Het is begrijpelijk, dat de mensen van deze tijd zich deze vraag stellen. Zij zijn immers in vele opzichten in staat hun eigen peultjes te doppen. Daar hebben zij niemand anders voor nodig! En zeker niet de kerk! De welvaart en voortschrijdende techniek geeft de mens van de twintigste eeuw een grote onafhankelijkheid en mondigheid. Tegenover veel heilige huisjes van vroeger zijn we daardoor vrijer komen te staan. We maken ons er niet meer zo druk over. Het geldt voor de kerk, maar ook voor de politiek, de regels van fatsoen en relaties. Daar wandelen we allemaal wat vrijer doorheen. We laten in vele opzichten de banden van vroeger los, zonder losbandig te worden. Voor veel mensen betekent deze vernieuwde vrijheid en onafhankelijkheid een probleem. het is ook een probleem om tussen het vrij zijn en de bandeloosheid de juiste middenweg te vinden.
Zo is het ook met onze vraag naar de kerk, of zij nog wel nodig is. In vroegere jaren zou zo’n vraag niet bij de mensen zijn opgekomen. Het sprak toen vanzelf, dat je de kerk nodig had, al was het alleen maar om het contact met je medeburgers, of de geldelijke steun van de diaconie.
De kerk gaf je ook het gevoel ergens bij te horen. De kerk was immers ingeweven in het hele maatschappelijke patroon. Staat, volkskerk en maatschappij waren niet gescheiden te denken, zij hoorden bij elkaar en hadden elkaar nodig. Tegenwoordig is dat heel anders. De meeste mensen gaan op zondag niet meer naar de kerk, en ze durven er nog eerlijk en open voor uit te komen ook! Hoe vaak hoor je het niet, dat de kerk de mensen niets meer zegt.
”Wat heb ik er aan? Het doet me niets, ik heb wel wat anders en beters te doen op mijn vrije dag!” Mensen hebben het gevoel, dat de kerk een vastgeroest instituut geworden is, dat ter wille van een kleine en steeds kleiner wordende groep standvastig in stand wordt gehouden. Het is een instelling uit de verleden tijd, iets, dat in de huidige wereld niet meer past.
Ach, die mensen hebben nog niet eens zo erg ongelijk. De tijden zijn ook sterk veranderd. De individuele vrijheid van de moderne mens is ongekend groot en zijn ontwikkeling idem dito. Dan is het toch niet meer interessant om naar de kerk te gaan en daar je mond te moeten houden, behalve wanneer er gezongen wordt, vaak ook nog liederen uit de oude draaidoos, met een tekst en een melodie die nauwelijks iets met het ritme en de behoeften van het huidige leven te maken hebben. De tijden zijn veranderd en het leven van de mensen is veranderd. En de kerk heeft zich bij deze verandering amper aangesloten. De kerk is min of meer hetzelfde gebleven als zij eeuwen lang geweest is. Ja, en dan krijg je botsingen en een sterk gevoel elkaar niet meer nodig te hebben. Natuurlijk, mensen zijn in wezen ook niet veranderd, maar wel is hun leven veranderd, omdat de maatschappelijke verhoudingen anders zijn komen te liggen en de behoeften en belangstelling van de mens daardoor ook anders zijn gericht. En als de kerk geen wegen vindt om daarbij aan te sluiten, krijg je onherroepelijk kortsluitingen.
Toch wil ik een lans breken voor de kerk, niet om haar coûte que coûte te verdedigen, maar om haar recht te doen. In de eerste plaats moeten we zien, dat de kerk een bijzonder lichaam is, waar maar niet alles mee kan gebeuren wat mensen graag zouden willen. De kerk kan ook niet klakkeloos veranderen op de manier van ”Zo de wind waait, waait mijn rokje”. De kerk is immers wel VOOR de mensen, maar niet VAN de mensen! De kerk is van God, een vrucht van Zijn Heilige Geest en omdat Hij de Stichter is van de kerk en haar zijn opdrachten geeft, en haar ook elke keer weer levensvatbaar maakt, zal de kerk zich in de kern van de zaak ook nooit kunnen veranderen. Tenzij natuurlijk God Zelf de kerk opheft en haar overbodig maakt!
Dat wil overigens niet zeggen, dat de kerk naar buiten altijd hetzelfde moet zijn. Nee, de kerk zal juist moeten proberen naar buiten allerlei manieren te vinden om de mensen te bereiken en aansluiting te vinden bij de huidige wereld. Het is toch haar opdracht de mensen te vertellen van God en daarmee gelukkig te maken. En dat zal zij nu eens zus dan weer zo moeten doen. Vroeger – en nog wel vaak – met een orgel in een kerkgebouw, nu misschien met bandje op de markt. Vroeger met een dominee in een zwarte toga en de Bijbel onder zijn arm; nu misschien met een Evangelist in een spijkerbroek en geruit overhemd. Dat kan allemaal en dat moet zelfs allemaal, wil de Blijde Boodschap in deze tijd nog gehoor kunnen vinden. Het komt op de boodschap aan, niet op de manier, waarop je die brengt! De kerk heeft de opdracht en volmacht van God gekregen om die boodschap door te geven en daaraan een verstaanbare vorm te geven. Dat is HET principe van het kerk-zijn. Het is goed om dat eerst even duidelijk te stellen. Want de mensen stellen zich er van alles bij voor, wanneer zij het over de kerk hebben. Kerkgebouw, kerkdienst, kerkmensen, kerkbestuur, kerkorganisatie enz. het heet allemaal ”kerk”.
En dan spreken we nog niet eens van de tientallen verschillende kerken en kerkgemeenschappen, kerkjes, genootschappen, sekten enz. Dat is allemaal heel verwarrend!
Het beste is om van de Bijbel uit te gaan en te kijken hoe daar het begrip kerk is ontstaan. In het Oude Testament wordt gesproken over de ”kahal”, de volksvergadering, dat is eigenlijk het oerbegin van de kerk. Het volk Israël was immers Gods volk, en als er belangrijke besluiten genomen moesten worden, dan kwam het volk bijeen en sprak als het ware in de volksvergadering met God. Zo gebeurde dat bv. bij Mozes in de tent der samenkomst, tijdens de moeilijkheden rondom de twee tafels der geboden gedurende de tocht door de woestijn.
In het Nieuwe Testament komt precies hetzelfde woord voor in het Griekse ekklesia, wat ook betekent ”vergadering, bijeengeroepenen, samenkomst, gemeente” : de door God als Zijn volk bijeengeroepenen.
Vanuit dit begrip van samen-zijn spreken de Protestanten ook liever van Gemeente dan van Kerk. Het woord ”Kerk” is veel later ontstaan, toen de Christenen in het Romeinse Rijk bij elkaar kwamen in liefdemaaltijden, diensten enz., die zij ”kuriake” noemden, wat betekent ”van de Heer”.
Ook de zondag is ”kuriake” = ”van de Heer”, en later is dit woord overgegaan op de gebouwen, waar zij samenkwamen en op de hele organisatie van de Christenen. Toen de Christenen niet meer vervolgd werden in het Romeinse Rijk, integendeel de Christelijke godsdienst zelfs staatsgodsdienst werd, is de kerk een machtig orgaan geworden. Zij heeft daardoor ook veel kenmerken van de wereldlijke macht gekregen: rijkdom, macht, politieke invloed, pracht en praal. De Rooms- Katholieke kerk bouwde machtige muren om zich heen om haar positie te kunnen handhaven tegen allerlei invloeden van buiten. Het Vaticaan is nog een aparte staat binnen Italië met eigen geld en eigen postzegels. E toen kwam de Reformatie. De Hervormers keerden terug tot de Bijbelse motieven en zo ook tot het oorspronkelijke kerkbegrip en de Gemeenteorganisatie van het vroege Christendom. De Kerk is de gemeenschap van de mensen, die door het geloof in Jezus Christus Gods kinderen zijn. De Heer Zelf is het Hoofd van deze gemeenschap, zoals we het in de 1 Korinthe-brief lezen. Lichaam en Hoofd en lidmaten, die allemaal bij elkaar horen en elkaar niet kunnen missen. ”Want wij kunnen de kerk niet bewaren, onze voorouders konden dat ook niet, en onze kinderen na ons zullen dat ook niet kunnen”.
Gods Zoon heeft het gedaan! – Hij doet het nog en Hij zal het doen. Hij Die zegt: ”k ben met u tot aan het einde van de wereld”, ”want Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en in eeuwigheid”(vgl Hebreeën 13:8). En Hij heet ook ”Die was, Die is, en Die zijn zal”(Openbaring 1:4 en Exodus 3:14).
Ja, zo heet deze Mens, zo heet geen ander mens, en zo zal niemand heten. Want u en ik waren duizend jaar geleden niets en toch is de kerk zonder ons bewaard gebleven. Niemand heeft het gedaan dan Hij Die heet ‘Gisteren en heden Dezelfde’. (…) Wat wij nu over de kerk zeggen, dat hebben onze voorouders ook al moeten zeggen, zoals de Psalmen en de Schrift getuigen. En onze kinderen na ons zullen het ook meemaken dat zij met ons én met de hele kerk zullen zingen: ”Was de HEERE niet met ons geweest – laat Israël nu zeggen – was de Heere niet met ons geweest, toen de mensen tegen ons opkwamen, dan hadden zij ons levend verslonden” enzovoort. (vgl. Psalm 124:1 vv). (aldus Maarten Luther).
De reformatoren gaven de Kerk een hoofdletter en dat zullen wij nu ook maar gaan doen! Deze Kerk geeft de Heer ook de middelen om te bestaan: Gods Woord en de sacramenten van Doop en Avondmaal. Rondom deze drie middelen wordt de Kerk zichtbaar, anders zouden we hem niet kunnen zien, want je kunt nu eenmaal niet aan iemand zien of hij gelooft of niet. Zo is de Heer altijd in de Kerk op Z’n post. Hij maakt de Kerk tot een gebeuren, een activiteit, een beweging. Het zijn niet de mensen in de Kerk, maar het is de Heer Zelf als Hoofd van de Kerk, die via de Kerk aan de mensen Zijn boodschap doorgeeft.
Als je de Kerk zo bekijkt, dan komt onze vraag, of we de Kerk nog nodig hebben, in een heel ander licht te staan. Dan heet het niet meer, of we de Kerk nog nodig hebben, maar of we de Heer, of we God nog nodig hebben. Hij is toch de Helper, Die troost, als we in de put zitten, niet soms? Hij is de God, Die met ons de verantwoordelijkheid voor ons geluk met Zich meedraagt. Hij is de Zaligmaker, Die vrede geeft, waar ruzie is, en wat is er een ruzie in deze wereld! Hij is een Heiland, die leven geeft, waar leven verloren dreigt te geraken.
Of wij deze God nog nodig hebben? ”Indien de voet zou zeggen: omdat ik niet de hand ben, behoor ik niet tot het lichaam, behoort hij daarom niet tot het lichaam? En indien het oor zou zeggen: omdat ik niet het oog ben, behoor ik niet tot het lichaam, behoort hij daarom niet tot het lichaam? En het oog kan niet zegen tot de hand: ik heb u niet nodig, of ook het hoofd tot de voeten: ik heb u niet nodig.”
Hebben wij de kerk nog nodig? Ogen, handen, voeten, wij kunnen toch niet zonder elkaar, en met elkaar zonder de Heer. Je bent er niet alleen met je ouders, je kinderen, goede buren en collega’s. Het leven zelf leert je, dat je ondanks al die lieve helpende begrijpende mensen toch voor de beslissingen in je leven en de verantwoordelijkheid voor je leven alleen staat, helemaal alleen voor die Ander, die jou het leven gegeven heeft: de Here God. En als je dat een keer ervaren hebt, en je ziet in de Kerk de gemeenschap van ogen en handen, van leden die elkaar nodig hebben, dan antwoordt je niet meer botweg op onze vraag: NEE. Maar dan probeer je JA te zeggen. Ja, ik hoor er bij, ik heb God nodig, ik heb ook de Kerk nodig, want de Kerk is Gods gemeenschap, en die kan ik niet missen in mijn leven. En dan probeer je om van die Kerk iets te maken, de dingen te veranderen, die je in de Kerk niet aanstaan. Je probeert de Kerk leefbaar te maken, voor de mensen in deze tijd.
Ja, zegt u misschien, maar je kun het toch ook zonder de Kerk geloven. Natuurlijk, God openbaart Zich aan de mensen langs velerlei wegen. De Geest waait waarheen Hij wil. Toch moeten we oppassen met het geloof, dat meent de Kerk niet nodig te hebben. Je hoort het zo vaak ook van jonge mensen: ”Ik geloof wel hoor, maar naar de Kerk ga ik niet”. De vraag voor mij is dan altijd: wat en waarin geloof je dan? In iets, dat je leven bestuurt? In een hogere macht? In de God van de Bijbel? In Jezus Christus de Heer? Maar hoe kun je dan op je ééntje geloven? Zonder ook de gemeenschap met andere gelovigen te beleven, zonder ook je geloof te voeden met de heilsmiddelen van de Kerk? Heb je dat dan niet nodig: het Woord, de sacramenten, en vooral genadeverkondiging en zegen? Ik heb iemand eens horen zeggen: ik kan alles in de Kerk missen, maar de zegen van God moet ik mee naar huis nemen!
Geloven op je ééntje is een heel eenzaam en wankel geloof, een geloof met veel twijfels ook. Dat wil God niet van ons. Hij wil, dat wij ons geloof beleven en versterken onder elkaar en met elkaars hulp. Daarvoor is de Kerk er.
Hierbij wil ik het laten. Denk er eens over na en heb het er over, als je bij elkaar zit op de koffie of zo. Schaam je niet voor het Evangelie, want het Evangelie is een kracht van God voor iedereen die gelooft.