Was het vanmorgen nog helder en vriezend, in de middag komt langzaam de mist opzetten, de wereld lijkt plots klein. Ik houd van die grijswitte beslotenheid en trek de wandelschoenen aan voor een flinke tocht. Is de mist binnen de bebouwde kom goed waarneembaar, buiten de bebouwing is alles verpakt in omfloerste witheid. Contouren vervagen, oneffenheden worden aan het oog ontrokken. Ik neem de route langs de beek, maar eigenlijk heeft het water meer weg van een vaart met mooi gelijnde rondingen. Twee nachten heeft het gevroren, het water ligt doodstil in afwachting op de eerste krassende ijzers van jolige kinderen op het spiegelend vlak. Mist geeft iets kils, ik zet de pas er goed in en laat de armen meedoen op het ritme. Dicht bij een voorover hangende boom staat een groepje eenden en koeten te kleumen. Een wonderlijk stilleven van poten plomp en vormloos en pootjes dun en elegant. In de verte dendert de trein voorbij, flauw zie ik nog net hoe de rij wagons zich verder boort in het niets. Op deze smalle weg is alleen eenrichtingsverkeer toegestaan. Een auto nadert, ik duik even de berm in en wacht tussen berijpt gras tot de weg vrij is. Oer-Hollands landschap met knotwilgen, een scheefhangend hek en onverwachte rietkragen, die bescheiden kleur geven aan de kleine ingesloten wereld. Twee schoolmeisjes passeren, ze lachen uitgelaten en zwabberen speels over de smalle weg, de mist smoort de heldere klank van hun lach. Onverwacht doemt in de grijsheid aan de overzijde van het water een groep paarden op.
Roerloos staan ze naar me te kijken en ik kijk al even roerloos naar hun schoonheid. Door een pasje vooruit te doen staan ze allemaal ‘vrij’ en overlappen elkaar niet. Deze groep paarden schimmig in de mist geeft de wandeling een warm kloppend hart. Lang blijf ik staan, de kilte trekt omhoog, met moeite maak ik me los van dit stille beeld en zet de tocht voort. Herinneringen komen boven. Een afgelegen boerderij, witbevroren landerijen, smalle en brede sloten. Houtjes onder, een stoel op het ijs, voorzichtig gekrabbel. Mijn broer schaatst echt, hij gaat er vandoor en zoekt allerlei ijsstraatjes. Verlatenheid en mist, ik roep zijn naam. Het klinkt gedempt, geen antwoord, bijtende kou. Beelden en gevoelens, haarscherp. In de koestering hiervan wandel ik huiswaarts, omgeven door mist…
Aly Brug
(is eerder gepubliceerd in het Centraal Weekblad)