We hebben al gesproken over Luthers geloofszekerheid. Een mens wil gelukkig worden. Daar gaat het dan ook om bij Luther: om zijn persoonlijke heil. En dat krijgt hij alleen, wanneer hij in de goede verhouding tot God staat. Hoe komt een mens in die verhouding? Door Christus te kennen en lief te hebben en te volgen! Daarom is de verkondiging van het Evangelie zo belangrijk: het maakt mensen gelukkig, omdat ze Gods genade mogen ontvangen. Dit zijn Luthers eigen woorden:
“Durchs Evangelium wird uns kundgetan, was Christus sei, dass wir Ihn lernen kennen, also dass Er unser Heiland ist, nimmt von uns Sünde und Tot und hilft uns aus aller Unglück, versühnet uns gegen den Vater und machet uns ohne unsere Werke fromm und selig. Wer nun Christus nicht also erkennt, der muss fehlen (irregehen). Denn ob du schon weisst, dass Er Gottes Sohn ist, gestorben und auferstanden, und sitzet zur Rechten des Vaters, so hast du dennoch nicht recht Christus erkannt, hilft dir auch noch nicht, sondern du musst das wissen und glauben, dass Er es alles um deinetwillen getan hat, dir zu helfen.”
Hoe het geluk van de mens samenhangt met Christus, Die ons gered heeft, laat dat prachtige lied van Luther zien, dat gelukkig ook in ons Liedboek is opgenomen: Gez.402 Nun freut euch lieben Christen g’mein. In de verzen 5 t/m 8 beschrijft Luther, hoe God Zijn heil op aarde gebracht heeft voor zondige mensen:
Hij sprak tot Zijn geliefde Zoon:
“Ik kan ’t niet langer lijden;
Nu is het tijd, verlaat Mijn troon
En stel U aan zijn zijde;
Sta voor hem in als bondgenoot,
Verdelg de zonde en de dood
En laat hem met U leven.”
De Zoon deed naar Zijn Vaders wens;
En uit een aardse moeder
Geboren, zoals ieder mens,
Werd Hij mij tot een broeder.
Zo nam Hij mijn gedaante aan
Om satans eigenwaan te slaan,
Hem in de val te lokken.
Hij sprak tot mij: “Zie, het is nu
De kentering der tijden.
Ik heb Mijn leven veil voor u,
Ik Zelf zal voor u strijden.
Want Ik ben d’ uwe, gij zijt Mijn,
En waar Ik ben, daar zult gij zijn,
Geen vijand zal ons scheiden.”
“De vijand zal Mij ’t hartebloed,
Het leven zelfs ontroven,-
’t is u ten goede, en daar moet
Gij rotsvast in geloven.
Mijn leven overwint de dood,
Mijn onschuld delgt uw schulden groot,
En zo zijt gij behouden.”