Nadat Schweitzer de eschatologie in Paulus’ theologie centraal had gesteld zijn verschillende modellen ter interpretatie van deze eschatologie ontwikkeld. Over de herkomst van de Paulinische eschatologie uit de apocalyptiek der latere Oudtestamentische geschriften bestaat weinig verschil van mening. Discutabel blijkt echter te zijn: de bedoeling, die de apostel daarmee heeft. Over het viertal klassieke interpretaties van Schweitzer, Dodd, Cullmann en Bultmann spraken wij reeds eerder naar aanleiding van de discussies over het tijdsfenomeen in het oerchristelijke denken.
Volgens Schweitzer heeft de teleurstelling na het uitblijven van de parousie Paulus’ aandacht helemaal op het heden doen vestigen: de tegenwoordige tijd van de heerschappij van Christus, waarin de prediking weerklinkt. Van eschatologie als leer van de laatste dingen is bij Paulus zijns inziens dan ook niet zo veel sprake meer. Op deze lijn zijn en Dodd en Bultmann verder gegaan, Dodd door de Paulinische eschatologie te “realiseren”, Bultmann door het eschatologiebegrip van Schweitzer te “existentialiseren”. Tussen het “Heilsgeschichtliche” model van Cullmann en het “existential-eschatologische” model van Bultmann bewegen zich nog W.G. Kümmel en Joachim Jeremias: zij verbinden de controversiële standpunten door de mens in een “sich realisierende Eschatologie” op het spanningsveld van heden en toekomst voor een geloofsbeslissing te plaatsen.
Ook Ernst Käsemann, de prominente leerling van Bultmann, neemt een tussenpositie in, evenals Günther Bornkamm. Beide proberen het historisme, een duidelijk gevaar in de “Heilsgeschichtliche’ aanpak, en het eenzijdige “existentialisme” van Bultmann te vermijden. Käsemann ziet in Paulus de apocalypticus, die klaarblijkelijk zijn tijd als het uur van de Messiaanse weeën beschouwt, waarin uit de oude wereld door de Christelijke verkondiging de nieuwe schepping opbloeit. Geschiedenis in dit licht is dan ook geen continueerbaar ontwikkelingsproces, maar een machtsproces van heil en onheil, van Adam’s wereld en de wereld van Christus. En eschatologie kan dan niets anders betekenen dan dat Gods macht zich doorzet.
Ook bij Bornkamm is een antiindividualistische tendens in de beschouwing van de Paulinische eschatologie merkbaar. Het gaat Paulus zijns inziens om de universaliteit van het heil, om de nieuwe mensheid en de nieuwe schepping. In deze geest kan men bij de apostel van heilsgeschiedenis spreken, doch zij is “freilich Geschichte in einem höchst paradoxen Sinn” doordat zich het heil in het onheil verbergt: de enige continuïteit is God Zelf, Zijn belofte en het geloof, dat daarop vertrouwt. Eschatologie betekent ook hier, dat Gods belofte en macht zich doorzetten om de schepping te vernieuwen. Dat dit wezenlijk ook de existentie van de mens raakt en van hem een geloofsbeslissing vraagt, behoeft geen betoog.
2 gedachten over “Waar blijft de tijd XLI – Eschatologische modellen der Paulinische theologie”