Daar waar de Ouse en de Foss samenvloeien ligt York, na Canterbury hèt kerkelijk centrum van Engeland. De stad telt een schat aan kerken, pronkstuk is de York Minster. Deze 13e eeuwse kathedraal mag zich de grootste middeleeuwse kerk noemen van Noord-Europa. En toen een vriendin voorstelde een korte trip naar deze dickensachtige stad te maken, stemde ik zonder aarzelen toe. We gingen met de P&O Ferries Hull, voor mijn gevoel de Titanic II. Nu ben ik niet een kwezel maar bij het aanschouwen van alle mogelijkheden tot vermaak op dit drijvend onderkomen moest ik even aan Sodom en Gomorra denken. Bij het zoete deinen op de smalle matras vervloog deze zorgelijkheid echter rap.
In een net opgestoken storm kwamen we aan in Hull, regenbuien lieten opgespaarde lasten gul neerdalen, maar toen was de narigheid voorbij en begon de rit naar York. Glooiend landschap, oude bomen in grote gevarieerdheid, kleine dorpen, schilderachtige huizen. Boven dat alles eindeloze luchten in snelle wisseling van zware en minder zware wolken. York oogde veelbelovend en nadat de bagage was ondergebracht op ons logeeradres kon het feest beginnen. Sfeer proeven, dwalen door oude straatjes en smalle steegjes, drentelen over rustieke pleintjes en genieten van typisch Engelse etalages. Engelsen zijn uitermate behulpzaam en zeer zichzelf, een ware verademing. We dronken thee bij Little Betty’s, een karakteristiek Engels koffie- en theehuis. In het zachtgele interieur brachten de twee diensters in jaren twintig kleding en dito kapsel met gratie een kan rozenthee. The Forsyte Saga (1922) van John Galsworthy kwam tot leven. Buiten werden paraplu’s opgestoken, we voegden ons tussen het publiek in de Helen’s Stonegate en werden meegevoerd naar de Minster. De grootsheid van dit majestueuze gebouw, opgeluisterd door prachtig beeldhouwwerk en de schoonheid van 125 gebrandschilderde ramen deed stil worden. Achter een groot afdekdoek was de restauratie gaande van het Oostelijk Venster, het grootste oppervlak middeleeuws gebrandschilderd glas in één raam ter grootte van een tennisveld. Overweldigend was de ruimte in de Minster, het maakte me duizelig. Wapenschilden in de boogvullingen van het schip, plafonds in reliëfs, drakenkoppen keken vanaf galerijen neer op de bezoekers. De kostelijke ‘Striking Clock’ liet vier slagen horen. Ik staarde naar het ‘Vijf Zusters Venster’, het oudste, complete glas-in-loodraam van de kathedraal. Het groen en grijs grisaille glas in geometrische patronen kwam kriebelig over, maar de verbondenheid van de vijf ramen vond ik inspirerend. Vijf wijze of vijf dwaze maagden? We bewonderden het Kapittelhuis met het fijnzinnige houtsnijwerk en waren onder de indruk van het koorhek opgeluisterd door vijftien koningen in steen. En wat is er dan mooier om het bezoek aan de Minster te besluiten met een Evensong? Zingend en kwetsbaar kwamen ze binnen, een meisjesklas gekleed in donkerrood fluweel met witte befjes. Vanaf de hoge koorbank keek ik naar de brandende kaarsen. De lichtjes van de vijf wijze maagden? Leeg en ontvankelijk gaf me, evenals de ‘Vijf Zusters’ over aan de rituelen van dit typisch Engelse ‘avondgebed’…
Aly Brug.
(Eerder gepubliceerd in Centraal Weekblad.)