Dit artikel is onderdeel van de artikelenserie Waar blijft de tijd en een bewerking van mijn doctoraalscriptie “Temporalia Paulina” uit 1976. Het gaat dus in het bijzonder over de tijdsbeleving van de apostel Paulus. Ik was de eerste, die in de pas gestarte Theologische Faculteit te Tilburg doctoraal examen in het Nieuwe Testament heb gedaan, onder prof. Gijs Bouman.
Bepalend hiervoor zijn de verschillende invloedssferen in Paulus’ leven. Een mens is immers volgens een oude wijsheid’s spreuk het “beeld van zijn tijd”, maar hij bepaalt ook zelf voor een stukje het tijdsbeeld, waarin hij leeft. Er is een Chinees spreekwoord, dat het zo uitdrukt: “een mens lijkt meer op zijn tijd dan op zijn vader”. De mens en zijn tijd zijn op elkaar betrokken. Deze wisselwerking zullen we ook bij Paulus niet mogen onderschatten.
Daarom moeten we eerst een onderzoek doen naar allerhande factoren, die mogelijkerwijs van invloed zijn geweest op de structuur van Paulus’ tijdsverstaan. Gedacht moet worden aan zijn opvoeding, de omgeving waarin de apostel zijn jeugd doorbracht, daarna zijn studietijd, zijn Farizeïsche achtergrond, de ervaringen later op zijn zendingsreizen, ontmoetingen met hellenistische godsdiensten en gedachtensystemen, het uitblijven van Christus’ wederkomst en evt. ontwikkelingen in zijn leven en denken bij het voortschrijden der jaren. Ook is hierbij van belang na te gaan, hoe zeer Paulus’ persoonlijke geloofservaring ten gevolge van de “Damascus-gebeurtenis” van invloed is geweest.
De omgeving van Paulus’ jeugd en het karakter van zijn opvoeding
Tot voor kort werd algemeen aangenomen, dat Paulus zijn jeugd heeft doorgebracht in zijn geboorteplaats Tarsus in Asia Minor en dat hij pas naar Jeruzalem is gegaan, toen hij de leeftijd had bereikt zich bij een leraar in “hogere theologie” te bekwamen. Maar nu wordt meer gepleit voor een opvoeding in Jeruzalem en is de aandacht van de exegeten meer gericht op een Palestijns-Joodse achtergrond van Paulus’ kinderjaren. Bepalend hiervoor is de uitleg van Handelingen 22,3: “Ik ben een Jood, geboren in Tarsus in Cilicië, maar opgegroeid in deze stad. Ik heb als leerling aan de voeten van Gamaliël gezeten en ben strikt volgens de voorschriften van de wet van onze voorouders opgevoed. Ik ben een vurig dienaar van God, en u allen geeft vandaag blijk van hetzelfde.”
Volgens dit persoonlijke getuigenis aan het begin van zijn verdedigingstoespraak in Jeruzalem is de apostel wel in Tarsus geboren, maar in Jeruzalem grootgebracht en verder theologisch opgeleid. Het kan zijn, dat Lukas, de schrijver van Handelingen, het zo heeft beschreven om Paulus een Joodse achtergrond te geven. Maar naar de mening van o.a. prof. van Unnik ligt aan deze overlevering een authentiek gegeven ten grondslag, zichtbaar in de gebruikelijke trias voor de opvoeding van een Joodse jongen: geboorte, opvoeding in het ouderlijk huis en wetenschappelijke vorming door een leraar. We gaan er van uit, dat, waar Paulus spreekt van “DEZE stad”, hij daarmee de plaats bedoelt, waar hij zich nu bevindt, dus Jeruzalem. Wanneer Paulus inderdaad de opvoeding “thuis” te Jeruzalem heeft gehad, dan moet het gezin, waartoe hij behoorde, al in diens jonge leven naar Jeruzalem verhuisd zijn. Dan zullen we de invloedssfeer van Paulus’ jeugd dus meer in het Palestijns-Joodse dan in het Grieks-Hellenistische moeten zoeken. Eventuele Hellenistische kenmerken van het Paulinische kerugma dienen dan toegeschreven te worden aan het gemengd Joods-Hellenistische milieu van de hogere kringen in Jeruzalem, waartoe wellicht ook het gezin van Paulus behoorde, of aan de ervaringen van de apostel na zijn “ommezwaai”, ervaringen opgedaan tijdens zijn zendingsreizen in confrontatie met de heidense omgeving en de Hellenistische geestesstromingen van zijn tijd.
Een opvoeding in Palestijns-Joodse geest hield in, dat de jongen al vanaf zijn vijfde levensjaar in het lezen van de Tenach werd onderwezen. De TENACH is de Joodse Bijbel, bestaande uit 39 boeken: T(hora)= de Wet; N(evie’iem)= Profeten en CH(etoeviem)= Geschriften. De Griekse vertaling van de Tenach is de Septuaginta (de LXX). Paulus citeert meestal uit deze vertaling, omdat hij zijn Griekssprekende lezers daarbij op het oog had, misschien ook wel, omdat hij zelf later meer in het Grieks ging denken. Paulus is bilingueel, hij schrijft goed Grieks. Zijn brieven in het Grieks zijn ook geen vertalingen. Toch moet hij in zijn jonge jaren vertrouwd zijn geweest met de Hebreeuwse TENACH . Ook het vaste tijdsrythme in de oude Joodse gebruiken van de sabbat, de feestdagen en de gebeden moet Paulus al van jongsaf aan vertrouwd geweest zijn. Het kinderlijke geloof in Jahwe betekende voor hem zoals voor elk Joods kind, dat hij de feest- en gebedstijden als door Jahwe vastgesteld beschouwde. Driemaal ’s daags het grote lofgebed, het zogenaamde 18-gebed: ‘s-morgens na het opstaan, ‘s-middags om drie uur en ‘s-avonds voor het naar bed gaan. Het steeds weer opnieuw luisteren naar de grote daden van God van weleer, die op de feestdagen als met de regelmaat van de klok levende werkelijkheid werden. Dit alles zal Paulus al vroeg eigen geworden zijn en een op God gericht tijdsgevoel gegeven hebben. Hij zal zich, zeker bij de bestudering van de profeten, aangesproken hebben gevoeld door het tijdsverstaan van zijn voorvaderen. Dit werd, zoals we reeds zagen, gekenmerkt door een gevoel voor het ritme van transcendentale verschijningen in het verleden, waarvan als ’t ware de polsslag in het heden nog doorgaat en tot in verre toekomst niet zal ophouden. De TENACH vertelt deze verschijningen in de vaste cultustijden, de tijdsbalk van Gods daden met Zijn volk, waarop punten, tijdperken en intervallen als één eindeloze door God gekwalificeerde reeks getuigenissen van Zijn heilsbedoelingen zijn ingevuld. Ook het leven van de mens zelf heeft een plaatsje op die tijdsbalk. Zo zal de jonge Paulus de tijd verstaan hebben vanuit zijn godsdienstige opvoeding, in het licht van Hem, Die de tijden heeft vastgezet en nog steeds vastzet.
Uw argumenten, dat Paulus al vroeg met zijn ouders naar Jeruzalem is verhuisd, zijn weinig overtuigend. Het ‘deze stad’ kan beter terugslaan op Tarsis. En in de leer gaan bij Gamaleel zal niet op de lagere school zijn begonnen.
Uit de context vers 37 – 39 is juist de conclusie te trekken, dat men veronderstelde dat Paulus alleen Grieks sprak. In vers 39 ontleent hij als (Romeins) burger van Tarsis allerlei rechten. En vervolgens verbaast hij de omstanders, dat hij zo goed Hebreeuws spreekt.
Met de theorie, dat Paulus in Tarsis een opleiding heeft gehad vergelijkbaar met ons gymnasium zijn vruchtbare verklaringen te geven aan filosofische ideeen, die Paulus tot nu toe actueel maakt in de filosofie. Ik noem het boek van Badiou: ‘Paulus’.