Matthëus 4, 4
”Niet alleen van brood zal de mens leven, maar van alle woord, dat uit de mond van God uitgaat.”
Jezus is in de woestijn en heeft honger. In die toestand komt de duivel naar Hem toe om Hem te verzoeken. Als er iemand is, die het niet zo best heeft, die het te kwaad heeft met de omstandigheden en soms ook met zich zelf, dan is vast en zeker de duivel in de buurt. Maar laten we wel bedenken: die duivel komt niet alleen mensen die honger hebben verzoeken, de duivel komt met zijn verzoekingen even goed tot mensen, die in overvloed leven. Daar zullen we ‘t straks nog over hebben.
We gaan nu eerst de aandacht richten op wat er in die ontmoeting tussen Jezus en de duivel voorviel. We horen Satan heel vriendelijk woorden tot Jezus spreken. Dat doet hij altijd! Hij heeft zo’n zoetgevooisde stem en hij meent het zo goed met je. “Waarom ligt u daar zo dodelijk vermoeid en hongerig neer? Dat hoeft toch niet? U kunt toch wonderen doen? U is toch de Zoon van God? Als U wilt, dan staat er onmiddellijk een heerlijke maaltijd voor U klaar. U hoeft daartoe maar één woord te spreken en in een ogenblik zullen de stenen hier broden worden.” Toch aardig van die duivel, toch niet zo zwart als ie meestal wordt afgeschilderd, ja eigenlijk wel een sympathieke figuur! Maar reken er op: hoe sympathieker hij zich voordoet, des te gevaarlijker hij is! Jezus mocht Zijn wondermacht toch niet voor Zich Zelf gebruiken. Alleen voor God en Diens eer en het verlossingswerk van de mensen. Stel je voor, dat Jezus brood van de duivel had aangenomen! Wij kijken vaak niet zo nauw, hoe we aan ons brood komen en aan ons geld, als we maar brood op de plank hebben! Gelukkig laat Jezus ons hier zien, hoe het WEL moet: “Er staat geschreven” zegt Hij; dat is het voornaamste: “Er staat geschreven… Weet u dat wel? Denkt u daar wel aan? Er staat geschreven! Niet wat mensen zeggen, niet wat we er zelf van denken, niet wat voor ons het voordeligst is. Nee, één ding is slechts belangrijk: Er staat geschreven! Wat zegt Gods Woord er van?” We moeten bij wijze van spreken Gods Woord bij ons hebben, bij het werk, bij het oogsten. Daar moeten we ons aan houden! Zoals Jezus Zich er aan hield en er voor dankte: “Niet alleen van brood zal de mens leven, maar van alle woord, dat uit de mond van God uitgaat”.
Hoe vaak wordt dit woord verkeerd uitgelegd. Alsof het betekent, dat de mens naast brood ook aan andere stoffelijke zaken behoefte heeft. De mens zal bij brood alleen niet leven… Maar laten we niet vergeten, dat Jezus er wel aan toevoegde: “maar van alle woord, dat uit de mond van God uitgaat”. Meestal wordt dit zo uitgelegd, dat de mens niet alleen sterfelijk voedsel nodig heeft, maar ook geestelijk voedsel. Niet alleen het lichaam heeft voedsel nodig, maar ook de ziel. Op zich zelf genomen is dit natuurlijk waar en we moesten er bij al ons zwoegen voor aardse dingen maar eens aan denken, dat ook de geestelijke dingen onze aandacht nodig hebben.
Toch wordt dit – denk ik – niet met onze tekst bedoeld. Dat wordt ons duidelijk, als we er op letten dat Jezus hier een woord uit Deuteronomium 8 aanhaalt. In dat hoofdstuk worden we herinnerd aan de veertig jaar, die Israël na de bevrijding uit Egypte in de woestijn heeft doorgebracht. En waar het dan op aankomt is dit: dat Israël al die veertig lange jaren in de woestijn door God op wonderbaarlijke wijze in het leven is gehouden. In de woestijn was geen leven, geen brood, nog niet voor één enkel mens, laat staan voor honderdduizenden. Maar God heeft het manna uit de hemel gegeven, het wonderbrood. We lezen daarvan in Deuteronomium: “De Here gaf u het manna te eten, dat gij niet kende en dat ook uw vaderen niet gekend hebben, om u te doen weten, dat de mens niet alleen van brood leeft, maar dat de mens leeft van alles, wat uit de mond des Heren uitgaat.”
Waarvan leefde Israël dus in de woestijn? Niet van het gewone voedsel, want dat was er niet, maar van wat er uit Gods mond uitging. Dus van woorden die God sprak, maar daar kun je toch niet van leven? Ja toch, juist van woorden moeten we leven! Van Gods Woorden! Dat kan, want Gods woorden zijn machtige woorden, scheppende woorden. Denkt u ‘t zich eens in: er was niets eetbaars in de woestijn, maar God opende Zijn mond en sprak slechts één woord, en zie: de grond lag bezaaid met het allerbeste voedsel. Eet maar, zoveel als je nodig hebt! En zo heeft Israël geleefd in de woestijn. Eigenlijk ook niet zo zeer van het manna. God immers moest elke ochtend opnieuw het woord spreken, waardoor het manna kwam. Zó leefde Israël dus van het Woord, dat uit Gods mond kwam. Wij zouden vandaag zeggen: Israël leefde van Gods zorg en aandacht. Vandaag aan de dag mag dan wel heel veel anders zijn dan vroeger en zeker dan de tijd, waarin Israël zwierf door de woestijn, toch is de hoofdzaak nog steeds hetzelfde: we leven niet alleen van brood, maar van God en Zijn Woord, Zijn aandacht en zorg. En dat moeten we beseffen. Aan ‘s Heren zegen is het al gelegen!
Natuurlijk, we leven niet meer in een woestijn, en die zegen van God is daardoor niet zo duidelijk als toen. Voor de meesten in ons land is het een tijd van welvaart, ondanks de crisis, waar wij – zegt men- bezig zijn uit te krabbelen. Er is voedsel genoeg voor iedereen, de landbouwwetenschap leert ons hoe we de grond vruchtbaar moeten maken, zó vruchtbaar dat er zelfs grote overschotten zijn gekweekt en worden vernietigd. Ons kan toch eigenlijk niets meer overkomen! Maar weet u wel, dat dit waanzin is? Om die verschrikkelijke waanzin, die hoogmoed van mensen, lag Jezus honger te lijden in de woestijn, en Hij niet alleen! Alsof ons leven alleen maar van brood afhangt en van materiële zaken, steeds meer en meer. Als ‘t er op aankomt, zijn wij nog even machteloos als die Israëlieten in de kale woestijn. Met al ons kennen en kunnen nog even machteloos! Want de mens zal niet alleen van brood leven! Zet het toch uit uw hoofd: we leven niet van brood, we leven niet van de arbeid van ons hoofd en onze handen, van het vele dat we doen, van het land dat we hebben bewerkt… ”Maar waarvan leven we dan anders?” zult u misschien vragen. Weet u dat dan nog niet? WE LEVEN VAN GOD EN VAN ALLE WOORD, DAT VAN ZIJN MOND UITGAAT.
Stelt u zich heet eens voor: we zitten aan tafel, gelukkig is er genoeg te eten voor iedereen. Dat is in het verleden wel anders geweest. Maar van dat eten, daar leven we niet van, want menigeen krijgt het beste eten en wordt toch ziek. En hij krijgt wat hij hebben moet en wordt toch niet beter. Het is zo: als wij aan tafel zitten of op bed liggen, als we ziek zijn, en we gaan eten, dan moet God er ook nog bijkomen. En God moet het Woord spreken, waardoor het eten en de medicijnen waarde voor ons krijgen. Daarom bidden we ook voor het eten: dat God er bij mag komen met Zijn levenscheppend Woord. We leven van dat Woord van God, en niet van brood en boter, niet van vlees en aardappelen en groenten. En zo is het overal. Hoe werden de weiden groen? Hoe is het koren gaan groeien en en kwamen onze koeien aan zo hoge melkproductie? Is dat door onze kundigheid, door onze goede behandeling en verzorging? Natuurlijk, ook dat was nodig. Maar toch, dat deed ‘t ‘m tenslotte niet. God moest op de akker komen en God moest in de stal komen en daar Zijn Woord spreken. Dan alleen ging het goed, werd de oogst vruchtbaar, zegenrijk. En zo is het met heel onze welvaart. Van God en Zijn Woord, daar leven we van. En daar leeft heel de wereld van, ook al doet ze alsof God er niet is. Het gaat allemaal zo vanzelf en het lijkt zo vanzelfsprekend: wie arbeidt zal ook oogsten. Als je werkt, dan verdien je en zelfs als je niet werkt verdien je. Toch leidt dat alles tot niets, als we Gods stem daarin niet horen. Het is immers niet ONZE verdienste, maar uitsluitend gevolg van Zijn spreken. Laten we toch beseffen, hoe afhankelijk we van Hem zijn. Zelf kunnen we niets presteren, van Boven moet het alles komen! Elke dag heffen we daarom ons hoofd omhoog en bidden we: “Heer, geef ons heden ons dagelijks brood…” Dat is alles wat we nodig hebben om te leven, in de eerste plaats Zijn Woord! Maar laten we daaraan dan ook direct toevoegen: “En leid ons niet in verzoeking”. Want ons leven is vol van verzoekingen en verleidingen. En de duivel, die gekomen is om Jezus te verzoeken, is ook dagelijks bij ons in de buurt. Altijd is er het gevaar, dat we gaan leven voor de dingen die “beneden” zijn, dat we daardoor Gods Woord vergeten. Hoe zelden zijn we ons er nog van bewust, dat we moeten leven van God en van alle woord, dat van Zijn mond uitgaat?
Laten we toch dicht bij Jezus blijven! Hij immers is Zelf het Woord, dat uit Gods mond uitgaat, Het Woord des Levens. Hij heeft honger geleden, hoewel Hij met het grootste gemak van stenen broden had kunnen maken. En Hij heeft de lijdensweg gekozen, hoewel de grootste heerlijkheid Zijn deel had kunnen zijn. En Hij heeft aan het kruis willen hangen, hoewel Hij Koning der koningen was. Maar zo heeft Hij wel de duivel overwonnen! Laten wij dat in Zijn spoor ook doen. Want wat baat het ons, als de duivel de baas is in ons leven? Wat baat het ons, als we werkelijk ook alles bezitten, maar schade lijden aan onze ziel?
Jezus heeft de duivel overwonnen, ook voor u en mij. En Hij zal het ook steeds weer in ons leven doen, als wij maar steeds weer bidden: “Heer, verlos ons van de boze!”
Gebed
iedere dag
zijt Gij er weer
doet Gij Uw Aaangezicht
bevrijdend
over ons lichten
zijt Gij een God
Die draagt en voedt
koestert en bemint
iedere dag zijt Gij er weer
legt Gij welwillend
Uw hand op mijn hoofd
noemt Gij mijn naam
schenkt Gij mij brood
om te leven
levensbrood.
Amen.