Eten met zondaars

“Deze ontvangt zondaars en eet met hen…”

Lukas 15, 2
“Deze ontvangt zondaars en eet met hen…”

Cristo Redentor, Concorvado, Río de Janeiro, BrazilIn het oog van de farizese schriftgeleerden is Jezus een zondaar, want hij eet met zondaren. Daarmee geef je dus duidelijk je visitekaartje af! Met wie je omgaat, zó ben je ook! Ook wij kunnen daarin neen eind meegaan, maar toch… met Jezus ligt dat anders. Voor ons is dat nou juist het mooiste van het Evangelie, dat Jezus Zich met zondaren “afgeeft”, dat hij Zich met hen bemoeit en zelfs met hen eet. Want dat opent perspectief ook voor mij: dat Hij mij, arme zondaar ontvangen wil! Zei Antoine Bodar het ook niet zo tegen Andries Knevel: wij moeten niet te hoog van de toren blazen, wij zijn maar arme zondaren en het is een wonder dat Jezus ons er bij wil hebben. Dat was het geheim en tegelijk de drijfveer van zijn priesterschap.

Schriftgeleerden en zondaren worden in onze tekst tegenover elkaar gesteld, alsof het om twee aparte groepen gaat. En zó zien die farizese schriftgeleerden het ook: wij tegenover hen. Wij zijn beter dan zij! Wij komen in de hemel, zij niet! Wij mogen straks de Messias verwelkomen, zij worden teruggewezen. Dat was hun instelling. Zij waren door God Zelf geroepen om de komst van de Messias aan het einde der tijden voor te bereiden. En dat moesten zij doen in veel gebed en ook vasten en een voorbeeldig leven naar de Schriften. Ja, zij hadden zichzelf hoog staan. Zij waren niet zo bescheiden als Antoine Bodar, integendeel: God kon niet om hen heen! Zo dachten zij tenminste. Hadden zij niet de ware leer en het juiste “heilige” leven?

Maar zoals dat zo vaak gaat bij mensen, die fanatiek hechten aan de “waarheid”, hun waarheid werd op den duur belangrijker dan God Zelf. Die zogenaamde waarheid kwam tussen hen en God in te staan. De leer werd belangrijker dan het leven! Het systeem kwam in de plaats van het gelovig wandelen met God. Het was maaksel van mensen, want God laat zich nooit vastleggen in een systeem. De Farizeeërs dachten, dat ze alles van God wisten, precies hoe het moest. Ze hadden het dagelijks leven opgevuld met allerlei geboden en verboden, die ze aan God toeschreven. Maar echt op hun knieën gaan en God bidden: hoe wilt U dat we leven? Dat was er niet bij. Die vraag was voor hen natuurlijk overbodig, want zij wisten toch alles al! Zij konden God wel vertellen, hoe Hij moest denken en willen. Helaas zijn er vandaag nog mensen, die zó leven en denken!

Gelukkig waren er ook in die tijd nog andere mensen, die anders leefden en anders dachten. Die mensen begrepen heel goed, dat het met hen niet in orde was. Maar de weg van de Farizeeën was niets voor hen. Zulke mensen werden al gauw “zondaars” genoemd, “heidenen”, “ongelovigen”. De Farizeeën gooiden ze allemaal op één hoop, want ze waren niet als zij, ze waren “anders-denkenden” en “anders-levenden”. Ze waren in één woord “zondaren”. Daar had je geen omgang mee, want “wij weten – zo zeiden zij – dat God de zondaars niet hoort”.

Jezus was er ook zo één. Hij at met zondaars. Dat waren ze ook, en dat begrepen ze nog beter, toen ze bij Jezus aan tafel zaten. Zo’n mens hadden ze nog nooit ontmoet! De stille kracht die van Hem uitging, Zijn liefde voor de mensen, Zijn bidden en overgave aan de Vader, Zijn woorden, juist ook toen Hij sprak over Zijn lijdensweg. Dat alles maakte diepe indruk op hen, die bij Hem mochten eten. Zij voelden zich tegenover Hem inderdaad als zondaren. Zoals de hoofdman over honderd het later vertolkte: “Ik ben niet waard, dat Gij in mijn huis komt, maar spreek slechts één woord…” Zo voelden heel veel mensen het.

Voelen wij ons ook zó? Het Griekse woord voor zondaar betekent eigenlijk, dat iemand zijn doel mist: hamartôlos. Zondaars zijn mensen, die hun levensdoel missen, die aan de echte waarden van het leven voorbij schieten. Dus niet de mensen, die eens een paar pasjes naast de goede weg gaan of zelfs een tijdje die weg verlaten, maar het zijn de mensen, die helemaal niet aan het doel toekomen, omdat eigenlijk elke stap er naast is. Zondaar zijn is niets te kunnen doen wat God behaagt. Het gevoel van Paulus: Als ik het goede wil doen, is het kwade mij nabij. We kennen dat allemaal wel. Dat je zelf je leven vernietigt, stukje bij beetje.

Zondaren waren ze. Dat begrepen de tollenaars en andere mensen, die daar rondom Jezus gingen staan en met Hem aten. Dat begrepen ze heel goed. Die schriftgeleerden hadden best gelijk, al waren zij zelf met al hun hoogmoed en betweterigheid waarschijnlijk geen haar beter. Sedert ze met Jezus omgingen, hadden de mensen een veel betere kijk op hun leven gekregen: dat ze zondaren waren, dat ze niet God dienden maar de mammon. Begrijpen wij dat ook? Dat wij in die zin ook zelf zondaren zijn, wij moderne mensen, goed opgeleid en van alles voorzien, maar arm tot op het bot, omdat wij het echte doel in ons leven missen. Dit doel: dat we er moeten zijn voor God en de naaste.

Je levensdoel missen. Heel veel mensen weten niet eens meer, wat een levensdoel is! Waar leeft een mens nog voor? Het bestaal is vaak zo zinloos. Hoe eenzaam zijn mensen vaak niet, hoe velen raken depressief. Juist in deze Lijdenstijd ervaren we die leegte en eenzaamheid, als we aan Jezus denken, hoe Hij met mensen omging, ze niet in de kou liet staan, ja zelfs Zijn leven voor hen over had. Daarin schieten wij zo veel tekort. Dat wij zo zeer “ons doel voorbijschieten” zit ‘m vooral in ons egoïsme. Eigenlijk is het een wonder, dat Jezus altijd van zulke zondige mensen omringd is, dat ze Hem opzoeken en bij Hem blijven. We zouden eerder verwachten, dat zij van Hem wegvluchten. Dat zouden ze misschien ook wel willen, als ze maar wisten waarheen! De Heer vroeg dit later ook aan Zijn discipelen: “Wilt gij ook niet van Mij heengaan?” Zij antwoorden: “Tot wie zouden we moeten gaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven!” Gaat dat dikwijls ons ook niet zo? Je schaamt je voor Jezus en je zou wel weg willen kruipen. Maar je hunkert ook naar Zijn liefde en hulp en troost. Wie anders kan dit bieden? “Heer, waar dan heen, tot U alleen!” Het gaat ons als Petrus, die zei: “Heer, ga uit van mij, want ik ben een zondig mens.” En dan bedoelen we eigenlijk: “Heer, blijft U toch bij me, alstublieft, want zonder U kan ik ’t niet.”

En nou is het Evangelie van vandaag het wonderlijke, dat Hij dat ook doet: Hij blijft bij ons. Want zo staat er: “Deze ontvangt zondaars en eet met hen.” Het Griekse woord dat hier met “ontvangt” wordt vertaald reikt nog dieper: “onthaalt”. Deze onthaalt zondaars. Jezus neemt de zondaars aan! Hij omhelst ze en heeft ze lief! Hij haalt ze aan, Hij is goed voor ze en maakt het ook goed voor ze. Is dat niet buitengewoon? Mensen, die gefaald hebben in hun leven, die het allemaal verprutst hebben, gebroken, zondige mensen, Hij neemt ze aan! Hij vervult ze met nieuwe hoop, Hij troost ze, Hij geeft ze te eten, Hij geeft ze een nieuwe levensbestemming. Iedere zondaar ontvangt zijn bijzondere zorg, voor ieder heeft Hij tijd en aandacht. Hij haalt de zondaars aan, ook u en mij.

Laat ze maar spotten, die schriftgeleerden: Hij eet met hen! Het toppunt! Dat Hij hen ontving, dat had nog gekund, bijvoorbeeld om hen eens flink de wacht aan te zeggen! Maar dat doet Hij niet eens, integendeel, Hij is nog vriendelijk ook. En het toppunt: Hij eet met ze! Voor ons klinkt dit als muziek in de oren. En dan denken we vooral aan het Heilig Avondmaal, hoe Hij ons zelfs Zijn lichaam en bloed schenkt. Midden in de Lijdenstijd deze vreugde: Hij eet met zondaars, Hij neemt ons zondaren aan!

Amen.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *