“Een koninkrijk van priesters en een heilig volk.”
Exodus 19, 6
God heeft Zich een volk gekozen, te midden van alle volkeren der aarde. Hij heeft dat volk apart gezet. En Hij eist dat dit volk zich geheel wijdt aan Zijn dienst. Maar Hij belooft ook, dat Hij zich op bijzondere wijze met dat volk bemoeien zal. “Nu dan, indien gij aandachtig naar Mijn woorden luistert en Mijn verbond onderhoudt, dan zult gij uit alle volken Mijn eigendom zijn.”
En dat gaat gebeuren. God houdt Zijn beloften. Door Zijn toedoen, Zijn onvermoeibare hulp, wordt een nomadenstam in de woestijn tot een volk in een prachtig land, dat vloeit van melk en honing. Hij behoedt het volk voor uitsterven door het te bevrijden uit de onderdrukking in Egypte. Hij maakt er een samenhangend volk van door het Zijn regels en geboden te geven op de Sinaï. Hij zorgt voor een eigen land: Kanaän. Hij leidt het door aan het volk koningen en priesters en profeten te geven. Hij helpt het in veel oorlogen en in de ballingschap in Babylonië. Werkelijk, dit volk heeft alles alleen aan God te danken! Wat geweldig is dat! En toch is het geen pais en vree. In de overeenkomst tussen God en Zijn volk komt al gauw de klad. “Indien gij aandachtig naar Mij luistert en Mijn verbond bewaart…” Zo had God gesproken. Maar het volk luistert niet zo aandachtig en is steeds weer geneigd Gods verbond lost te laten. Dit volk, dat alles aan God dankt, wil niet voor God leven. Later is God zelfs genoodzaakt te klagen: “Toen Israël een kind was, had ik hem lief, uit Egypte riep Ik mijn zoon. Hoe meer Ik hem riep, hoe meer zij van mij weken!”.
Dit lezen we in Hosea. Hoe komt dat nou? Wat wil dan dit ongehoorzame volk? Het wil, wat alle mensen willen: twee tegenstrijdige dingen. Aan de ene kant wel een bevoorrechte positie innemen, aan de andere kant niet de lasten en bezwaren daarvan ondervinden. Dus wel de lusten, maar niet de lasten! Het volk wil van God zijn, maar ook weer zijn als iedereen. De vreugden, maar niet de smarten. De voordelen, mar niet de nadelen. Het is fijn om een kind van God te zijn, alleen het moest niet zo veel verplichtingen met zich meebrengen!
En zo zien we in Israël, dat het steeds weer van God afvalt, andere goden achterna loopt, heidense gewoonten overneemt en zo Gods weg verlaat. En hoeveel geduld God ook met Zijn volk heeft, er komt een punt waarop Hij moet ingrijpen. Zo kan het toch niet verder gaan! Wie niet luistert, moet maar voelen., Het volk werd gestraft, het moest lijden, opdat het zou leren te gehoorzamen. Maar omdat er mensen zijn, die nooit iets willen leren, integendeel: die zich in het lijden verharden, daarom neemt God een deel van Zijn beloften terug. Niet voor iedereen zouden deze voortaan gelden, alleen voor de mensen die echt naar God luisterden. Niet dus voor het hardleerse Israël, alleen voor degenen, die echt Gods volk waren. Van nu af aan zal er een scheiding zijn tussen het Israël van naam en de zogenaamde rest van Israël. Zoals Paulus het later zegt: “Want ze zijn niet allemaal Israël , die uit Israël zijn. Het ware volk zal bestaan uit kinderen van de belofte (Rom.9)”. En zo wordt de kring van Gods heil met de mensen steeds nauwer. God was Zijn werk begonnen met de hele mensheid. Hij zette het voort via één volk. Nu werkt Hij door met een rest, een trouw gebleven minderheid van dit volk. Vergeet God dan de massa, die Hem zo hard nodig heeft? Nee, dat niet. Hij concentreert Zich alleen op enkelen om via hen opnieuw het grote aantal te bereiken. Tenslotte blijft er slechts één over, de grote Ene, Jezus Christus. Wanneer Jezus naar Golgota gaat, is Hij helemaal alleen het volk van God. Hij draagt helemaal alleen de zwaarte van Gods werk hier op aarde, Op dit moment is er zelfs geen rest meer. Er is slechts één mens, die gehoorzaam is tot aan de dood van het kruis. Maar die Ene doet dit vóór allen! Wij horen dit in de woorden van Kajafas uit Johannes 11: “Gij weet niets, en gij beseft niet, dat het in uw belang is, dat één mens sterft voor het volk en niet het gehele volk verloren gaat. Doch dit zeide hij niet uit zichzelf, maar als hogepriester van dat jaar profeteerde hij dat Jezus zou sterven voor het volk, en niet alleen voor het volk, maar om ook de verstrooide kinderen van God bijeen te vergaderen.”
En zo, door de dood van de grote ene, is de weg vrijgemaakt voor een nieuw volk van God, dat eens de hele wereld zal omspannen. Echt een nieuw volk. In Christus is de herschepping van de wereld begonnen. Wie in Christus is, is een nieuw schepsel! Het Koninkrijk van God doet zijn intrede in deze wereld. En de kerk mag dit laten zien. De kerk mag het niet alleen verkondigen, maar ook al laten zien. Dat het Koninkrijk gekomen is en onder ons aanwezig is. De kerk is een middel, dat God gebruikt om Zijn Koninkrijk zichtbaar te maken. Dat geeft ons kerkmensen een grote verantwoordelijkheid! Het gaat er immers om te worden, wat men is: een nieuw volk. We mogen en moeten leven op hoge toon, op de hoogte van de ons geschonken belofte. God zegt: “Ik zal hun God zijn en zij zullen Mijn volk zijn”. Maar Hij zegt ook: “Daarom gaat weg uit hun midden en scheidt u af!” (2 Kor.6, 17). Het volk moet zich dus onderscheiden, het heeft niet het recht te zijn “zoals de anderen”. Het mag niet in dezelfde fout vervallen als Israël, het moet niet een lichtje zijn, maar het licht der wereld. Daarom is het nodig, dat het werkelijk als een volk leeft, een nieuw volk, verenigd met Christus, zoals het lichaam met zijn hoofd. Een clubje individuen zou in deze wereld nooit een werkelijkheid kunnen vertegenwoordigen als het Koninkrijk van God. Daarom wordt de kerk ook Gemeente genoemd, een geheel aparte gemeenschap, een nieuwe verschijning in de wereld. Zo hebben de eerste Christenen het ook gevoeld, zij waren het tertium genus, het derde geslacht, naast de Romeinen en de Joden. Het was bedoeld als een scheldnaam, maar het werd een erecode. Zij waren met recht het derde geslacht: een geheel nieuw volk!
In de 2e eeuw na Christus ontstond een anoniem geschriftje, met de bijzondere naam “Herder van Hermas”. Het staat vol met allerlei visioenen. In één ervan ziet de schrijver bergen, allemaal verschillend van vorm en kleur. Hij vraagt aan de herder, wat dit toch te betekenen heeft. De herder legt uit, dat deze bergen de volken laten zien, allemaal verschillend van gevoel en geest. Vervolgens ziet de schrijver, dat er stenen van deze bergen zijn gehaald om daarmee een toren te bouwen. Hij ziet, dat deze stenen dezelfde kleur aannemen, ze worden allemaal stralend wit. De herder legt uit, dat deze stenen de mensen zijn, bijeenverzameld uit zeer verschillende volken. Mensen, die verenigd zijn in eenzelfde geloof en eenzelfde liefde, vandaar dezelfde kleur, deze schitterende witheid als van de zon. Echt een prachtig beeld! Heel goed gezien, want het behoren tot het volk van Jezus Christus schept een onverwoestbare band en laat een gemeenschap zien, vanuit de hoogte bijeengebracht als een toren, die veel sterker en mooier is dan alle gemeenschappen in die bergen beneden.
Dit nieuwe volk heeft dezelfde opdracht als Israël: om God bekend te maken aan de wereld. Het heeft ook dezelfde verantwoordelijkheid: “Gij zult Mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilig volk.” Maar het heeft ook dezelfde gevaren als Israël: om gelijk aan andere volken te worden. Het gevaar ook van het compromis: een gemakkelijk leventje met toch een vooruitzicht om in de hemel te komen. Dit gevaar wordt al gauw tastbaar in de kerk. Terwijl de Christenen het ene volk na het andere onderwerpen, kunnen zij zich toch niet vrij houden van de geest van die volken. En zo komt er heel veel vreemd goed de kerk binnen, denk maar aan de heidense kerstboom. De geest van het aardse, het op deze wereld gerichte, doet de Heilige Geest concurrentie aan. Het kerkzijn wordt meer en meer een gewone aardse business. Op deze manier houdt de kerk op een echt nieuw volk te zijn. De oude misverstanden, die het volk Israël bedreigd hebben, hebben ook de kerk in zijn eigenlijke bestaan en opdracht uitgehold. Je ziet het in de verdeeldheid onder de Christenen, waardoor er meer en meer kerken zijn ontstaan. Christenen die uittreden en een nieuwe kerk gaan stichten, allemaal mensenwerk. De PKN wordt gesticht en er ontstaan weer drie nieuwe kerken. Slechts hier en daar en misschien ook op het zendingsveld weten de kerken elkaar weer te vinden om iets van die witte toren van de Herder van Hermas te laten zien. O ja, de kerken doen nog wel grote dingen. Vandaag krijgen ze weer een plek in de maatschappij, om de regering te helpen bij de uitvoering van de Wet op de Maatschappelijke Zorg, de WMO. Maar met haar eigenlijke taak: God te verkondigen en een heilig volk te zijn is het droevig gesteld.
En nu vraagt u zich natuurlijk af: wat moeten we daar nu mee als Gemeente van Kattendijke? Ik heb vanuit het Oude en het Nieuwe Testament laten horen wat kerkzijn is, wat God met ons als Zijn volk wil, welke opdracht we hebben en zo. Wij, zeg ik, want we zijn er allemaal bij betrokken, persoonlijk en als Gemeente. De Gemeente zou je een plaatselijke afspiegeling van de kerk kunnen noemen. Elke Gemeente is daarom geroepen Christus’ lichaam te zijn. Daarvoor zijn twee dingen nodig: dat je leeft in Christus, in afhankelijkheid van en verbonden met Christus, zoals een lichaamsdeel vast zit aan het lichaam. En het tweede is, dat je in Hem een gemeenschap vormt met andere gelovigen. Alle lichaamsdelen samen vormen het lichaam. Zo is het ook met de Gemeente. Als de organen van een lichaam allemaal goed functioneren, is het lichaam gezond en ademt het een gezonde geest. Praktisch betekent dit, dat een Gemeente geen vereniging is, want een vereniging wordt door de wil van haar leden gevormd en ook opgeheven. Maar de Gemeente is in ’t leven geroepen door de Heer. Een vereniging heeft alles te maken met een bepaald aspect van het leven van de leden, bijvoorbeeld voetballen of schaken. Maar de Gemeente moet een omlijsting zijn van alle aspecten van het leven. Een vereniging heeft reglementen, maar de Gemeente heeft tucht en leiding van de Heilige Geest. Als we zo gaan vergelijken, zien we al direct, dat de Gemeente – zoals wij die praktiseren- veel weg heeft van een vereniging. Is onze Gemeente hier eigenlijk meer dan een clubje mensen, die zich uitsloven wat voor elkaar te betekenen en te organiseren? Herkent u nog wel het gevoel van de eerste Christenen: een nieuw genus te zijn, een nieuw geslacht, een nieuw volk van God, een witte toren in het Zeeuwse land? Geheel afhankelijk van onze Heer en levend onder de tucht en de leiding van de Heilige Geest? “Een koninkrijk van priesters, een heilig volk zult gij zijn, en niet als de andere volken!”. Laten we daar eens serieus over nadenken! En praat daar ook eens met elkaar over, wat dit betekent voor onze Gemeente. Wij belijden te geloven in een heilige algemene Christelijke Kerk, de gemeenschap der heiligen. Wat dat is en hoe we dat in de praktijk moeten brengen, denk daar over na en spreek daar over met elkaar. Koninkrijk van priesters, heilig volk!
Amen.
Kom een foutje tegen: “de herder van hermAs” moet het zijn
Hartelijk dank, de fout is gecorrigeerd.