Ze schoof naar binnen met in de ene hand een bos rozen en in de andere een stapel boeken. Het waren de gebundelde columns van wijlen A.J. Klei. In kostelijke stukjes liet hij destijds zijn blik onbekommerd ronddwalen, deed de lezers van ‘Trouw’ verslag van de gewone dingen verpakt in milde humor. Jarenlang; over trouw gesproken…
Die avond kroop ik op de bank met ‘Liever een bal des gehakts’ en las vooraf de inleidende woorden van de auteur. En zie daar bleef ik al steken. Want Klei vertelt hierin hoe de eigenaardige titel van het boek tot stand kwam. Toen één van zijn zwagers trouwde met een rooms meisje was er na afloop van de huwelijksplechtigheid een receptie. Tot de genodigden behoorde de priester-dichter Tom Naastepad. Tussen de vele lekkernijen, die geserveerd werden, waren ook gekruide gehaktballetjes. Ze vielen bij Naastepad zeer in de smaak en meermalen vroeg hij om nog ‘zo’n bal des gehakts’. Het maakte diepe indruk op Klei en vanaf dat moment noemde hij dat bruin gebraden bolletje niet meer ‘gehaktbal’ maar een ‘bal des gehakts’. En toen er naar een titel werd gezocht voor de nieuwe bundel, adviseerde de uitgever het boek gewoon ‘Liever een bal des gehakts’ te noemen.
Ik stond op en zocht naar informatie over de bedenker van die verheven naam voor zo’n eenvoudige gehaktbal. Tom Naastepad (1921 – 1996) studeerde aan het Grootseminarie te Warmond en werd kapelaan in de bisdommen Haarlem en Rotterdam. Eind vijftiger jaren begon hij met het schrijven van bijbelliederen, begrijpelijke teksten en zeer inspirerend. Theologen hadden veel aan zijn heldere exegetische uitleg en zijn overwegingen werden geroemd als ware juweeltjes. Ik stond op en mompelde dat Klei me wel aan het werk zette, maar nu wilde ik ook alles weten over de priester die de gehaktbal roemde als was het een culinair hoogstandje. Elf liederen van zijn hand zijn opgenomen in het Liedboek voor de Kerken. Ik las ze alle door en was meermalen geraakt door de dicht bij het verhaal blijvende inhoud. Maar toen ik vers 4 las van lied 300 ‘Eens, als de bazuinen klinken’, kreeg ik een bevreemdend gevoel. Het stond zo haaks op zijn laatste wens: ‘Geen graf, geen grafsteen, geen publiekelijke uitvaart.’ Mogelijk dateert het lied uit een eerdere periode in zijn leven en keek hij later anders.
Waar ik me volledig in kon vinden was lied 150. Hoopvol en veelbelovend. Vooral in deze periode van snel vallende duisternis en van verwachten; van speuren naar beginnend licht.
In den beginne was het woord,
op aarde is zijn stem gehoord
die spreken wil tot elk geslacht,
Hij werd geboren in de nacht.Dit licht dat in het duister sliep
is God die ons bij name riep,
Hij roept totdat Hij wordt gehoord,
in den beginne was het woord.
Het kan vreemd gaan. Van ‘een bal des gehakts’ naar Tom Naastepad en van laatstgenoemde terechtkomen in een adventslied. De geest van Klei werkt onverdroten door…
Aly Brug.
(Eerder gepubliceerd in Centraal Weekblad.)
Mensen, die hun tijd ver vooruit zijn, lijken gedoemd om eenzaam te sterven, onbegrepen en opgevreten door een walvis, die uiteindelijk toch geen vat krijgt op het ‘fremdkörper”dat in zijn buik is doorgedrongen. Er zijn er meer als hij. Enkelen ken ik: het zijn de parels in de oester. Het Rijk der hemelen is als een schat verborgen in de akker. Wie hem vindt, bedekt hem weer. Tom Naastepad, een naam vol betekenis. Hij leefde naast het gebaande pad. Als Thomas is hij de ongelovige gelovig