Door de tanende gezondheid van koningin Wilhelmina werd het duidelijk, dat aan haar vijftigjarige regeerperiode een spoedig eind zou komen. In september 1948 was ’t zo ver. De oude koningin deed afstand van de troon en twee dagen later vond de plechtige inhuldiging van de nieuwe vorstin plaats.
Juliana zei op die gedenkwaardige 4e september ondermeer:
“Sedert eergisteren ben ik geroepen tot een taak, die zó zwaar is, dat niemand die zich deze ook maar een ogenblik heeft in gedacht, haar zou begeren. Maar ook zó mooi, dat ik alleen maar zeggen kan: wie ben ik, dat ik dit doen mag?
De mogelijkheden, die mij hierdoor worden gegeven om in het algemeen welzijn werkzaam te kunnen zijn, zijn zó goot, dat ik na veel innerlijke strijd bereid ben deze roeping te volgen, waarop mijn ouders mij met zorg hebben voorbereid.
Overeenkomstig de bepalingen van de Grondwet ben ik tot het koningschap geroepen, maar de moed om deze roep te volgen vind ik in vertrouwen op God en in de grote liefde, waarmede ons volk mij tegemoet treedt. Deze liefde heeft mij mijn hele leven begeleid. Ik leefde in de warmte daarvan in tijden van voorspoed en geluk, maar nooit bleek de kracht ervan sterker dan in tijden van tegenspoed en verdriet. Daarnaast ben ik gelukkig in mijn man een levensgezel naast mij te hebben, die een grote steun voor mij is, en hebben wij het voorrecht zelf al onze zorgen te mogen wijden aan onze vier kinderen.
Ik wil hier met nadruk vaststellen, dat voor een koningin haar taak als moeder even belangrijk is als voor iedere andere Nederlandse vrouw.”
Juliana droeg bij de inhuldiging op haar hoofd een kapje, bestikt met juwelen. Onze monarchie heeft wel een kroon, maar die is meer een symbool. Gedragen is hij en wordt hij nooit. Koningin Wilhelmina droeg bijvoorbeeld bij haar inhuldiging een diadeem. Wij spreken ook van “inhuldiging” en niet van “kroning” (zoals in Engeland). De kroon lag vóór Juliana op de tafel, naast de andere Rijksattributen: scepter, Rijksappel en Grondwet. De jonge koningin legde een eed af op deze Grondwet, en daarmee was officieel haar ambtsvervulling begonnen.
Het waren geen gemakkelijke tijden, waarin zij zou moeten regeren. Maar gelukkig had zij naast zich wijze adviseurs, zoals Willem Drees. Zo kort na de oorlog was er in ons land heel wat op te bouwen. En dan had je ook nog die vervelende Indonesische kwestie! Juliana’s eerste regeringsdaad was de ondertekening van de “Acte van Souvereiniteitsoverdracht”. Daarmee was het oude Oost- Indië onafhankelijk geworden, met de nieuwe naam Indonesië. Dat bracht de gemoederen bij ons flink in beroering, want Nederland en Indië waren meer dan drie eeuwen met elkaar verbonden geweest. Velen bij ons hielden ook van dat mooie land en die aardige mensen. Vele van onze jongens hadden er hun leven voor gegeven. Ook voor Nieuw-Guinea moest nog een oplossing gevonden worden. Het werd door Indonesië opgeëist, maar Nederland wilde het niet afstaan. Na veel heen en weer gepraat moesten we ook van deze dierbare landstreek afstand doen, in mei 1962.
Veel stof deed ook de affaire Greet Hofmans opwaaien. Zij was een soort religieuze hulpverleenster, die op gebed zieken genas. De koningin had haar te hulp geroepen bij de ernstige oogafwijking van prinses Marijke. Maar de invloed van de gebedsgenezeres op de koningin werd zo groot, dat prins Bernhard haar tenslotte de deur wees. Daar werd toen veel over geschreven, niet alleen hier, maar vooral ook in Duitsland. Juliana deed er verstandig aan haar contact met mejuffrouw Hofmans tenslotte te verbreken.