“Weest in geen ding bezorgd,
maar laten bij alles uw wensen
door gebed en smeking en dankzegging
bekend worden bij God.”
Filippenzen 4: 6
Bezorgd, wie is dat tegenwoordig niet? De tijd is er ook naar! Bezorgd voor je leven, bezorgd voor het milieu, bezorgd voor de politiek, bezorgd voor de economie, bezorgd voor de toekomst van je kinderen en kleinkinderen, en ga zo maar door.
Ook in Paulus’ tijd hadden de mensen grote zorgen. Daar was de dreiging van het heidendom: razzia’s en vervolging, onderdrukking en martelaarschap, uitholling van het nog zo jonge geloof. Erger nog was het gevaar, dat van binnen uit dreigde: terugval in de oude joodse godsdienst met zijn wettische karakter of spirituele uitwassen van het geloof: als je de Geest maar hebt, dan zit ’t wel goed, dan kan je niets meer gebeuren, dan komt het er ook niet meer op aan, hoe je leeft. En zo werd het in Korinthe nogal eens een wilde boel!
Paulus kende die zorg in de Gemeenten en hij was er voortdurend op bedacht om tegengas te geven, om de Gemeenten die hij zelf met zoveel inspanning en moeiten had gesticht verder op te bouwen en geestelijk te verdiepen door ze op de liefde van Christus te wijzen en op de liefde voor elkaar als broeders en zusters. Geen tweedracht alstublieft, geen geloof-in-mineur, maar saamhorigheid en blijdschap-in-de-Heer. Weest in geen ding bezorgd, maar laten bij alles uw wensen door gebed en smeking en dankzegging bekend worden bij God. Tegenover onze zorg en bezorgdheid stelt de apostel drie dingen: gebed, smeking en dankzegging.
Hij ontkent niet de redenen van onze bezorgdheid: dat het met veel dingen de verkeerde kant op gaat. Wij moeten wensen hebben voor een betere wereld, een schoner milieu, een eerlijker verdeling van alle opbrengsten der aarde over rijk en arm, een effectieve bestrijding van aids en andere dreigende ziekten, vrede in Israel… Maar wij moeten daaronder niet gebukt gaan, onder die loodzware last: een schuldenlast, omdat we er zelf ook debet aan zijn! Wij mogen ze met opgeheven hoofd bij God brengen: in gebed, smeking en dankzegging.
Als we in de knoei zitten, lijkt God vaak zo ver weg. Maar Hij is het niet, hoor, integendeel: dan is Hij dichterbij dan ooit! Niet Hij is dan ver weg, maar wij zijn het, die ver van God zijn. Daarom zegt de apostel: bidden!
Dat brengt de mens weer dicht bij God. En zo is het ook met smeking en dankzegging. Alle gebed is dankgebed. Als je begint met te danken, dan valt al heel veel van je bezorgdheid weg. Want je beseft dan weer, hoe God altijd voor je gezorgd heeft en dan ook zeker verder voor je zorgen zal.
Laten we daarom bidden en danken, elke dag, vroeg en laat.
Weest in geen ding bezorgd!