1 Petrus 4, 7
“Het einde aller dingen is nabijgekomen.”
Het einde van het jaar is bereikt. Het begin van een nieuw jaar staat voor de deur. Hoe is het dit jaar voor u geweest? Een jaar vol van genade?
Het einde van alle dingen is nabij gekomen. Zo spreekt de apostel Petrus. Wat bedoelt hij daarmee? Dat het laatste uur van de wereld heeft geslagen? Zeker ook. Want uit allerlei uitspraken van Jezus en de apostelen blijkt wel, dat zij de komst van de Dag des Heren als zeer nabij verwachten. De laatste dagen waren aangebroken. De oude profeet Joël had dit al verkondigd en met Pinksteren werd dit bevestigd:
“Het zal zijn in de laatste dagen, dat ik van Mijn Geest zal uitstorten op alle vlees.”
Daarmee begint de eindtijd. De oude wereld is voorbij, zie de nieuwe wereld is gekomen. “Zie, ik maak alle dingen nieuw!” zegt de Here Jezus.
In die zin moeten we ook onze tekst verstaan: “Het einde van alle dingen is nabij gekomen.” Wij zitten er al middenin en we gaan haastig naar de Grote Dag! Gods dag! Hoe lang dat nog gaat duren, dat zegt de apostel niet. Wat hij wel weet is, dat het einde spoedig komt en dat wij daarmee rekening moeten houden in ons leven.
“Komt dus tot bezinning en wordt nuchter, opdat gij kunt bidden, opdat God in alles verheerlijkt worde!” Een Gemeente, die in afwachting is, bidt ook: “Kom Heer, kom spoedig!” En als wij zo bidden, dan mogen de jaren voorbijgaan, uren, dagen, maanden jaren, maar dan gaan we toch weer met nieuwe moed het nieuwe jaar in omdat het ons dichter brengt bij de heerlijke dag van de Heer, de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Het einde van het jaar brengt ons de boodschap van het einde van alle dingen, van alle vergankelijke dingen, ook dat van ons leven, van het oude dat heeft afgedaan, omdat het nieuwe, het onvergankelijke, het eeuwige staat te komen. Daarom niet getreurd, het hoofd omhoog het hart naar Boven, hier beneden is het niet! We mogen uitzien naar grote en heerlijke dingen, die gaan beginnen!
Blijdschap aan het einde van het jaar, kan dat eigenlijk wel? De heerlijke dag van God is toch ook de dag van Zijn oordeel? Wat hebben we ook in het afgelopen jaar niet veel verkeerde dingen gedaan en gedacht! Wat een zonden, wat een gebrek aan dankbaarheid, wat een liefdeloosheid, wat een ongeloof! Als God Zelf ons er niet doorheen had geholpen, zouden we elke dag gestruikeld zijn. Wij, arme zondaren, hoe kunnen we op het eind van het jaar nog voor Gods Aangezicht verschijnen? Hoe kunnen we nog hopen op een nieuw begin? Met blijdschap nog wel. Nee, met angst staan we daar. Zoals Mozes zei in Psalm 90: “Wie kent de sterkte van Uw toorn en Uw verbolgenheid, naardat Gij te vrezen zijt? Gij stelt onze ongerechtigheden voor U, onze heimelijke zonden in het licht van Uw aanschijn.”
Mag ik dan toch nog op genade hopen? Ja! “Mijn genade is u genoeg!” zegt God tot Paulus, als de zonde hem benauwt. En de Psalmdichter heeft het ook al uitgezongen: “Uw genade is kostelijker dan het leven!” Het einde van alle dingen betekent, dat Gods oordeel over de wereld en de mensen zal gaan, maar nog veel meer: dat de volheid van Gods genade in Jezus Christus het oude zal bedekken: vergeven, verzoenen, wegdoen, om zó alles nieuw te maken, ook uw zondige leven!
Het einde van het jaar vieren we vanuit de boodschap, die we deze week gehoord hebben: “Zie, u is heden de Zaligmaker geboren!” en in het licht van Christus’ getuigenis op Golgota: “Het is volbracht”.
“Het einde aller dingen is nabij gekomen”. Het is niet alleen een vaststelling van de apostel, maar ook een ernstige waarschuwing. Bidt en weest nuchter en hebt bestendige liefde jegens elkaar! Je kunt zeggen: adeldom verplicht! Staan we in het licht van de heerlijke dingen die we mogen verwachten, dan moeten we dat ook laten zien! We moeten de hoop, die in ons is, uitstralen! Ze zegge wel eens: Christenen hebben vandaag te weinig uitstraling. Bidden en elkaar liefhebben, daar mankeert het aan. Ook in Petrus’ tijd waren de mensen zo. In deze dagen van het oude jaar kunnen we misschien, wat dat betreft, nog iets inhalen, iets goedmaken. Alle dingen vergaan, het einde van alle dingen is nabij. Maar Gods liefde zal eeuwig bestaan! En al wat gedaan werd uit liefde tot Jezus… U kent dit lied wel.
Het is niet gemakkelijk uit liefde te leven, dat kost veel kracht. En op het einde van het jaar nog iets goedmaken, dat moet je gegeven worden, dat krijg je niet uit je zelf, daar moet eerst om gebeden worden. Liefde en gebed horen bij elkaar. Niet voor niets noemt Petrus beide in één adem. Liefde kan niet zonder gebed. Daar moet kracht van Boven bijkomen. “Tot U Heer hef ik mijn ziel op” zo bidt de dichter van Psalm 25. Je ziel, dat is je hele wezen. Alles mag je brengen tot God! Je hart en je zorgen, je treurnis en je tranen, maar ook je rust en vrede en vreugde en hoop. Niets hoef je achter te houden voor Hem, Die de zonden vergeeft, de zorgen verlicht, de tranen droogt en rust geeft in deze onzekere crisistijden In dit gebed ontvangen wij vergeving, je leert ook dat je van vergeving leven moet. Je ontvangt vergeving van God en schenkt vergeving aan elkaar. Zo komt verzoening tot stand. De Duitser heeft daar een prachtig woord voor: Widergutmachung. Dat het weer goed wordt gemaakt tussen u en die ander, zoals Christus het goed heeft gemaakt voor u bij God.
Als we zó het jaar kunnen besluiten, biddend en elkaar liefhebbend en goedmakend wat verkeerd is geweest, dan wordt het einde ook van dit jaar beslist goed.
Toch is daar het laatste nog niet mee gezegd. Tenminste, dat vindt Petrus. Nadat hij ons op het hart gedrukt heeft lief te hebben en onze gaven als goede rentmeesters ten behoeve van elkaar te gebruiken, eindigt hij met “opdat in alles God verheerlijkt worde door Jezus Christus, aan Wie de heerlijkheid is en de kracht, in alle eeuwigheid. Amen.”
Het gaat dus tenslotte niet om ons zelf en om onze rust en zaligheid, maar het einde van alle dingen is in God. Het einde van deze wereld is, dat God onder ons zal wonen. Het einde van dit jaar mag en moet zijn, dat God verheerlijkt wordt. En de slotsom moet wezen: Geloofd zij God, Prijst de Heer! Ook als we een slecht of vervelend jaar achter ons laten, ook als wij verliezers waren, als we door de diepte heen moesten, toch blijft ons laatste woord: niet ik, maar U, Uw Naam moet eeuwig eer ontvangen! “Amen”, zegt de apostel daarop. Het einde roept ons tot de eer van God! De laatste toon van het jaar mag niet zijn de roem van de mens, zo van “tjonge, tjonge, dat heb ik toch mooi voor elkaar gebracht dit jaar, nee, de laatste toon komt toe aan God: dank U, dank U voor die genade, die ik als zondaar niet verdien!
En als we nog eens terugkijken op het afgelopen jaar, dan moeten we toch wel zeggen, dat er veel in was wat we aan God te danken hebben, of niet soms? Hij heeft ons op de been gebracht en gehouden, Hij heeft ons getroost, Hij vergaf ons de zonden, elke dag weer opnieuw!
Laten we daarom God dankzeggen! Het einde van alle dingen is nabij gekomen. De Heer komt naar ons toe. De eeuwen snellen tot de voleinding. Alles telt af naar de grote dag van Christus, te beginnen bij het nieuwe jaar.
‘k Heb geloofd en daarom zing ik,
Daarom zing ik U ter eer,
’s werelds Heiland, Hogepiester,
Aller heren Opperheer.
Zoon van God en Zoon des mensen,
O, kom spoedig in Uw kracht
Op des hemels wolken weder!
Kom, Heer Jezus,, kom, ik wacht!
Amen.
Lees Romeinen 8 en Kolossensen 3
Er is geen veroordeling(verdoemenis) meer voor die in Christus zijn door het geloof en niet volgens hun eigen oude zondige ik wandelen, maar wandelen naar de Geest en zich door die Geest laten leiden.(het nieuwe ik of nieuwe mens)
Dan doodt je ook door diezelfde Geest je zondige neigingen voordat ze kans krijgen om je te doen zondigen.
Dat is de genade der waarheid!
In vele kerken wordt deze verlossingsdaad onderbelicht en weggeredeneerd, men blijft dan een soort bedelaar, terwijl Christus ons wil zegenen met alle geestelijke zegeningen vanuit de hemel en overvloed, dat is mijn ervaring, ondanks het lijden wat ook mij niet bespaard wordt…