De Bergrede gaat verder. Jezus spreekt over vervolging en gerechtigheid. “Gelukkig bent u, als ze u uitschelden en vervolgen en valselijk van allerlei kwaad betichten vanwege Mij. Wees blij en juich, want in de hemel wacht u een rijke beloning”. (Matth.5, 12).
De bisschop haalt hier ook de woorden van Paulus uit Rom. 5 aan: “Wij roemen in de hoop op de heerlijkheid Gods. En niet alleen hierin, wij roemen ook in de verdrukkingen , daar wij weten, dat de verdrukking volharding uitwerkt en de volharding beproefdheid en de beproefdheid hoop; en de hoop maakt niet beschaamd, omdat de liefde Gods in onze harten is uitgestort is door de Heilige Geest…” Wanneer de mensen u iets aandoen “vanwege Hem” gebeurt zo gemakkelijk. Er wordt zo gauw gezegd: “die schijnheilige…” Soms is dat ook waar! We moeten ons zelf daarop onderzoeken. Maar als we vals beschuldigd worden, wacht ons een beloning in de hemel. We moeten daar blij om zijn, zegt Jezus, want ons wacht een rijke beloning. Met hemel wordt Gods woonplaats bedoeld. Daar, waar gerechtigheid woont. Paulus zegt daarvan: “Ons vaderland is in de hemel” (Filipp.3, 20). Daarheen zijn we onderweg! We moeten dat ook laten zien, want -zegt Jezus- “Gij zijt het zout der aarde”. Het zout gaat verderf tegen, maar als het krachteloos wordt, deugt het nergens meer voor. Zo moeten jullie ook zijn: het geloof in andere mensen versterken en hun dwaling wegnemen.
“Gij zijt het licht der wereld”. De wereld, dat zijn de mensen die er in wonen. Om hen te verlichten zijn de apostelen gezonden. “Een stad kan niet verborgen blijven, als ze op een berg licht”. Met “berg” wordt Gods gerechtigheid bedoeld. “Men steekt een lamp niet aan om haar onder de korenmaat te zetten, maar men zet haar op de kandelaar”. Wat daarvan te denken? “Korenmaat” kan gezien worden als iets van de aarde, wat ons voedsel en gemak geeft. Dan zou Jezus woord kunnen betekenen, dat je de geestelijke dingen, de “dingen van Boven”, niet moet plaatsen onder de “dingen van beneden”. Wie het licht van Gods Woord met tijdelijke gemakken verduistert en afdekt, zet de lamp onder de korenmaat. Maar wie zijn lichaam ondergeschikt maakt aan de dienst van God, zet het licht op de kandelaar. Dat betekent echter niet, dat het lichaam niets is. Integendeel, het lichaam werkt mee met de Geest. Paulus zegt het zo: “Ik ben geen bokser, die in de lucht slaat. Ik hard mijzelf en houd mij onder strikte tucht om niet na voor anderen te hebben gepreekt, zelf te worden verworpen” (1 Kor.9, 26-27).
“En dan schijnt ze voor allen in huis. Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat ze uw goede werken zien en uw Vader in de hemel verheerlijken” (Matth.5, 16). De mensen moeten niet alleen uw goede werken zien, want dat kan leiden tot eigenroem, maar zij moeten God daarom ook verheerlijken. Alles wat wij doen, dient tot eer van God te zijn. Dat laat het Evangelie ons ook zien. Bijvoorbeeld bij de genezing van de lamme, waar staat dat de menigte verbaasd was over Zijn macht “en ze verheerlijkten God, Die zo’n grote macht aan mensen gaf” (Matth.9, 8).
Nu gaat Jezus spreken over de Wet. “Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen.” Dat kan betekenen, dat aangevuld wordt wat nog aan de wet ontbreekt, maar ook wordt volbracht wat de Wet inhoudt. Op zich is de Wet al goed, zelfs volmaakt. Zegt Jezus niet: “Ik verzeker u, eer hemel en aarde vergaan. Er zal er niet één tittel of jota van de Wet afgaan voordat alles is volbracht.” De jota is de kleinste letter, alleen maar een streepje, en de titel is maar een stipje daar bovenop. De Wet is helemaal volmaakt! Daar moeten we dus niet aankomen. “Wie namelijk één van de geringste geboden opheft en dat de mensen leert, zal de geringste worden genoemd in het Koninkrijk der hemelen.” Het omgekeerde is ook waar: wie ze onderhoudt en dat leert, zal groot worden genoemd in het Koninkrijk der hemelen.
“Want Ik zeg u, indien uw gerechtigheid niet meer betekent dan die van de schriftgeleerden en farizeeën, zult u het Koninkrijk der hemelen zeker niet binnengaan” (Matth.5, 20). Denk niet dat de geboden van de Schriftgeleerden al genoeg zijn! Die zijn normaal, meer niet. Maar de geboden, die Ik u geven zal… daar moet je naar luisteren! Welke dat zijn? “Dat uw gerechtigheid meer betekent dan die van de schriftgeleerden en farizeeën. Als die niet meer betekent, zult u het Koninkrijk der hemelen zeker niet binnengaan. Wie dus de geringste geboden opheft en dat leert, zal de geringste worden genoemd in het Koninkrijk der hemelen”. De gerechtigheid van de farizeeën is dat ze niet doden. De gerechtigheid van hen die het Koninkrijk der hemelen zullen binnengaan, is dat zij niet zonder reden kwaad worden. Het geringste niet doden. En wie dat gebod opheft, zal de geringste worden genoemd in het Koninkrijk der hemelen. Volmaakt is degene, die niet alleen niet doodt, maar ook niet zonder reden kwaad wordt.
“U hebt gehoord, dat tot de ouden is gezegd: U zult niet doden. Wie doodt, zal uitgeleverd worden aan het gerecht. Maar Ik zeg u: ieder die zonder reden kwaad wordt op zijn broeder, zal worden uitgeleverd worden aan het gerecht. Wie “raka” zegt tegen zijn broeder, zal worden uitgeleverd aan de raad. En wie “domkop” zegt, zal worden uitgeleverd aan het hellevuur”. Daar zit een opgaande, of moeten we zeggen: afgaande, lijn in van gerecht naar raad naar hellevuur. We weten niet precies wat “raka” betekent. Sommigen denken, dat het uit het Grieks komt, van “rhakos”, dat “in lompen gehuld” betekent, of -zoals wij wel eens zeggen- lomperik. Het kan ook gewoon een krachtterm geweest, zijn, zoals wij die ook wel horen op het voetbalveld; een kreet van ergernis of woede. In ieder geval: het gaat van kwaad tot erger, de zonden nemen toe. Ook de straf. Bij het gerecht kun je je nog verdedigen. Bij de raad overleggen de rechters over de strafmaat, die voltrokken gaat worden. Bij het hellevuur staat de straf al onherroepelijk vast. Dit alles gebeurt, als je uitgaat van de gerechtigheid van de farizeeën. Bij de farizeeën wordt een moordzaak door mensen onderling behandeld. Maar bij de “grotere gerechtigheid”, waar Jezus over spreekt, wordt alles aan het goddelijke gerecht overgelaten: daar is het einde van de veroordeelden het hellevuur.