“Wij hebben deze schat in aarden vaten”
Daar zit een tegenstelling in onze tekst. Wij hebben een schat! Nou, dat is mooi, een schat! Maar we hebben hem in aarden vaten. Dat is niet zo mooi, want aarden vaten zijn erg breekbaar.
Paulus heeft het hier over het geloofsleven van de mensen. Het is geweldig, als je het geloof mag beleven, maar er zitten ook erg broze kanten aan. Het geloof is aan vele gevaren bloot gesteld. Daar spreekt de apostel over in zijn brief aan de Korintiërs. We geloven in het kruis en de opstanding van Jezus Christus en we willen daar ook voor uit komen. Maar dan merk je, hoe voor veel mensen het kruis een dwaasheid is of een ergernis. En je merkt hoe machteloos je staat en hoe broos je geloof eigenlijk is. Aarden vaten zijn wij! Zwakke mensen. Het is zo met ons gedaan, alle goede bedoelingen ten spijt.
Een schat moet je bewaren, daar moet je zuinig op zijn. Die schat is het Evangelie, de blijde boodschap. Het vertelt, dat je zonden zijn vergeven en dat er plaats is voor jou bij God. Het is een geweldige schat, die je nodig hebt om staande te blijven in deze harde goddeloze wereld. In het leven vol vragen en onzekerheden. In leven en in sterven.
Realiseren we ons eigenlijk wel, dat we zo ’n schat hebben? Je zou het niet zeggen, als je zo om je heen ziet. Veel mensen, ook Christenen, lopen met gebogen hoofd en met een kromme rug alsof ze zware lasten te dragen hebben. En je hoort overal om je heen zuchten en klagen… Ook wij zelf doen daar aan mee. Terwijl toch eigenlijk ons gezicht vreugde moest uitstralen! Wat zijn wij toch arme mensen, terwijl God ons een schat heeft toebedeeld. Doen we er wat mee? Met die schat? Of hebben we hem veilig opgeborgen in een kluis? Net als die derde slaaf, die zijn éne ontvangen talent had opgeborgen en er op ging zitten. De andere slaven gingen er mee werken. Zouden wij dat niet ook moeten doen? Ja zeker. Gods schat moet niet alleen bewaard maar ook telkens opnieuw bevochten worden. Het Evangelie van Zijn liefde is niet een ding, dat je ergens kunt neerleggen en bewaren, maar het is een bron, waaruit je dagelijks nieuw leven kunt putten en ook anderen kunt schenken. Het is de gave van de Heilige Geest, die mensen in beweging zet, naar God toe, naar elkaar toe. Het is nog maar kort geleden dat we Pinksteren hebben gevierd. Toen hebben we die schat ontvangen en nú mogen we hem laten stralen in ons leven.
Natuurlijk, we zijn slechts zwakke mensen. Daarom zegt Paulus ook, dat we de schat in aarden vaten hebben. We durven de verantwoordelijkheid voor die schat eigenlijk niet aan. We denken, dat we met zo ’n grote schat niet om kunnen gaan. We zijn bang hem te verliezen. En daarom houden we hem maar angstvallig bij ons en we laten hem niet tot ontplooiing komen. Maar, beste mensen, geestelijke schatten kunnen niet worden weggeborgen. Zij brengen een grote verantwoordelijkheid mee. En vergeet niet, dat het Evangelie een blijde boodschap is. Alleen wie de weg van het geloof loopt met een blij gezicht en een opgewekt gemoed, zal de loop voleinden en het geloof behouden, ja de kroon des levens ontvangen. Die blijde moed is blijk van Godsvertrouwen. Want uit onze eigen zwakke kracht zouden die moed niet kunnen putten. Maar wij doen het van uit het geloof, dat Hij, Die een goed werk in ons begon, dat ook voleindigen zal. Hij alleen kan onze aarden vaten sterk maken.
Hoewel we allemaal zwak en gebrekkig zijn, heb je gelukkig ook nog mensen, die niet klagen, maar altijd hoopvol en enthousiast zijn. U kent ze wel van het oude gezegde: niet klagen, maar dragen, en bidden om kracht, Misschien heeft u zelf daar ook wel wat van. Ik hoop het. Toch heb je ’t dan vaak ook moeilijk. Want in je enthousiasme denk je de hele wereld aan te kunnen, maar je komt je zelf wel tegen! Want al gauw blijkt, dat je toch maar een aarden vat bent. En zo kan het gebeuren, dat spontane gelovige mensen bij de eerste de beste teleurstelling of tegenwerking het geloof weer verliezen. Ze denken er niet aan, dat Paulus ons daarvoor waarschuwt, als hij ons er op wijst dat we de schat in AARDEN VATEN hebben. Het is mooi om enthousiast te zijn in je geloof, om de sterren van de hemel te plukken, maar je moet het ook vol kunnen houden, als alles je tegen zit. De verpakking van dat enthousiaste geloof blijkt dan toch heel erg broos en kwetsbaar te zijn: een breekbaar aards vat.
Zo ’n breekbaar aards vat is Paulus zelf geweest. Hij weet waar hij ’t over heeft.
Het beeld van een schat in aarden vaten is uit het leven gegrepen. Aarden vaten waren gebruiksvoorwerpen, die overal voor werden gebruikt. Waardevolle voorwerpen, zoals sieraden en boekrollen werden in zulke vaten bewaard. De Dode Zee rollen zaten nog in aarden kruiken, toen ze bij opgravingen werden gevonden. Evenals de gouden en zilveren munten destijds in Serooskerken op Walcheren. Maar ook dagelijkse zaken zoals voedsel en wijn werden daarin opgeslagen. Veel van die potten werden nog dagelijks opgegraven en komen dan bij Kunst en Kitsch terecht. Ze zijn aangetast door de tand des tijds en zien er verweerd uit. Je zou niet denken, dat zo ’n craquelé geval wel eens een schat zou kunnen bevatten. En toch, zegt Paulus, ligt in zo ’n gewoon aarden vat de schat van het Evangelie. En dat is niet toevallig zo. Er zit een positieve kant aan: nu is geen verwisseling van de schat en het vat mogelijk. Kijk maar naar Paulus zelf: een onaanzienlijke man, klein van stuk, getekend door het leven zelf, door het vele lijden wat hij moest ondergaan. Maar een werkzaamheid en overtuigingskracht voor het Evangelie, ongelofelijk! Waar haalt hij het vandaan? Niet uit hem zelf, dat is zeker, maar uit de schat die God in hem heeft gelegd.
De mannen in Korinte, die de leiding hadden, gaan prat op hun eigen kracht en grootheid en verduisteren daarmee God en het Evangelie. En zo gebeurt het vaak nóg in de Kerk, dat het meer gaat om de eigen grootheid van mensen dan om de heerlijkheid van God en Zijn werk. Maar Paulus ging het nooit om eigen roem en kracht. Alleen om Gods eer!
Daarom ziet zijn leven er ook zo uit als die in werkelijkheid is. Hij zegt het zó: in alles zijn wij in de druk, maar niet in het nauw; om raad verlegen maar niet radeloos; vervolgd maar niet verlaten; ter aarde geworpen maar niet verloren; te allen tijde het sterven van Jezus in het lichaam omdragende… Voor de Korintiërs was Paulus eigenlijk een wat min persoon. Ze hadden liever een grote flinke prediker gehad, zoals Apollos, een echte leidersfiguur. Maar, zo laat Paulus horen, waar gaat het nu eigenlijk om? Ons leven is getekend door het lijden en sterven van Christus. Zou het dan met óns leven anders zijn? Als je een echte Christen bent, dan draag je toch het sterven van Christus in je lichaam om? Eigenlijk staat er in het Grieks “doding”. Dat geeft nog duidelijker aan, dat een Christenmens gedood wordt zoals Christus Zelf gedood werd. Wanneer je zegt “sterven”, dan kan dit duiden op een natuurlijk gebeuren, zoals iedereen een keer moet sterven. Maar dat bedoelt de apostel niet. Hij spreekt van gedood worden. Het leven van een Christen staat in doodsnood: de haat van vijanden, afwijzing en tegenwerking, bespotting, minachting, discriminatie, zó erg dat het lichamelijke gevolgen heeft. Je wordt getrapt, geslagen, in de gevangenis gegooid, gemarteld. Dat alles heeft Paulus zelf ondervonden. Daarom kan hij zeggen, dat hij de doding van Jezus in het lichaam ronddraagt. Maar – zegt hij – dat is niet zonder zin, want het gebeurt, opdat ook het leven van Jezus zich in ons sterfelijke vlees openbare.
Wij worden overgeleverd aan de dood, prijsgegeven, zoals ook Christus Zelf aan de dood werd uitgeleverd. Daarmee dragen we het lijden en sterven van Christus in ons om. Dat is een hele troost. Aarden vaten te zijn wordt zó een erezaak! Het wordt een vorstelijke bekleding, want het garandeert dat ook het leven van Jezus opbaar zal worden in ons sterfelijke vlees. Dan blijkt pas echt, dat ons aarden vat een schat in zich bergt, een levensschat. Het sterfelijke vlees is het aarden vat, de schat daarin is het leven van Jezus.
Mogen wij dit ook ervaren, Gemeente? Ons leven is sterfelijk, ons lichaam is aan afbraak onderhevig en het vertoont al diepe scheuren. En toch mag dit de verpakking zijn van een ongelofelijk grote schat. De heerlijkheid van God en het eeuwige leven wordt daarin openbaar, net als bij Paulus.
Laten we daarom niet zeuren, laten we niet klagen en moedeloos zijn, alsof we toch nergens voor deugen. Wij zijn maar verpakking, ondeugdelijke verpakking, aarden vaten. Maar wat God daar binnen in heeft gelegd is het mooiste wat we ons maar kunnen voorstellen: Zijn genade om Jezus’ wil en uitzicht op Zijn heerlijk Koninkrijk. Dat moet ons moed geven, net als de Korintiërs, moed om vol te houden en het Evangelie te dienen en uit te dragen, ook als het kruisdragen wordt. Zo heeft de apostel Paulus het ons geleerd en vóórgedaan.
Amen.