Romeinen 8, 28
“Wij weten nu, dat voor degenen, die God liefhebben, alle dingen meewerken ten goede.”
Hoe komt Paulus aan die zekerheid? “Wij weten”zegt hij. Hij kan hij dat nou weten? Wij zitten vol twijfels en hij zegt zo maar “wij weten”. “Was het maar waar” zeggen we dan! Wij hebben vaak een huiver om over geestelijke zaken te spreken, omdat we er niet zeker van zijn. Geloven is zéker weten. Ja, kon ik dat maar! Als er mensen zijn, die met volle overtuiging over hun geloof praten, je ziet het wel eens in Tv-programma’s, dan vinden wij dat wel eens “overdreven”. Tegelijk bekruipt ons ook een gevoel van jalousie. Als het echt waar is wat die mensen zeggen, dan luisteren we geboeid en hopen we ook eens zo in het leven te kunnen staan. Bij Paulus was het echt, daar kunt u van op aan. Heel zijn leven staat daar borg voor.
Die zekerheid, die echtheid, laat ook onze tekst zien. Hij begint met “wij weten” . Nou, dat is nogal wat! Wij, met ons wankele geloof, kunnen dat de apostel niet nazeggen. Gelukkig maar, dat hij het weet! Hij zegt dit wel vaker, alsof hij ons een hart onder de riem wil steken. Hij weet natuurlijk ook wel, hoe ’t er bij ons voorstaat. Hoe twijfelachtig ons geloof is. Daarom zegt hij “wij weten“, ja toch? Om ons op te peppen! Om ’t er bij ons in te hameren: je weet het toch! Zo bijvoorbeeld in 2 Kor.5: “Wij weten, dat als onze aardse tent wordt afgebroken…” En 2 Tim.1: “Ik weet, op Wie ik mijn vertrouwen heb gevestigd, en ik weet zeker, dat Hij bij machte is, hetgeen Hij mij toevertrouwd heeft, te bewaren tot die dag…” Hij weet het wel, maar hij zou zo graag willen, dat wij het ook wisten. En Wij, wij zouden dat ook best willen, natuurlijk, het is toch het mooiste wat er is: dat je een vast geloof hebt.
“Wij weten, dat voor degenen die God liefhebben…” De apostel spreekt tot mensen, die God liefhebben. Dat zijn de Gemeenteleden in die wereldstad Rome. Hij vraagt ze tegelijkertijd ook: jullie hebben God toch wel lief? Daar kan ik toch wel op aan? Ook nu ik ver weg ben, zelfs gevangen genomen ben? Jullie, arme schapen zonder herder, blijf toch alsjeblieft God liefhebben! En als jullie Hem liefhebben, dan weet je toch ook, dat alle dingen meewerken ten goede? Dat God daarvoor zorgt?
Hier raakt Paulus de kern van ons geloof, beter gezegd: de kern van al onze twijfels! Want dat weten we nou juist niet! Dat God alle dingen doet meewerken ten goede! Dat ervaren wij immers niet zo. Integendeel, soms heb je het gevoel, dat je gepakt wordt, terwijl je God zo liefhebt. Veel Christenen hebben de ervaring, dat God het juist op hen gemunt heeft. Het is nog niet zo lang geleden dat er in Amerika een boek verscheen van een rabbijn met de veelzeggende titel “Het kwaad treft altijd de besten” of “Als het kwaad de goeden treft”. De juiste titel is me even ontschoten. Maar u begrijpt, waar het over gaat. Het is tragisch, dat juist de besten onder ons vaak zo veel te verduren hebben. En wij vinden dat niet eerlijk! Je hoort het ook wel eens zeggen door vertegenwoordigers van de oudere generatie: “God kastijdt degenen, die Hij liefheeft.” Nee, dat kwade dingen mee zouden kunnen werken ten goede, je zou het wel willen, maar de praktijk laat wel wat anders zien! Wat mensen elkaar aan slechts aandoen, moeilijke, verdrietige ervaringen, zou ik daar beter van worden? En dan zegt Paulus ook nog: alle dingen!
Als het iemand anders was dan de beroemde apostel, zouden we naar ons hoofd wijzen en zeggen: die is niet goed snik, die staat buiten de wereld, die kent het leven niet; hem is misschien alles voor de wind gegaan, die heeft makkelijk praten!
Uit zijn brieven blijkt ons echter, dat Paulus terdege het leven kende en met beide benen op de grond stond. Beslist niet wereldvreemd! Integendeel! Hem was het leven met heel veel moeiten en zorgen en zelfs doodsangsten ten deel gevallen. Eens was hij een Farizeeër, tegen wie de mensen opkeken. Toen – na zijn bekering op weg naar Damascus – werd hij met de nek aangekeken. Hij, de geleerde Bijbelkenner, werd gewantrouwd en afgewezen door een stelletje onbehouwen vissers. En dan wordt hij later ook nog tegengewerkt door een handicap, “een doorn in het vlees” noemt hij het. We weten niet precies wat dat geweest is. Met al zijn geloof en gebed kwam hij er ook niet van af. Laat dat tot troost zijn van allen, die het hetzelfde overkwam. Het enige antwoord dat God geeft op al zijn bidden is: “Mijn genade is u genoeg”. Daar moet je ’t dan mee doen. Maar is dat ook niet het allerbelangrijkste in je leven? Iedereen, die een handicap heeft, weet hoe moeilijk het is tegen de druk in elke dag weer opnieuw de draad op te pakken. Paulus moest hard werken, tenten maker was hij en dan ook nog in zijn vrije tijd de Gemeente dienen en het Evangelie verkondigen. En dan werd hij door zijn eigen lichaam tegengewerkt!
Laat toch niemand zeggen, dat deze man het leven niet kende en dus makkelijk praten had! Hij moest ergere dingen meemaken dan de meesten van ons. Hij werd ter wille van het Evangelie keer op keer gevangen genomen en bijna gestenigd. En God? God laat het allemaal toe, God, Die hem nota bene had aangesteld tot apostel der heidenen. Ja, die man heeft wat meegemaakt, dat kun je gerust geloven! Hij herinnert zich dat alles, bij het schrijven van de Romeinenbrief, als de dag van gisteren: die haat en agressie, die dagen in gevangenschap, in honger en dorst, in kou en donkerheid, in doodsangsten, die vijandschap van de mensen, dat onbegrip, afgewezen te worden door zijn eigen mensen, zijn hinderlijke doorn in het vlees, en ook de raadselachtige leiding van God. Hij ziet er op terug en voelt het als een smeltkroes, en toch komt hij tot de conclusie dat alle dingen meewerken ten goede!
Wat zou hij daarmee bedoelen, met dat “meewerken ten goede”? Ik denk, dat het hem verder geholpen heeft, dat het nuttig geweest is voor hem, al die ervaringen. Daar staan we verbaasd van!. Dat je dat zo maar kunt zeggen, het is voor ons onbegrijpelijk. Maar Paulus zegt het niet alleen voor zich zelf, hij zegt het ook voor ons! Als je zo iets voor je zelf zegt, daar kunnen we misschien nog wel in komen. Je kijkt bijvoorbeeld terug in je leven en je ziet, hoe ’t gegaan is: dat alle moeilijke dingen op onbegrijpelijke wijze toch ten goede hebben geleid. Maar om zo iets ook voor anderen te zeggen… En dat met zo’n grote stelligheid! Wij weten, dat alle dingen meewerken ten goede voor hen die geloven in God. Dus voor alle gelovigen, ook voor u en voor mij. Dat ik mijn heup gebroken heb en nu vijf weken in een zieken- en verpleeghuis moet “liggen”, dat werkt voor mij, die God liefheb, dus mee ten goede! Ik wil dat best aannemen en daar ook troost uitputten, maar toch… Het blijft een moeilijke zaak.
Weten we daar weg mee? Kunnen we dat Paulus nazeggen? Dat zij, die in God geloven, weten, dat alle dingen meewerken ten goede?
Kijken we nog eens naar onze eigen levensweg. We ontdekken veel wondere dingen, waar we ons over verbazen, je zou ze “uitreddingen van God” kunnen noemen. We zien ook andere dingen: mensenwerk, Satans werk, tegenwerking, moeiten en zorgen. Wat hebben we ’t vaak moeilijk gehad! Hoe kun je dan toch zeggen, dat het heeft meegewerkt ten goede? We herinneren ons maar al te goed, hoe teleurgesteld we soms waren en opstandig, ook tegen God. Natuurlijk, er zijn dingen geweest, die ons vooruit geholpen hebben, maar misschien nog wel meer dingen, die ons weer terugwierpen! En toch: we hebben God lief en willen Hem niet kwijt. En als we eerlijk zijn moeten we ook erkennen, dat veel pijnlijke ervaringen ons achteraf toch tot zegen zijn geweest. Ze hebben ons misschien wel geholpen om de weg tot God terug te vinden. Ze hebben ons deemoedig en klein gemaakt. Daardoor hebben we inderdaad mogen leren, wat Paulus ook moest leren: Mijn genade is u genoeg! Wat een geweldige ervaring was het dan om te mogen merken: als wij ontrouw zijn, Hij blijft getrouw. Wij mogen Gods liefde niet afmeten aan onze ervaringen. Die zijn maar klein-menselijk en ontoereikend om Gods grootheid te omvatten. Gods liefde in Christus blijft ons omringen, ook als wij dat niet zo merken. Gods liefde is er eerst, Zijn genade! En wij? Wij mogen antwoorden. Hij heeft ons geroepen en Zijn liefde in onze harten uitgestort. En als wij Hem liefhebben, dan is dat, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad.
Kijk, en omdat dat zó is, kan de apostel gerust zeggen, dat alle dingen meewerken ten goede. Voor onzekerheid is nu geen plaats meer, omdat Gods liefde niet onzeker is. Zo komt het, dat Paulus telkens durft te zeggen: wij weten. Wij mogen dus, desnoods tegen eigen ervaring in, geloven en dat ook vasthouden, dat ons alle dingen meewerken ten goede. Niets kan ons scheiden van de liefde in Christus, juist daarom! God blijft bij ons op ons levenspad. Hij bewaart ons voor de boze, en zo kunnen zelfs de meest verschrikkelijke dingen toch meewerken ten goede. Dat is het geheim van Paulus’ geloofskracht en zekerheid. Hij leefde daaruit en tenslotte stierf hij een afschuwelijke dood in Rome. De overlevering vertelt, dat hij voor de leeuwen werd geworpen. Maar hij wist, dat hij ook daar veilig geborgen was in Gods hand. Ja toch?
Amen.
God is liefde, en voor hen die God liefheeft zal op een dag alles samenwerken ten goede. Wanneer die dag aanbreekt weet niemand. De engelen in de hemel niet en ook de Zoon niet; alleen God de Vader weet het.
..Op die dag zal Hij alle tranen uit hun ogen wissen, en al het oude zal dan voorbij zijn. Dan zal Hij ze koesteren als Zijn troetelkinderen, en zij zullen Hem eeuwig tot vreugde zijn, zich verheugend voor Zijn aangezicht, louter verrukking dag in en dag uit.