het is de Vader van Jezus Christus, Wiens kruis het oordeel is over alle menselijke vormen van religiositeit en vroomheid en wettelijkheid en Wiens opstanding het bewijs is van goddelijke macht. Het is deze God, Die we moeten zoeken, omdat Hij ons liefheeft en omdat wij zonder Hem niet kunnen leven. Ons leven wordt deze zoektocht! “Zoekt de Here en leeft!” De woorden staan in de gebiedende wijs: “Zoekt” en “leeft”. Leven is er alleen in het zoeken van de Heer, in de erkenning van Zijn heerschappij ook over je eigen leven, in navolging van Jezus Christus. Al het andere is dood, nietigheid, ijdelheid en het najagen van wind, zoals de Prediker het noemt. Het is in het beste geval slechts vegeteren, ook al lijkt het allemaal zo mooi, met die feestmaaltijden in Bethel en Gilgal en Beërseba. Wij hoeven wat dat betreft geen enkele hoop te koesteren. Gilgal voert onherroepelijk tot de galg, Bethel (huis van God) wordt tot Bet-awen (huis van teleurstelling, van nietigheid). Wie zich daarop verlaat, is verlaten. Wie hier leven zoekt, zal onherroepelijk de dood vinden. En dat is vandaag niet anders in onze kerken, met onze zogenaamde zekerheden, onze dogma’s en tradities, onze wetten en geboden. God zoeken wil in het woord van Amos zeggen, dat je niet langer je eigen theologische, confessionele, nationale en historische rechten behouden wilt. Deze bieden geen uitweg, alleen maar “de dood in de pot”. “Wie zijn leven liefheeft, die zal het verliezen” zegt de Heer in Johannes 12 vers 25.

Van ons wordt gevraagd alleen op het kompas van de Heer te gaan varen. Je moet je zelf in de waagschaal stellen en uit handen geven. “Zoekt de Heer, leeft!” Dat wordt vandaag ook het devies voor de dopelinge en haar ouders, voor ons allemaal!

De Doop wil ons vanmorgen betuigen, dat het waar is, wat Amos tot ons zegt. Want wie echt de Heer zoekt en Hem volgt in leven en sterven, die zal het ervaren, dat hij ook echt leven mag. De Doop wijst ons immers op Hem, die dood was en zie: Hij leeft! In de Doop reikt Hij ons Zijn leven aan. Gelukkig hoeven we niet meer te zoeken in Gilgal, Bethel en Beërseba, in Roomse of Protestantse kerken, Lutherse of Calvinistische dogma’s. Hij laat Zich vinden in Zijn Woord, in het teken van Zijn overgave aan het kruis voor verloren mensenkinderen: de Heilige Doop. Zoekt de Here, waar Hij Zich laat vinden: in de Doop. Daar is Hij helemaal, met al Zijn liefde en zorg voor ons, en met Zijn Zelfverloochening. “Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft…” In die Doop is God ook op zoek naar ons, hij buigt zich voorover naar ons neer. En wie zijn wij dan wel? Zondige mensen! Daarom: grijpt Hem vast, u allemaal! Voor u geldt de belofte en voor uw kinderen: “Zoekt en gij zult vinden!” We hoeven vanmorgen niet ver te zoeken, want de Heer laat Zich vinden, Zijn hart staat helemaal voor ons open, in de Doop. Wij mogen het Doopskleed dragen, dat is het nieuwe leven zelf. Luther zei eens: wat er ook met gebeuren zal, het deert me niet, want ik ben gedoopt, ik wandel in het kleed dat Hij mij gaf, het kleed van Zijn vergeving en verzoening. Het Doopskleed. Ook uw kleine wandelt straks in dat kleed. “Zoekt de Here en leeft!”

Wie Jezus’ kelk wil drinken
Zijn doop wil ondergaan,
Zal in de dood verzinken
En uit die dood opstaan.

Hij zal Zijn leven geven,
Hij maakt Zichzelf tot brood –
Hij sterft en anderen leven,
Hij overleeft de dood.

Gez.347, 7 en 8

Amen.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *