Na Pasen ziet de wereld er anders uit. Zo mogen we ’t in elk geval beleven. Alles heeft nieuw licht gekregen: het licht van Pasen!
Pasen komt van het Hebreeuwse “Pesach” dat “voorbijgaan” betekent. Het is een herinnering aan de doodsengel, die in de nacht van de uittocht uit Egypte bij de Joden voorbijging. De deurposten waren bestreken met het bloed van een pas geslacht lam.
Later, in de christelijke tijd, werd Pasen afgeleid van het Griekse “paschein” dat “lijden” betekent. Je zou beide betekenissen kunnen verbinden door te zeggen, dat het lijden voorbijgaat. Zo ongeveer beleven wij Pasen! Het is het aanlichten van de nieuwe morgen en van de nieuwe wereld, waarin geen lijden meer zal zijn.
Ik hoop, dat u in deze zin goede Pasen gehad hebt en dat u er weer tegen kunt, tegen de beslommeringen van elke dag. Een geestelijke bodem kunnen we in deze tijd best gebruiken! Pasen wil zo’n bodem zijn. Een stevige grond, waarop we staan kunnen en waarvandaan we verder kunnen gaan, het onzekere leven tegemoet. We hebben mooie dingen in het verschiet: de overwinning van het kwaad, de terugkomst van het paradijs, opstaan uit de dood, geen lijden meer, alle tranen weggewist… Laten we dat vasthouden!
Pasen wordt wel genoemd “de eersteling der dagen”. Dat betekent ook, dat de rest van Gods dagen ook eens zal komen. Daar mogen we ons elke dag aan optrekken! Zoals Nel Benschop eens dichtte in haar mooie gedicht “Gedachten op de Paasmorgen”:
Maar sinds de vrouwen ons de blijde boodschap brachten: “De Heer is opgestaan!” En zie, Hij gaat ons voor naar Galilea; daar zal ons de Meester wachten – nu volgen wij vol vreugd Zijn lichtend spoor!