Martie Genger stuurde mij dit gedicht op die ze gemaakt had n.a.v. de Watersnoodramp in 1953.
Martie: ”Ik was toen 16 jaar en er werd aan de deur kleding voor de slachtoffers gevraagd. Dus gaf ik aan die vrouw een van de twee kledingstukken die ik toen nog maar had. De volgende dag moest ik naar het postkantoor en zag diezelfde vrouw lopen aan de overkant van de straat. Zij had mijn mooiste zelfgemaakte rok aan. In shock liep ik terug naar huis en vergat het postkantoor ( n.a.v. de springvloed 1953)”.
1-2-3 in Godsnaam
Zeeën vol zielen
zij spoelen aan
kussen de oevers
voor zij weer gaan.
Biljoenen triljoenen
ontelbaar getal
vereend in de golven
zo God het beval.
Nooit meer alleen
want water met water
geen straks meer of later
door alle eeuwigheden een.
Zij stijgen en dalen
van nevel naar mist
in hagel tot regen
en sneeuw vergewist
zich in plassen, rivieren
de meren naar zee
van zielen, de zielen
die tranen van wee.
Martie Genger