En toen hij bij haar binnengekomen was, zeide hij:
“Wees gegroet, gij begenadigde, de Here is met u!”
En Maria zeide: “Zie de dienstmaagd des Heren;
Mij geschiede naar uw woord.”
“Van nu aan zullen mij zalig spreken alle geslachten.”Zó luidt de Lofzang van Maria, beter bekend als het Magnificat. Veel componisten hebben hierop muziek gemaakt. Zo is het Magnificat van Bach erg bekend en geliefd vanwege de ontroerend mooie muziek. Indrukwekkend klinkt het “omnes generationes” (alle geslachten). Het is een aaneenschakeling van “omnes… omnes…” alsof de generaties aan je voorbijtrekken. Ja, alle geslachten hebben Maria zalig gesproken. En het “Wees gegroet, Maria” wordt nog dagelijks door duizenden lippen herhaald.
Het is daarom goed op eerste Adventszondag eens daarbij stil te staan, bij die groet van de engel aan Maria. Dat deed trouwens Maria zelf ook. “Zij ontroerde bij dat woord en overlegde, welke de betekenis van die groet mocht zijn.” Protestantse mensen gebruiken het Ave Maria niet als gebed. Dat wil niet zeggen, dat zij Maria niet hoog achten en best kunnen begrijpen, dat het vrouwelijke element in het gebed ook tot zijn recht moet komen. Toch kunnen Protestanten het moeilijk verdragen, wanneer er iemand naast Christus gesteld wordt om te vereren. Ook de moeder van de Heer niet, hoe belangrijk zij ook mag zijn. We moeten oppassen voor een al te menselijk geloof!
Maria is de eerste ontvangster van de Adventsboodschap. In de Lofzang getuigt zij daar ook zelf van: “Zie, van nu aan zullen mij zalig prijzen alle geslachten, omdat grote dingen aan mij gedaan heeft de Machtige.” (Lukas 1, 48-49). Maria zelf weet maar al te goed, dat het niet om haar is, dat zij zalig geprezen wordt, maar alleen omdat God grote dingen aan haar gedaan heeft.
God doet grote dingen aan mensen, dat mogen ook wij opnieuw in de Adventstijd ervaren. En van dat werk van God is Maria het grote voorbeeld. Naar Protestantse traditie is het niet goed om Maria als mens te vereren, maar wel dat in de gebeurtenissen aan Maria de grote daden van God geprezen worden. Wij moeten ook vandaag de groet aan Maria blijven horen: “Wees gegroet, gij begenadigde!” Het is een woord van de engel, niet van mensen. Wij moeten er dan ook geen mensenwoord van maken. Maar het is wel een ernstig woord. Geen wonder, dat Maria ook bij zich zelf moest overleggen, wat die groet betekende. Want hier gebeurt toch iets geweldigs! Hier spreekt God de mens toe, Maria, een vrouw, een mens, en in die mens ook ons. Dat is Advent: dat God een goed woord voor ons heeft, dat Hij naar ons toekomt. God groet Maria, God groet in haar ook ons. “Wees gegroet, gij begenadigde. Ave Maria, gratia plena.” Maria wordt “vol van genade” genoemd. En dat is dan ook tegelijk de betekenis van dit Evangelieverhaal: dat wij arme mensen vol van genade zijn! Dat is toch heel bijzonder, vindt u niet? Daarom gaan wij vanmorgen ook met elkaar overleggen, wat de betekenis van die groet aan Maria, aan ons, mag zijn.
In de eerste plaats zien wij een vrouw. De vrouw staat centraal in ons verhaal. En dat is niet toevallig, denk ik. In het scheppingsverhaal gaat het ook meer om de vrouw als om de man. Professor van Ruler zei in mijn studententijd al: “De vrouw is de kroon van de schepping! Vergeet dat niet!” De vrouw is Eva, moeder van alle leven. De vrouw weet wat “verwachting” is. In haar leeft meestal de wens kinderen te krijgen. En als dat niet gebeurt, is dat vaak een groot verdriet .Een vrouw weet heel goed wat het betekent, als Maria zegt: “Mij geschiede naar Uw Woord.” Wat het betekent een “dienstmaagd” te zijn. In de vrouw leeft een bereidheid om te dienen en warmte te geven, die we vaak bij mannen missen. Als je in de kerk om je heen kijkt zijn het veelal de vrouwen, die het draagvlak van het kerkelijk leven vormen. Ik weet wel, dat er ook Gemeenten zijn, waar de kerkenraad uitsluitend door mannen wordt gevormd, omdat zij het leiding geven in de kerk meer een mannelijk ambt vinden. En daar wil ik niets aan af doen. Maar de ervaring leert toch, dat mannen het in de kerk sneller laten afweten dan vrouwen en dat je ‘s’-zondags in de kerk voor het merendeel vrouwen ziet. Gevoeligheid in geloofszaken is ook een vrouwelijke trek. Heel veel mensen herinneren zich nog de liedjes en gebeden en Bijbelvertellingen, die hun moeder hen heel lang geleden heeft geleerd. Ook dat is iets van de “grote dingen”, die God aan Maria heeft gedaan.
We zien, dat bij Maria de bereidheid en de overgave aan God voorop staan. De bereidheid om God te dienen, daar komt het ook voor ons op aan. Toen God Adam riep, zei deze: “Heer, hier ben ik”. Dat zei Abraham ook, toen God hem wegriep uit Ur der Chaldeeën. En wij hadden in Waalwijk een tuinman, die steevast zei: “Ik ben er om te dienen!” En we hadden een grote tuin in Waalwijk en onze tuinman deed het allemaal voor niets, hij deed het uit dienstbaarheid aan God! Wat hebben wij over voor God, hoe ver reikt onze dienstbaarheid?
Er is in alle mensenleven, tenminste als het niet bedorven is, iets van het besef, dat God aan de deur staat en klopt. En ook een zekere bereidheid om hem binnen te laten. Of die mens nu leeft vanuit zijn Christelijk/Joodse wortels of vanuit Islamitische of heidense wortels, dat maakt eigenlijk niet uit. Het hele new age gebeuren stoelt misschien wel op vóór-christelijke heidense denkbeelden en gevoelens, maar is niettemin religieus getint. In ieder mens leeft een sterk verlangen om tot zichzelf te komen, maar tegelijk komt hij daarmee een trede hoger: bij God, bij een hogere macht… Dan staat daar opeens een engel in je kamer, die zegt: “Wees gegroet…” Zegt u dan ook: “Mij geschiede naar Uw Woord?” Zijn we dan ook bereid om de taak die van ons gevraagd wordt op ons te nemen? Om – zeg maar – tuinman te worden in Gods wijngaard?
Maria heeft dat wel, die bereidheid, en zij doet wat van haar gevraagd word. Dat maakt haar “apart”, “heilig”. Zoals dat begrip in het Nieuwe Testament gebruikt wordt. Een heilige is daar iemand, die door God heilig gemaakt is, omdat hij of zij door God is aangeraakt en apart gesteld. Want in de Bijbel is een heilige niet iemand, die bijzonder goed of vroom is. De bijzonder goede en vromen zijn voor God nog maar onnutte dienstknechten. Maar een heilige is iemand,aan wie God Zelf bereidheid geschonken heeft om Hem te dienen. Het is alles genade en het komt alles alleen van Gods kant. Ja, ook ons geloof, ons Adventsgeloof, onze bereidheid de Heer te ontvangen in ons leven. Heiligen zijn ook die mensen, die tot de Gemeente behoren. Daarom noemt Paulus de leden van de verschillende Gemeenten “geroepen heiligen”. Daar zullen vast ook wel niet zulke beste broeders en zusters bij geweest zijn. Het waren vast niet allemaal heilige boontjes. En dat is nog zo. In de kerk zitten mensen met hun eigen deugden en ondeugden, met hun geloofsvertrouwen maar ook hun zonden.
Doodgewone mensen als u en ik. Ze zien er niet als “heiligen” uit. Hoe kan Paulus ze dan “geroepen heiligen” noemen? Omdat God ze roept. Door de roepstem van God worden zondige mensen “heilige” mensen! Doodgewone mensen, beste mensen ook. Zulke “heiligen” zijn wij! Het lijkt te dwaas, wij kennen ons zelf wel beter. Maar bij God kan, wat ons dwaas lijkt, juist wijs zijn.
Dat is het wonder van de genade! Het is Gods wijsheid, dat Hij mensen “heilig” maakt, die het niet verdienen. Hij maakt ze “heilig” om grote dingen aan hen te doen net als bij Maria. En daarom groet God ook ons vandaag als heiligen.
Wees gegroet… Een groet kan veel betekenen. Dat weten we allemaal wel. Het is altijd ergerlijk, als mensen elkaar niet groeten. Hij of zij wil me zeker niet meer kennen, zeggen we dan. Maar God wil ons wel kennen! Hij buigt Zich tot ons neer, in onze nederige staat. Maria zegt het zo: “Hij heeft omgezien naar de lage staat van Zijn dienstmaagd.” Hij heft ons daaruit op, Hij doet grote dingen aan ons .Zonder dat wij er zelf iets aan kunnen doen. Is dat niet wonderlijk? Het is een groot mysterie. Wij zijn machteloos, maar God doet het. En zo wordt Maria bereid om mee te doen. “Mij geschiede naar Uw Woord.” Zij overlegt wel eerst bij zich zelf, wat de betekenis van die groet mocht zijn. Maar dan gaat ze mee en doet ze, wat God van haar vraagt.
God heeft het eerste Woord. Hij groet. Maar een mens moet er wel op reageren. Eerst je afvragen, wat dat allemaal betekent en dan er in stappen. Dan bereid worden om te doen, wat er van je gevraagd wordt. Tot die bereidheid moet het komen in ons leven. Het had ook anders kunnen lopen met Maria. Zij had kunnen zeggen: “Moet U mij hebben, nee toch! Daar voel ik niets voor. Gaat u maar naar een ander!” Maar zo is Maria niet. Want God maakt haar bereid. En zo wordt deze Maria de eerste van velen, die later de Kerk zouden vormen. God maakt in haar als ’t ware een nieuw begin met de mensheid. Zij wordt de grondlegster van de Christelijke Kerk. En nog steeds mogen wij in die Kerk horen, hoe God ons groet en naar ons toekomt. Laten we ons daarover verheugen. God is met ons. Het is Advent. God groet ons. Antwoorden wij ook: “Mij geschiede naar Uw Woord”?
Amen