Heerlijkheid en liefde, in duisternis en lijden.
Johannes 13, 31-35
“Nu is de Zoon des mensen verheerlijkt en God is in Hem verheerlijkt.
Een nieuw gebod geef Ik u: dat gij elkander liefhebt.”
Het gaat in deze woorden van Jezus over heerlijkheid en liefde. Het is goed om daar in de Lijdenstijd eens bij stil te staan.
Heerlijkheid, dat is een oud begrip, dat we al vroeg in het Oude Testament tegenkomen. Dan gaat het over de heerlijkheid van God, Zijn “kabod”. Daar wordt God Zelf mee bedoeld. Wij zien die heerlijkheid, als God verschijnt in storm en vuur, in wolken en bliksemstralen, in donderslagen en veel lawaai. De mens kan het onder de aanblik van Jahwe’s heerlijkheid niet uithouden. Daarom wordt deze ook versluierd door een wolk. Zo ging Jahwe het volk vóóruit in een wolk- en vuurkolom, dwars door de woestijn. Zo is God “verhuld” temidden van Zijn volk aanwezig. De Israëlieten zelf zien Gods heerlijkheid niet, maar als zij de wolk zien, dan weten zij dat God daar aanwezig is. En zo is het ook later in de tempel. Als zij de gordijnen zien, waarachter zich het “Heilige der Heilige” bevindt, dan weten zij ook daar God aanwezig.
Elke Israëliet leeft in eerbied voor God en in gehoorzaamheid aan God. Daar hebben zij een passende uitdrukking voor: “Jahwe kabod geven”. God de eer geven, die alleen Hem toekomt! Daarom is de verering van Baäls en andere afgoden ook zo’n ergernis in Israël. Dat betekent immers, dat mensen Jahwe niet meer zo belangrijk vinden, dat men geen respect meer voor Hem heeft. De zonde van Israël is altijd geweest, dat men Jahwe onderschatte, hoewel Hij had geopenbaard, hoe machtig Hij is. De Psalmen en de profeten wijzen daar herhaaldelijk op. Eens zal dat afgelopen zijn, dat gemarchandeer met Jahwe. Want dan zal Hij Zijn heerlijkheid aan alle volken openbaren. En alle mensen zullen zien, dat Hij de Enige is, die verdient gehoorzaamd en geloofd te worden. Dat zal gebeuren in het vrederijk, dat eens zal komen en waarin God alles in allen zal zijn. Psalm 57 bijvoorbeeld spreekt daar van (vs.6): “Verhef U boven de hemelen, o God; Uw heerlijkheid zij over de ganse aarde!”
In het Nieuwe Testament is dat precies zo. Het Griekse woord voor heerlijkheid is “doxa”. We zien dat bijvoorbeeld in de Kerstgeschiedenis: “En opeens stond een engel des Heren bij de herders en de heerlijkheid des Heren omstraalde hen.” Bekend is ook de uitdrukking: God de eer geven. Dat betekent niet: God iets geven, wat Hij tevoren niet had, maar actief erkennen dat Hij alleen waard is om God te zijn. De brieven van Paulus eindigen vaak met zo’n “doxologie”, waarin God de eer gegeven wordt. Bijvoorbeeld het eind van de Romeinenbrief: “Hem, de alleen wijze God, zij door Jezus Christus de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen.”
Ook de Here Jezus heeft de doxa, Hem geschonken door Zijn Vader in de hemel. We denken bijvoorbeeld aan de verheerlijking op de berg, waar Hij met Mozes en Elia in de heerlijkheid van God verschijnt. Jezus bidt Zelf ook meerdere keren om Zijn verheerlijking, bijvoorbeeld in het hogepriesterlijk gebed uit Johannes 17: “Vader, het uur is gekomen; verheerlijk Uw Zoon, opdat Uw Zoon U verheerlijke…” Bij de bruiloft te Kana heeft Jezus ook Zijn heerlijkheid geopenbaard, maar dit was alleen door het geloof te zien. Het Johannes Evangelie getuigt hiervan al helemaal aan het begin: “Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de Eniggeborene des Vaders, vol genade en waarheid.” (Joh.1, 14) Al deze teksten in het Nieuwe Testament grijpen terug op het Oude Testament, waarin de kabod van Jahwe bezongen wordt. Daar is geen verschil tussen de heerlijkheid van God en die van Jezus. Hem, Jezus, komt die heerlijkheid toe, want Hij is de Heer, de Zoon van God.
En nu wordt er in ons tekstwoord verband gelegd tussen die goddelijke heerlijkheid en de menselijke liefde. Niet, dat de mens, die God en zijn naaste liefheeft, als vanzelf in de heerlijkheid van God komt te staan. Maar juist omgekeerd: dat de mens, die al in de heerlijkheid van God staat, God en zijn naaste kan liefhebben. De gelovigen bij Jezus, de discipelen en anderen die Hem volgden, zullen gaan delen in Zijn heerlijkheid en daar verlangen zij ook naar. Maar dat is niet een zaak van de toekomst, dat overkomt hen al in het heden, elke dag. Wie gelooft, hééft eeuwig leven! Jezus zegt het Zelf. Als je gelooft, sta je al in de heerlijkheid van God. Je ziet het alleen niet zo en je merkt het niet zo direct. Maar de verheerlijking is al begonnen, we staan er midden in, maar eens zal het ten volle geopenbaard worden. Bij de wederkomst van de Heer, als de Zijnen ten volle aan Zijn heerlijkheid deel zullen krijgen.
Waar het vooral in onze tekst om gaat is dit: dat je God en je naaste gaat liefhebben, als je al in de heerlijkheid van God bent gaan staan. Die heerlijkheid maakt een mens zo blij, dat hij vanzelf ook anderen daarin wil laten delen. Dat doe je in de liefde! De vreugde over Gods genade aan ons, dat is Zijn ongekende heerlijkheid, daaruit vloeit de liefde als teken van onze dankbaarheid voort. Misschien zegt u wel: maar dan zal er niet veel liefde zijn, want echte vreugde zie ik niet zo om me heen en bij me zelf ook niet. Het is alles zo donker en triest. Toch moet u dat niet zo direct zeggen. Het valt niet te ontkennen, dat er veel triestheid is in de wereld om je heen, in the “struggle for life”, ondanks de vredesmissies en het werk van de “goede doelen” en alles wat er ook aan goeds gebeurt. Maar het was nog veel donkerder in de wereldgeschiedenis, toen Jezus deze woorden sprak. Judas was juist heengegaan. Hij had de Paaszaal verlaten om te gaan doen, wat hij moest doen: het meest donkere werk dat ooit gedaan is. En juist dan, op dat zelfde ogenblik, zegt Jezus: “Nu is de Zoon des mensen verheerlijkt en God is in Hem verheerlijkt.” Dus juist waar het ergste gaat beginnen, het lijden en sterven van de Heiland der wereld, te beginnen met het verraad van Judas en even later de verloochening van Petrus, juist dan spreekt Jezus over heerlijkheid. Hoe is dat mogelijk? Laten we niet zeggen, dat Jezus als Zoon van God de uitkomst al wist, Want als we dat doen, raken we de kern van de tekst niet. Als Jezus van heerlijkheid spreekt, denkt Hij aan het lijden en sterven zelf. Hij weet, dat dit de verheerlijking en verhoging al is! De verhoging ligt niet alleen in de Opstanding en Hemelvaart, maar ook al in de kruisiging. Wij zouden zeggen, dat Jezus door het lijden heen tot de opstanding kwam. Dat lijkt ons logisch. Maar dat is al te menselijk gedacht. Alsof de heerlijkheid pas ná het lijden kwam! Maar het is lijden en heerlijkheid inéén, heerlijkheid midden in het lijden! Hoe kan dat nou? Dat kan alleen, omdat dit lijden heilig lijden en sterven is. Voor mensen onbegrijpelijk, ook geen begaanbare weg. Maar voor God is het de weg, omdat er het offer in zit! Het verzoenend sterven, waarin de schuld der wereld verzoend wordt, waarin onze misdaden ongedaan gemaakt worden. Daar gaat het God om! Dat is Zijn eigenlijke heerlijkheid. Dat God hiertoe bereid is.
Vraagt God dit nou ook van ons? Ja, ik denk het wel. Je komt pas in de heerlijkheid te staan, als je ook bereid bent het offer te brengen. En wat is dat nodig! In deze wereld, waarin iedereen voor zich zelf vecht, met alle gevolgen van dien. Daar is inderdaad veel triestigheid en onrechtvaardigheid en mishandeling van mensen, kinderen en dieren. De duisternis van de Godverlatenheid, welke over Golgota hing, hangt nóg over de aarde. Daarom zien wij zoveel donkerheid om ons heen. Dat maakt je soms bang. Hoe kan het bestaan, dat in een Engels dorp in een jaar tijd 17 jongeren zich het leven benamen? Hoe kan het bestaan, dat bijna in de helft van alle huwelijken in Nederland de partners elkaar niet meer kunnen verdragen en de huwelijksband doorsnijden? Vele vragen komen op ons af. Toch is in onze duisternis God Zelf aanwezig. Hij is nergens zo nabij dan juist in die Godverlatenheid. En Hij worstelt net als wij met het grote raadsel van het kwaad. En Hij brengt verzoening aan van de schuld, die we allemaal met ons meedragen. Dat is kracht en heerlijkheid in duisternis en lijden. Wij kunnen die beleven in de liefde, maar dan ook alleen in de liefde. Zonder de macht van de liefde zouden we het niet volhouden. Uit ons zelf zouden we liever maar ophouden, er het bijtje bij neer gooien. Maar de liefde zet door en blijft vertrouwen, in het vaste geloof dat God het redt! Niet alleen aan de kant van de mensen is er dat vaste vertrouwen, maar vooral ook bij God. Dat Hij zo met ons bewogen is, dat Hij Zijn Eniggeboren Zoon gegeven heeft als een zoenoffer aan het kruis, dat is pure liefde! Liefhebben is het geheim tussen God en mens, zoals het dat ook is tussen twee mensen. In de wederkerige liefde valt het leven alleen te leven. In de liefde tot elkaar, tot God en de naaste, is het leven leefbaar. Hieraan is ook te zien, dat wij discipelen zijn van Jezus, als wij liefde hebben onder elkaar.
Maar hebben wij dat ook? Liefde onder elkaar? Kunnen wij over de liefde spreken net zoals Paulus dat deed in 1 Kor.13: “De liefde is lankmoedig, goedertieren, niet afgunstig, zij praalt niet, is niet opgeblazen, kwetst niemands gevoel, zij zoekt zichzelf niet, wordt niet verbitterd, zij rekent het kwade niet toe, zij is niet blij over ongerechtigheid, maar zij is blij met de waarheid; alles bedekt zij, alles gelooft zij, alles hoopt zij, alles verdraagt zij…”
Heerlijkheid en liefde in lijden en duisternis. Laten we daar eens over nadenken. En het ook gaan toepassen in ons leven. Midden in de Lijdenstijd. Wij allemaal persoonlijk, maar ook samen als Gemeente, als Kerk van Christus. Er is ongetwijfeld veel lijden en duisternis bij menig Gemeentelid en bij velen buiten de Gemeente. Als u uw hart opent, kent u ze wel. Ga daar heen en straal uw heerlijkheid uit! In uw hulp en liefdedaden, in uw meeleven en troost.
Hebt elkander lief zoals Christus u heeft liefgehad!
Amen