Filippensen 4, 4
Verblijd u in de Here te allen tijde! Wederom zal ik zeggen: verblijdt u!
We hebben vandaag een beschrijving van het christelijke leven, zoals Paulus dat ziet en ook zelf ervaart. Er wordt in de Bijbel we vaker over de uitwerking van het geloof in een christelijk levenspatroon gesproken. Ze worden ons als een soort spiegel voorgehouden. We moesten er wat vaker in kijken! Ik zie bijvoorbeeld in het Oude Testament Psalm 15: “Here, wie mag verkeren in Uw tent? Wie mag wonen op Uw heilige berg? Hij, die onberispelijk wandelt en doet wat recht is en waarheid spreekt in zijn hart…” En die mooie Psalm 24: “Wie mag de berg des Heren beklimmen, wie mag staan in zijn heilige stede? Die rein is van handen en zuiver van hart…” Ook in Jesaja 33 vs.14 vv vinden we iets dergelijks: “Wie kan verteren bij een verterend vuur; wie van ons kan verkeren bij een eeuwige gloed? Hij, die in gerechtigheid wandelt en oprecht spreekt…” U hoort het, de kernwoorden van een Gode welgevallig leven zijn: recht, gerechtigheid, oprechtheid, waarheid rein van handen, zuiver van hart.
In het Nieuwe Testament zijn dergelijke beschrijvingen nog veel talrijker. Ik denk aan de zaligsprekingen en de Bergrede en veel woorden van Jezus, die de mensen de weg willen wijzen. Ik denk vooral ook aan de brieven van de apostelen, vooral die van Paulus. Het was voor de eerste Christenen ook heel belangrijk te weten, hoe zij leven moesten, God welgevallig en de Gemeente dienend. Neem bv. Galaten 5, waar de werken van het vlees tegenover die van de Geest worden geplaatst. En neem 2 Petrus 1, 5-7: “Maar schraagt om deze reden met betoon van ijver de deugd, door de deugd de kennis, door de kennis de zelfbeheersing, door de zelfbeheersing de volharding, door de volharding de godsvrucht, door de godsvrucht de broederliefde en door de broederliefde de liefde jegens allen.” En niet te vergeten het beroemde hoofdstuk Romeinen 12: “De liefde zij ongeveinsd. Weest afkerig van het kwade, gehecht aan het goede. Weest in broederliefde elkaar genegen, in eerbetoon elkaar tot voorbeeld… Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede.” Dan is daar nog de beroemde “huistafel”, zo wordt dit stuk genoemd, uit Ephese 4, 25 t/m hoofdstuk 6, waar het gaat over de levensopenbaring van de nieuwe mens, het navolgen van God en de wapenrusting van God. Tenslotte wil ik nog stilstaan bij 1 Thessalonicenzen 5: “Maar gij, broeders, zijt niet in de duisternis, zodat de dag des Heren u als een dief overvallen zou; want gij zijt allen kinderen des lichts en kinderen des dags. Wij behoren niet aan nacht en duisternis toe; laten wij dan ook niet slapen gelijk de anderen. Doch wakker en nuchter zijn.”
Al deze stukken, ook onze tekst uit Filippenzen 4, gaan over de christelijke levenswandel. De verschillende kanten daarvan worden beschreven. De Filippenzenbrief is heel bijzonder door zijn blijde toon. Ook neemt Christus Zelf er een grote plaats in en dat betekent voor de mens: het in-Christus-zijn. Het leven van een Christen kan daardoor eigenlijk in drie woorden samengevat worden: “in de Heer”. Ook is het heel bijzonder, dat Paulus op zo’n rustige toon aan de Gemeente in Philippi kon schrijven, zo zonder klagen en opstandigheid. Want hij zat in de gevangenis, toen hij deze brief schreef, en had het allesbehalve gemakkelijk. We weten niet precies, waar dat geweest is, in Caesarea of zelfs in Rome. Het was in ieder geval op zijn laatste zendingsreis, toen hij met ingezameld geld voor de armen in Jeruzalem in Caesarea aan land kwam en daar gevangen genomen werd. Hij werd beschuldigd van ondermijning van het keizerlijke gezag. Hij had het er vreselijk moeilijk mee. Luister maar, hoe hij schrijft: “Van beide zijden word ik gedrongen: ik verlang heen te gaan en met Christus te zijn, want dit is verreweg het beste; maar nog in het vlees te blijven is nodig om uwentwil. En in deze overtuiging weet ik, dat ik zal blijven en voortdurend bij u allen zijn, opdat gij verder moogt komen en u in het geloof verblijden. Dan zult gij ruimschoots reden hebben om over mij te roemen in Christus Jezus, wanneer ik weder bij u kom”.
(Fil.1, 23-26).
Paulus kan dit zeggen vanuit zijn sterke verbondenheid met Christus, waarvan hij tevoren getuigt in de beroemde tekst: “Want het leven is Mij Christus en het sterven gewin” (vs.21). Ondertussen dankt hij God, zo vaak als hij aan zijn Gemeente denkt, en met blijdschap kan hij voor haar bidden, dat haar liefde steeds overvloediger mag worden in helder inzicht en alle fijngevoeligheid om te onderscheiden waarop het aankomt. “Dan zult gij rein en onberispelijk zijn, tegen de dag van Christus, vervuld van de vrucht va gerechtigheid, welke door Jezus Christus is, tot eer en prijs van God (Fil.1, 9-11). Blijdschap is het hoofdmotief in de hele brief! Zo is het ook in onze tekst uit Fil.2: “Verblijdt u in de Heer te allen tijde! Wederom zal Ik zeggen:verblijdt u!”.
Kun je blijdschap eigenlijk wel gebieden? Moet die niet spontaan in iemands hart opkomen? Dat is wel zo, maar het gaat hier ook niet direct om een gebod. Het is meer een elkaar wijzen op wat goed en nodig zou zijn. Daarbij komt het meer aan op hoe je in het leven staat dan op de omstandigheden, waarin je in het leven staat. Je kunt arm en ellendig zijn, en toch blij, omdat je weet hebt van Gods steun en van de heerlijke toekomst die je wacht. Neem nou de heilige Franciscus, u weet wel, de monnik die met de dieren sprak. Hij heeft zo veel tegenslagen gehad in het leven en ook veel verdriet, maar juist daarin mocht hij het toppunt van blijdschap ervaren. Het gaat bij dit alles m je levenshouding, zeg maar je christelijke identiteit. En daarin kunnen we elkaar best tot steun zijn, door elkaar te wijzen op de richting, die tot blijdschap voert.
Waarom kan een mens nog blij zijn in deze wereld vol ellende? Hoezo blijdschap? Paulus zegt niet: hierom of daarom. Dat zou ons ook niet verder helpen, want je zou er gemakkelijk allerlei dingen tegenover kunnen stellen, die een mens helemaal niet blij kunnen maken, integendeel, alleen maar verdrietig. Je zou dan gaan wikken en wegen. “Ik blij? Nou, moet je horen, wat mij overkomen is!” Nee, daar heb je allemaal niks aan. Zo komt niemand tot echte blijdschap! Paulus doet dat dan ook niet. Hij zegt alleen: “Verblijdt u, en nog eens zeg ik: verblijdt u – in de Heer.”
Op dat laatste komt het aan, de drie woorden: “in de Heer”. Het is niet “om de Heer” of “over de Heer”, maar het is “in de Heer”. Als je “in de Heer” bent, doortrekt de blijdschap je helemaal en altijd, onafhankelijk van de omstandigheden waarin je verkeert. U kent dat allemaal wel, dat je in het gewone leven soms een moment van intense blijdschap hebt, een gevoel van innig geluk. De uitwendige omstandigheden zijn niet veranderd, maar er is een lichtstraal op gevallen, die ze opeens een heel ander aanschijn geven. Je voelt je er als ’t ware bovenuit geheven. De wolken zijn nog helemaal niet opgetrokken, maar je bent er opeens niet meer bang voor. Je ziet de donderbui niet meer, maar je verheugt je over de mooie lichtschakeringen, die zij tevoorschijn tovert, en opeens is daar een regenboog! De boog van Gods beloften! En je kunt er weer tegenop. Je wordt helemaal blij. Het is een gevoel van hogere orde, het geeft je moed om verder te gaan tegen de verdrukking in. Oh wat ben je dan blij dat je leven mag! Ik denk, dat Paulus zo’n stemming bij ons wil wekken, en dat niet een enkele keertje, zoals wij dat ook wel eens hebben, maar blijvend: “te allen tijde”. Dat alles betekent die eenvoudige toevoeging: “in de Heer”. Niet in je zelf, maar in de Heer!
Waarom? Omdat je het eigendom bent van de Heer! Hij is van u, en u bent van Hem. Zo ziet het leven van een Christen er uit. Hij is niet meer van zichzelf, maar van iemand anders: van de Heer. En nu zou ik u willen vragen: beseft u dat eigenlijk wel? En beseft u welk een oneindige reden tot blijdschap daarin gelegen is?
Je kunt het verstandelijk gaan uitleggen, waar die blijdschap dan vandaan komt. Je kunt wijzen op de vergeving van de zonden. Natuurlijk, dat is een groot goed.
Iedereen heeft daarmee te maken, omdat we allemaal zondige mensen zijn. We hebben beslist wel iets in het leven ergens weggestopt, waar we niet meer aan denken willen. Wat heerlijk dan om te mogen geloven in de vergeving van de zonden! Dat ook ons tot ons gezegd zal worden in het laatste oordeel: “Mijn zoon, mijn dochter, uw zonden zijn u vergeven.” Als er iets is, dat ons blij kan stemmen, is ’t toch dat wel!
Je kunt ook wijzen op de nabijheid van de Heer. Er zijn ogenblikken in het leven, waarop je je zo verlaten voelt, zo moe en machteloos, zo zonder doel en hoop in de wereld, dat je wel weg zou willen zinken in het niets. Wat is het dan een blijdschap, wanneer je opeens beseft dat Christus er voor je is: een Heiland, die je nooit in de steek laat, een Helper groot van kracht, een Gids die je leidt door de doolhof, wat het leven soms is, een Trooster in alle droefheid en narigheid. Er zijn ogenblikken, waarin alles ons ontzinkt: je hebt je man of vrouw verloren, een kind, vader of moeder, een levenspartner, een lieve vriend of vriendin, misschien ook een hoop of verwachting, een stuk zekerheid, je werk, je inkomen. Wat een blijdschap overkomt je dan, wanneer je opkijkt naar de Hemel, vanwaar uw Hulpe komen zal. De Hemel met het Vaderhuis, waar voor al onze geliefden en straks ook voor ons een plaats is toebereid? En zo kan ik nog veel meer dingen noemen, te veel om op te noemen!
Toch denk ik, dat we daarmee, door zo de blijdschap verstandelijk te beredeneren, nog niet tot de diepste kern er van komen. Die is eenvoudig niet uit te spreken, het is een groot geheim tussen de mens en zijn Heiland. Wij zijn des Heren, wij zijn in de Heer. Komt niet vanzelf de vraag van de apostel ook bij ons op, de vraag uit Romeinen 7: “Wat zullen wij dan van deze dingen zeggen? Als God vóór ons is, wie zal dan tegen ons zijn?”. Alleen al daarom worden we zo ontzettend blij, is er iets mooiers dan dat?
Een Christen kan niet anders dan blij zijn. Het moet van je afstralen. Het komt voort uit de innige verbondenheid tussen de mens en de Heer. Ik heb eens gelezen, hoe een acteur Psalm 23 voorlas, heel mooi, indrukwekkend zelfs. De mensen klapten Daarna las een oude man, door het leven getekend, diezelfde Psalm voor. Toen bleef het minuten lang stil. Wat is ’t geheim? De acteur kent de Psalm, de oude man kent de Heer.
Veel zogenaamde Christenen laten een somber gezicht zien, ze zijn klagerig en bang. Laten we ook onszelf wat dat aangaat eens op de proef stellen. Er zijn velen, die ogen hebben en niet zien, oren hebben en niet horen, een mond en niet spreken, een gezicht en niet lachen. Zo hoeft het gelukkig niet te zijn. Wie de Heer kent, mag blij zijn.
”Verblijdt U in de Heer”, te allen tijde, ”Ja verblijdt U in de Heer!”
Amen.
Wat een mooie bijbelstudie over de bron van blijdschap. Ik werd er echt blij van om te lezen dat het geheim van alles het blijven in.Hem.is. Wat herken ik dat. Als ik niet verbonden ben met mijn.Heer dan.is dat de bron van veel ellende.