Met broeder Frans Huitink, prior en gastenpater van de voorhene Sint Paulusabdij in Oosterhout, onderhoud ik een diepgaand contact. En dat diepgaand betekent niet meer en niet minder dat we regelmatig bijpraten en met elkaar schrijven. Broeder Frans heeft een mystieke inslag en is op het terrein van de filosofie zeer thuis. Bijpraten met hem betekent opladen, zodat er vanzelf mooie gedachten en zienswijzen bij mij ontstaan, die hem zacht en instemmend doen glimlachen. Vaak vinden die gesprekken plaats op mijn kamer. Vooraf redder ik dan geducht. Rondslingerende kleren gaan hup in de kast, de dekens van het bed worden glad getrokken, toiletspullen in gelid gezet en een afgekloven appel verdwijnt in de prullenmand. Het Benedictijns Tijdschrift leg ik in zicht en ook de Regel van Benedictus mag gezien worden. Maar ik weet dat broeder Frans mij doorziet en daar inwendig plezier om heeft.
‘Zullen we vanavond weer praten?’, broeder Frans schiet me aan na de Vespers. Dit keer zitten we in een ontvangkamer. Hij schuift onze stoelen naast elkaar, ook daar zit verandering in. In voorgaande jaren zaten we tegenover elkaar. We nemen de abdij- en familieperikelen door en dan komt als vanzelf het onderwerp. ‘De dingen hebben hun geheim’, zegt hij nadenkend, ‘ik las daar onlangs een boeiend artikel over. De theepot praat met de suikerpot, het gesprek stopt wanneer iemand binnenkomt.’ Het is raar, ik herken wat hij zegt. Had ik dat als kind ook niet regelmatig? Bij binnenkomst van een kamer leken de meubels opeens te zwijgen. Soms zat er in dat zwijgen een ondertoon van medelijden en meeleven. Dan had ik ten onrechte straf gekregen. Soms ook kreeg ik het gevoel van afstandelijkheid en verwijt. In dat geval was er iets gebeurd waarbij ik de zondaar was.
De laatste tijd gaan onze kloostergesprekken zo diep, dat ik het gevoel heb dat we omgeven zijn door een ragfijn web. Ingesponnen. Niets van buitenaf mag dit samenzijn verstoren. ‘Dat is de Geest’, weet broeder Frans en ik voel eerbied. ‘De dingen hebben hun geheim’, bedenk ik, als ik na dit schrijven de computer afsluit. Misschien zegt het toetsenbord nu tegen het beeldscherm: ‘Niet zo hard praten, ze luistert vast mee’…
Aly Brug
(Eerder gepubliceerd in Centraal Weekblad.)