Deel I, II, III, IV, V, VI, VII, VIII
De individualisering, de voortschrijdende wetenschap, het zelfbeslissingsrecht en nog zo veel meer zaken hebben er voor gezorgd, dat de mens mondiger wordt. Ook de ontkerkelijking speelt hierin een grote rol. Men raakte daardoor los van de aloude waarden en normen van het geloof. Leven en sterven is geen sociaal gebeuren meer, maar een individuele zaak. De mens kan zelf wel over leven en dood beschikken. Hij heeft daarvoor de Bijbel en het geloof niet meer nodig! Dat is zo bij het begin van het leven, de geboorteplanning en het afbreken van een zwangerschap, en dat is ook zo bij het eind van het leven.
De mondigheid van de mens.
Het algemene levensgevoel is veranderd en daarmee ook onze houding tegenover lijden, ziekte, dood, begraven of cremeren en rouw. We zien in dit verband de verschrikkelijke weg van een kankerpatiënt voor ons en het lijden van vaak erg vereenzaamde oude mensen in een verpleeghuis. Wat een zegen is het dan, wanneer de dood daar tenslotte een einde aan maakt! Een natuurlijke vraag is dan: moest het wel zo lang duren? Een ernstig ziek dier laat je inslapen, maar mensen… Het zou toch een weldaad zijn, wanneer je ernstig zieke mensen ook een handje kon helpen om in te slapen? Daarmee zitten we midden in de discussie over euthanasie.
Dit woord betekent letterlijk: goede dood, goed sterven. Maar in het gewone spreken heeft het de betekenis gekregen van “opzettelijk ingrijpen in het leven van een mens, met de bedoeling om een einde aan zijn lijden te maken”. Algemeen gangbaar is tegenwoordig de definitie: “een opzettelijk levensverkortend handelen of nalaten van handelen in uitzichtloze noodsituaties, door een ander dan de betrokkene zelf, op zijn verzoek”. Eenvoudig gezegd: iemand op zijn eigen verzoek aan een milde dood helpen.
Zo’n omschrijving van euthanasie houdt ook in, dat het hier niet gaat om eventueel levensverlengend medisch handelen stop te zetten. De dood kan natuurlijk door medisch ingrijpen uitgesteld worden. De vraag is dan altijd, of dit wel zinvol is. In ieder geval is dat niet in het geding bij euthanasie. Ook niet de zogenaamde palliatieve zorg, het verlenen van hulp om het lijden te verlichten door het toedienen van pijnstillende middelen. Ik zou zeggen: dat is vanzelfsprekend en zeker geen euthanasie. Trouwens, de patiënt heeft ook het recht bepaalde handelingen te weigeren, en een arts zal zelf kunnen beslissen in hoeverre in de eindfase van het stervensproces een medische handeling nog zinvol is of niet.
Van euthanasie is dan pas sprake, wanneer een patiënt zelf vraagt om beëindiging van zijn leven. Hij moet daar dus toe in staat zijn en hij moet het bewust en weloverwogen doen. Dat betekent dus, dat op iemand die niet dood wil geen euthanasie toegepast kan worden. Ook niet op iemand, die het niet meer zelf kan aangeven. De ingevoerde wetgeving in Nederland is op dat punt ook heel duidelijk. Men kan maar niet zo maar wat doen! Op zieken, die in coma liggen, die psychisch ziek zijn, die lijden aan Alzheimer, zwakzinnigen en kinderen en vele anderen, die niet (meer) beschikken over hun verstandelijke vermogens, kan dan ook nooit euthanasie worden toegepast.
Ook kun je niet spreken over “passieve” en “actieve” euthanasie.”Passief” zou dan zijn, wanneer geen medicijnen meer worden toegediend, en “actief”, wanneer bewust met medicijnen het leven bekort zou worden. Wanneer we nu over “euthanasie” spreken, is altijd het laatste bedoeld. Ook moeten we liever maar niet onderscheiden tussen “directe” en “indirecte” euthanasie. Want of iemand medicatie krijgt toegediend of de middelen wordt verschaft om zelf een eind te maken aan zijn leven, in beide gevallen is degene die dat doet toch verantwoordelijk en gaat het om levensverkortende handeling.
Wordt vervolgd.