Gera Kroes

Grootvader Philip had een gezin met zes kinderen, die hij stuk voor stuk stimuleerde een goede opleiding te volgen. ”Hij was een prima slager, iemand met een vooruitziende blik en zakelijk inzicht.” Philip gaf de liefde voor het ambacht door aan zijn zoon Willem, die het bedrijf later voortzette.
Gera: ”En met Flip was ’t hetzelfde. Ongelooflijk om te zien hoe hij van een mooi stukje vlees kon genieten.” Haar man was de derde boreling in het gezin met vier zonen en twee dochters.

Rund- en varkensslagerij Ph. Kroes

Ambachtelijke rookworst volgens familierecept
De tweede editie na de oorlog van de Slagers Vaktentoonstelling in Utrecht leverde in 1947 voor de Nieuw-Vennepse slager Willem Kroes de eerste Slavakto onderscheiding op vanwege zijn voortreffelijk gevulde kalfsborst en salami. Gera Kroes, weduwe van zijn zoon Flip, heeft de oorkonde al die jaren ingelijst bewaard. Haar man zette de traditie voort met bekroonde zelfgemaakte worsten en de heerlijkste hammen. De ambachtelijke rookworst volgens familierecept is nog steeds te vinden bij slagerij Kroes aan de Hoofdweg 1336, inmiddels onder supervisie van André van Duivenvoorde.
Slagersvrouw Gera Kroes-den Breejen (1946, Bennebroekerdijk, Cruquius) heeft moeten leren van het vak te houden. ”Ik vond het eerlijk gezegd in het begin helemaal niets.” Niet zo verwonderlijk als je bedenkt dat deze telg uit een bekend transportbedrijf in een heel andere omgeving was opgegroeid. Toen ze de Nieuw-Vennepse slager in 1971 op de bruiloft van zijn zus Ank met Herman Roos leerde kennen, had ze een baan als adjunct directrice van bejaardenhuis Aar en Amstel in Nieuwkoop.

Haar deelneming aan het arbeidsproces was zij indertijd begonnen als verkoopster in een Haarlemse modezaak. Na een paar jaar had ze het in die branche wel gezien en koos ze voor de bejaardenzorg. Ze werkte zeven maanden in een tehuis in Zuid-Engeland en kwam vervolgens, terug in Nederland, in een particulier verpleeghuis in Driebergen terecht. De volgende stap was Nieuwkoop.
In Flip Kroes (1939) ontmoette ze de derde generatie van een bekende Vennepse slagersfamilie. Zijn grootvader Philip, naar wie hij is vernoemd, liet in 1890 aan de Hoofdweg een pand bouwen voor zijn slachterij annex winkel en woonhuis. ”Hij was daarmee de eerste in het dorp”, weet Gera. Uit die tijd dateert ook de fraaie gevelaanduiding met de familienaam, vervaardigd van puur marmer. ”De trots van de familie.”

Grootvader Philip had een gezin met zes kinderen, die hij stuk voor stuk stimuleerde een goede opleiding te volgen. ”Hij was een prima slager, iemand met een vooruitziende blik en zakelijk inzicht.” Philip gaf de liefde voor het ambacht door aan zijn zoon Willem, die het bedrijf later voortzette.
Gera: ”En met Flip was ’t hetzelfde. Ongelooflijk om te zien hoe hij van een mooi stukje vlees kon genieten.” Haar man was de derde boreling in het gezin met vier zonen en twee dochters. Al jong raakte hij bij het slagersbedrijf betrokken. ”Flip werd van de ulo gehaald om in de winkel te helpen. Hij was vijftien toen hij zijn eerste koe slachtte. Dat gebeurde terwijl zijn vader een middagdutje deed. Hoewel het prima was gegaan, was vader Willem er achteraf niet blij mee.”
Flips oudere broer Arie zat ook in het vak, maar werkte in Lisse bij een slager. Al snel begon hij een eigen zaak in Woubrugge. Zijn broer Cees was eerst slager en is daarna keurmeester geworden.

Overgang
Voor Gera was de overgang van de zorgsector naar dit milieu erg groot. ”Het ging ook allemaal nogal abrupt. Je moet je voorstellen dat we op woensdag waren getrouwd. Dan kreeg ik die donderdag vrij, maar op vrijdag stond ik in de winkel en moest ik slavinken bereiden. Dat deed ik natuurlijk niet goed. Wist ik veel. Ik deed trouwens heel veel niet goed in het begin.”
Van het slagersvak had ze geen kaas gegeten, maar ze was gek op haar Flip en deed haar best er iets van te maken. Dat is ten slotte aardig gelukt, getuige haar jarenlange bijdrage aan de bedrijvigheden. Gera was aanvankelijk vooral ‘van de uitbreng’. ”Op dinsdag, donderdag en vrijdag gaf de klant per telefoon ’s morgens bestellingen op en dan ging ik de spullen ’s middags afleveren. Aanvankelijk bracht Flip zelf op vrijdag het vlees en op zaterdag de vleeswaren bij de mensen thuis.”
Ze memoreert dat haar man soms op zaterdagavond maar meestal op zondag de rekeningen uitschreef om die op maandagmiddag te gaan innen. ”Daar kwamen we best wel eens aan te kort, want niet iedereen had geld klaarliggen en dan moest je er steeds weer achteraan.” Dit was duidelijk niet haar favoriete bezigheid.
”Ik heb wel eens meegemaakt dat ik aanbelde met de bestelde vleeswaren en er niet werd opengedaan, terwijl mevrouw op het balkon in het zonnetje zat. Na een paar keer roepen en nog eens bellen, ben ik rechtsomkeert gegaan. Bekijk het maar, dacht ik.” Ze pauzeert even. ”Kwam die klant later zelf de boodschappen halen, hartstikke kwaad. Ik heb ‘r toen verteld hoe ik erover dacht. Belachelijk toch!”

Slachtvee
Naast woongedeelte en winkel aan de straatkant, bevond zich een poort die naar de slachtplaats leidde. “Elke maandagmorgen werd er geslacht. Dat heeft Flip tot eind jaren 90 gedaan. Het ging om varkens en koeien. Het vee kwam van Klaas van der Spek uit Abbenes, de man van Flips zus Bep. Hij leverde varkens die lekker in de modder hadden liggen woelen en prachtige dikbillen, bij wijze van spreken zó uit de wei vandaan.”
Het gebeurde wel dat hij op jonge leeftijd samen met zijn zus Bep lopend naar Abbenes ging om een koe op te halen. Dat kon rustig want veel verkeer was er nog niet. Toen Flip op een dag een koe uit de veewagen haalde, trok het dier hem hard richting de Hoofdvaart. “Flip was niet erg groot en werd meegesleept. Bij de vaart aangekomen stopte de koe abrupt met het gevolg dat Flip over haar heen het water in schoot.”
Het kwam herhaaldelijk voor dat een koe in de buurt van de slachtplaats wild in de kop werd en losbrak. “Op een ochtend kwam een koe de winkel binnen. Iedereen schoot weg, maar Flip was er niet bang van en heeft haar de gang in kunnen krijgen. Daar liep ze vast en toen moest hij het dier te plekke afschieten met gebruik van een masker en daarna verder afmaken.”
Gera herinnert zich dat het nog een heel gedoe was om de dode koe weg te slepen en alles weer schoon te krijgen. Ze praat er vrij nuchter over. “Dat leer je wel”, reageert ze laconiek. Een andere keer liep een rund met een noodgang de veewagen uit, door de poort, zo richting achterdeur en daar bleef het dier met de hoorns in het glas hangen.
De schutting van de buurman moest het ook eens ontgelden. Ook toen werd een rund ‘opstandig’ en stortte zich zó op het houtwerk. “Achteraf kwam het mooi uit, want de boel moest toch worden gesloopt. Maar dat wisten wij niet.”
Waar zowat het halve dorp bij betrokken raakte, was bij een uitgebroken koe die de straat opging. “Je moet je voorstellen. Iemand sloeg een stofdoek uit het raam en zag een koe voorbij draven. Er zat een man op een bankje, toen het rusteloze dier achter hem langs schoof… Een slapstick film was er niets bij.”
Gera vertelt het lachend, als een anekdote. “Maar toen had je toch wel schrik. Uiteindelijk hebben Flip en medewerker Piet van der Knijff het dier weten te vangen. Piet was onze man in de worstenmakerij. Hij werkt er trouwens nog steeds. Toen wij ermee stopten en de zaak in 2004 konden overdoen aan Van Duivenvoorde, is Piet gebleven.”

Veranderingen
In 1975 werden diverse veranderingen doorgevoerd. In dat jaar stierf Willem Kroes. Hij was al eerder weduwnaar geworden. ”Mijn schoonmoeder Bep heb ik nooit gekend”, aldus Gera, die in 1971 met Flip trouwde. Het jonge stel ging wonen in het gedeelte naast de winkel. Op de eerste verdieping huisde vader Willem.
Ze kregen drie kinderen, achtereenvolgens dochter Elma (1972), zoon Remco (1974) en dochter Willy (1977). Remco hielp vanaf zijn veertiende en tijdens zijn universitaire studie geregeld mee in de zaak, maar het bedrijf voorzetten was niets voor hem. ”Elma was altijd op zaterdag in de winkel te vinden om de boel schoon te houden en vooral plakjes worst uit te delen. Dat was haar wel toevertrouwd.”
Na het overlijden van Willem Kroes besloten Flip en Gera het pand te verbouwen. ”De winkel werd uitgebreid met ons vroegere woongedeelte en daarnaast kwam er een deur, met een opgang naar boven waar we toen zijn gaan wonen. Vóór die tijd moesten wij altijd door de winkel naar ons privévertrek en dat was natuurlijk knap lastig.”
Al eerder was besloten met het bestelwerk te stoppen, tot vreugde van Gera. ”In het begin werd er wel gemopperd, kregen we boze reacties, vooral van klanten buiten het dorp, maar het wende snel hoor. Ik was er blij mee, want nu kwamen de klanten naar de winkel en dat vond ik veel gezelliger.”
De slagersvrouw beseft dat ze haar werk naar behoren kon doen dankzij assistentie van buitenaf. ”Ik heb jarenlang een hulp in huis gehad. Henny Duwêl. Zij kwam in 1978 in ons gezin en is gebleven totdat we stopten met de zaak. Dat gaf grote steun.” In de winkel kreeg ze haar handen meer vrij nadat de zusjes Lia en Lenie van Saase uit Hillegom kwamen helpen.

Hofleverancie
Een jaar met een gouden randje is 1991. Toen vierden Flip en Gera samen met familie en zo’n achthonderd trouwe klanten in een zaal van Treslong in Hillegom het honderdjarig bestaan van het slagersbedrijf. Bij die gelegenheid werden zij vereerd met het predicaat Hofleverancier. Het fraaie schild sierde tot voor kort de gevel van het pand aan de Hoofdweg.
Het was burgemeester Van Dulst die de onderscheiding uitreikte. ”Dat deed hij toen voor het eerst”, weet Gera. ”Hofleverancier betekent trouwens niet dat je letterlijk aan het Koninklijk Huis levert. Het gaat erom dat je een familiebedrijf bent dat al generaties lang ‘van onbesproken gedrag’ op een ambachtelijke manier werkzaam is.”
Het echtpaar had het Westlands Mannenkoor uitgenodigd voor de muzikale omlijsting. Het koor bracht onder meer een lied op de wijs van de herkenningsmelodie van de toen populaire televisieserie De Glazen Stad, met een aangepaste tekst voor de feestelingen.
Wat bijdroeg tot de sfeer was het feit dat familieleden zich hadden gehuld in kleding van honderd jaar geleden. ”Alles bij elkaar was het een fantastische avond”, aldus Gera, die niet onvermeld wil laten dat ze een rekening hadden geopend in plaats van cadeaus. ”En daar kwam ruim 12.000 gulden op. Dat bedrag werd besteed aan een video apparaat met toebehoren voor de school van onze oudste dochter en een til lift voor de Cruquiushoeve.”

Kerkenwerk
Drie jaar nadat de bedrijvigheden waren beëindigd, overleed Flip Kroes. ”We waren toen al weg van de Hoofdweg en verhuisd naar Getsewoud. ” Gera bewoont intussen een appartement boven het winkelcentrum de Symfonie. Vervelen komt in haar woordenboek niet voor. Ze is actief met kerkenwerk, was gedurende acht jaar diaken van de Nederlands hervormde kerk en vervult er de functie van scriba, wat wil zeggen dat ze onder meer het secretariaat verzorgt van de Kerkenraad.

Via creatieve websites ontdekt ze steeds meer ‘leuke dingen om te maken’, zoals de sieraden waarvoor ze oude koffiecupjes gebruikt. De spulletjes worden verkocht ten gunste van de restauratie van het ‘witte kerkje’ dat dezer dagen letterlijk is ingepakt door grotere sponsors.
In haar flatwoning is volop ruimte om de hobby’s te beoefenen. Daar tref je op de vide verschillende schildersezels aan en kleurrijke werkstukken, in aquarel, olieverf en acrylverf.
Inspiratie voor haar schilderwerk haalt ze uit de natuur, veelal in haar directe omgeving. Aan het schilderen van een koe is ze nog niet toegekomen.

Auteur: Geertje Bos
juli 2012
(uitgegeven in Leven in Nieuwvennep)

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *