Oranje en Nederland III

We zijn de geschiedenis van ons vorstenhuis gestart midden in de 19e eeuw, zo’n 150 jaar geleden. We zagen, dat het toen een uitgebreide familie was. En ook, dat leed hen niet bespaard is gebleven.

We zijn de geschiedenis van ons vorstenhuis gestart midden in de 19e eeuw, zo’n 150 jaar geleden. We zagen, dat het toen een uitgebreide familie was. En ook, dat leed hen niet bespaard is gebleven.

In lief en leed verbonden

J.H. GunningVandaag wil ik een ooggetuigenverslag laten horen van een tijdgenoot, Dr. J.H. Gunning. Dat was in die tijd een bekende dominee. Tientallen jaren heeft hij een evangelisatieblaadje uitgegeven, genaamd “Pniël”. De bijna honderdjarigen onder ons kunnen zich dat vast nog wel herinneren. In 1935 heeft dr. Gunning een serie artikelen gepubliceerd met de titel “Herinneringen uit mijn leven”. Ze stonden als een soort feuilleton in de “Nieuwe Zondagsbode”, een kerkblad voor de zuidelijke Provincies. Ook in Zeeland werd dit blad veel gelezen. En zo gebeurde het, dat er eens, toen ik nog predikant was in Wilhelminadorp, een oud vrouwtje bij mij aan de deur kwam met een pakketje. Ze vertelde dat ze in Kloetinge woonde en iets voor me had, dat ik wel leuk zou vinden. Ze had een rolletje in haar hand en overhandigde het mij. Ik maakte het open en zag, dat het allemaal vergeelde krantenknipsels waren. U raadt het al: de artikeltjes van Gunning uit de Zondagsbode. Ze had ze al die tijd keurig bewaard, maar nu moest ze toch gaan opruimen. En toen dacht ze aan mij, want Gunning was ook als predikant in Wilhelminadorp begonnen! Leuk hé?

Op één van die gele blaadjes lees ik het volgende over het Koninklijke Huis:

Mijn vader was een warm vriend van het Huis van Oranje en hij kende de vaderlandsche geschiedenis op zijn duimpje. Maar gelijk in alles was hij ook in de uitingen zijner Koningsgezindheid sober en ingetogen. Ik was veel hartstochtelijker, ook in de openbaringen van mijn patriottisme.

Hoe levendig herinner ik mij nog dat al die paleizen bewoond waren! De Koning in ’t Noordeinde, de Koningin op ’t Huis ten Bosch, Prins Frederik daar op zij van de hoofdwacht in ’t begin van ’t Bosch, Prins Hendrik in ’t Voorhout, de Groot-Hertogin van Saksen-Weimar, als zij in ’t land was, op de Scheveningse Weg, Prinses Marianne in Voorburg, de Prins van Oranje hoek Heulstraat en Prins Alexander op den Kneuterdijk… ik zie al die personen nog vóór mij.

Kong Willem 3Koning Willem den derde kan ik mij nog volkomen duidelijk voor den geest halen. Een mooie, forsche gestalte en in zijn optreden van beminnelijke eenvoudigheid. Ik verzuimde geen enkele gelegenheid om hem te kunnen zien. Hij had zo zijn vaste gewoonten en daar rekende ik mee. De eerste vroegbeurt bijv. in de Groote Kerk, ’s morgens 7 uur, bezocht hij altijd, wie er ook preekte, en dan wandelde hij, als gewoon burger gekleed, alleen van een adjudant vergezeld, van ’t Paleis in ’t Noordeinde naar het bedehuis, altijd op eerbiedigen afstand door enige personen gevolgd, onder welke ik nooit ontbrak…

In de Maliebaan heb ik hem vaak parade zien houden, waar hij met zijn heldere, luidklinkende stem langgerekte commando’s gaf. Dan was hij in zijn uniform en hoogen kolbak een imposante figuur. Ik geloof wel, dat hij soldaat in zijn hart was.

In diepe ontroering volgde ik uit de couranten het verloop van zijn laatste ziekte, waarin hij zo trouw door de jonge Koningin werd verzorgd en met tranen in de ogen heb ik hem op dien bitter kouden winterdag zien begraven.

Koningin Sophie was een ware vriendin van mijn vader, dien zij gaarne hoorde (zijn vader was de beroemde theoloog prof. Gunning). Vader kwam menigmaal bij haar op bezoek, waarbij het soms niet aan humoristische voorvallen ontbrak. Prof. Gunning was het tegendeel van een glad gepolijsten hofman. Levenslang heeft hij, evenals ik, het met boorden, dassen en jassen te kwaad gehad en de Koningin, die een wijze en hoogstaande vrouw was, had zichtbaar genoegen in de onmiskenbare “eigenaardigheden”van haar gewaardeerden gast. Op zekeren dag ontving zij hem op ’t Huis ten Bosch en wees hem een teer, verguld stoeltje aan. Vader, die destijds nogal corpulent was, en die zich wellicht nog herinnerde hoe de zwaarlijvige zendeling Zimmer in zijn eigen huis twee stoelen achtereen den nek brak, zag dien fraaien, maar delicaten zetel met schrik aan en zeide: “Majesteit, zou ik liever een steviger zitplaats mogen hebben?” Bij een andere gelegenheid was hij aan haar tafel genodigd, maar liet het ééne gerecht na ’t andere onaangeroerd voorbij gaan. De Koningin, naast wie hij zat, vroeg daarop: “Dominee, is u niet tevreden over mijn kok? Kan ik soms iets anders aanbieden?” “Majesteit, ik ben vegetariër en laat daarom deze vleeschgerechten passeren. Maar voor een broodje met kaas zou ik U hoogste dankbaar zijn.”

Toen vader ziek was, kwam Koningin Sophie herhaaldelijk zelve in haar rijtuig naar den kranke informeren, zond hem bloemen en  vruchten en toen hij in staat was haar te ontvangen, heeft zij den zwakken herstellende het eerst van allen een vriendelijk en hartelijk bezoek gebracht. Nog zie ik den looper op de stoep liggen en de zenuwachtigheid van mijn lieve moeder bij dit exceptionele, hoog te waarderen bezoek, want de Koningin kwam anders nooit bij particulieren aan huis.

Hoe vaak heb ik haar geestdriftig toegejuicht. Bij de inwijding van het weeshuis door mijn vader – ik zal toen ongeveer 15 jaar oud geweest zijn – heb ik het gezang op een serafine begeleid en van de Koningin, die toen ook aanwezig was, een complimentje en een handje gehad. Ik was als in den derden hemel.

Prins Frederik, de oom des Konings, Prins Hendrik, zijn broeder en diens jonge gemalin, Prins Willem, de Kroonprins, en Prins Alexander, ach, ik kan ze mij allen nog levendig voorstellen, evenals Prinses Marianne, die in Voorburg woonde en van wie ik een mooie doekspeld ten geschenke kreeg, toen ik een voor haar een preek mijns vaders, die zij had moeten missen, had uitgeschreven. Ik bezit nog enkele brieven van haar…

Aldus ds. Gunning in zijn levensherinneringen. Je ziet het voor je, al die Oranjes in de Haagse deftigheid! Dat is nu wel wat anders. Gelukkig zijn enkele paleizen nog en weer bewoond. Alleen paleis Soestdijk heeft nog geen bestemming gevonden. Maar wie weet? Met zoveel prinsen en prinsesjes!

De volgen de keer nog meer herinneringen van dr. Gunning.

2 gedachten over “Oranje en Nederland III”

  1. Wat een enig stuk, echte verhalen, levende geschiedenis!
    Ben benieuwd naar de andere krantenknipsels en wat fijn dat ze bewaard zijn gebleven!

    Carin

  2. Lieve Carin, zo zie je maar: als je wat bewaart, heb je ook wat!
    Toch zegt mijn lieve Tilly al jaren tegen mij: zou je niet eens wat gaan opruimen? Groetjes, Flip.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *