Mijn vriendin Femke schreef:
‘Het bericht van de kapvergunning stond enkele maanden geleden in de krant, maar inmiddels was ik het al weer vergeten. Of had ik het verdrongen? Tot gisteren, toen werd het wrede realiteit. Door ons zijraam, dat een mooie blik geeft over verschillende tuinen, zag ik met misselijk makende pijn hoe de buurman twee huizen verder als een kat in de boom klom met een elektrische zaag en in wervelende vaart de ene tak na de andere tak van de majestueuze blauwspar naar beneden liet ploffen. Versteend zag ik toe. Die blauwspar zo altijd aanwezig, zo altijd trouw en meelevend, zo alles begrijpend. Het was een boom waaruit ik veel troost putte. Ze stond er zo trouw en zo wetend van wat hier gebeurde. Ze stond er in december toen het grote leed over ons kwam, ze stond er in de vele sneeuwdagen die volgden, verscholen onder een steeds zwaarder wordende last, ze stond er toen het voorjaar kwam en de eerste vogels in haar gingen nestelen. Ze stond er toen de dood schoorvoetend op ons tuinpad stond wachtend op het sein. Ze stond er toen we het warm kloppend hart van ons gezin uitgeleide deden over het pad, ooit door hemzelf aangelegd. Onwetend van mijn gedachten ging de buurman onverdroten, haast fanatiek, door. Steeds hoger schoof hij, steeds hoger ook leek de piekende stomp in ontluisterende kaalheid. Af en toe keek hij met welbehagen naar de groeiende berg dennentakken op de grond. De mufheid in zijn huis was voorbij, tegelijkertijd werden de onvolkomenheden van zijn huis zichtbaar. Het begon zachtjes te regenen. ‘Tranen uit de hemel’, dacht ik. De gestage stroom ging over in een gietbui en ik vertaalde dit in hartverscheurend snikken. Stukken ‘wervelkolom’ van de boom vielen bonkend naar beneden. Toen was het goed, de buurman stopte. Morgen kwam het laatste gedeelte van de moordpartij: gewoon de stevige voet, zo trouw in het dragen van de groene pracht, uitgraven en dumpen. Nee, niet op een bomenkerkhof, maar gewoon ergens op een ongeziene plek in het duister.’
Femke en haar gezin zond ik de troostvolle woorden van Hans Bouma. Het was tevens een eerbetoon aan de blauwspar.
Steeds rijker –
rijker aan geschiedenis,
steeds dieper geworteld.Totdat je wordt geveld.
Een boom is een boom,
een mens een mens.
Aly Brug
(reeds eerder gepubliceerd in het Centraal Weekblad)