Van Maarten Luther zijn veel liederen opgenomen in het Liedboek der Kerken:
Gez. 24 Jesaja, de profeet, zag in de geest
Gez .48 Vater unser im Himmelreich
Gez.122 Nun komm der Heiden Heiland (Kom tot ons, de wereld wacht)
Gez.133 Vom Himmel hoch da komm ich her
Gez.142 Gelobet seist Du Jesu Christ
Gez.146 Dies ist der Tag, den Gott gemacht
Gez.165 Christ unser Herr zum Jordan kam
Gez.203 Christ lag in Todesbanden
Gez.204 Jesus Christus, unser Heiland
Gez.239 Komm Gott, Schöpfer, Heiliger Geist
Gez.240 Komm Heiliger Geist, Herre Gott
Gez.241 Nun bitten wir den Heiligen Geist
Gez.272 Mitten wir im Leben sind
Gez.310 Erhalt uns, Herr, bei deinem Wort
Gez.331 Wir glauben all an einem Gott
Gez.354 Gott sei gelobet und gebenedeiet
Gez.401 Ein feste Burg ist unser Gott
Gez.402 Nun freut euch lieben Christen Gmein
Naast deze 18 zijn nog 21 liederen van Luthers hand overgeleverd. Het is jammer, dat enkele bekende Luther-liederen ons Liedboek niet hebben gehaald. Waarom, dat weet ik niet. Misschien was er geen dichter gevonden om de Luther-tekst zingbaar te vertalen? Ik noem bijvoorbeeld “Aus tiefer Not schrei ik zu Dir“.
Hoe is de theoloog Luther tot de poëet van zulke mooie liederen geworden? Ik denk in de eerste plaats, omdat hij zelf van zingen hield. Maar dan ook van de Gemeentezang. Het Evangelie moet uitgezongen worden! Want waar het hart vol van is, daar vloeit de mond van over!
Toen Luther predikant in Wittenberg was, zag hij de grote behoefte van het kerkvolk. Als God met ons spreekt in de kerkdienst, dan moeten de mensen antwoorden in gebed en lofgezang. Maar er waren nauwelijks zingbare liederen voorhanden in de toenmalige kerk. Want in de godsdienst van de Middeleeuwse Kerk zong de priester, de monniken, het koor. Maar niet de Gemeente! Daarom vroeg hij zijn vrienden nieuwe liederen te dichten, die het Evangelie zouden verkondigen. Toen dat naar zijn zin niet goed lukte, is hij zelf aan de slag gegaan. In 1524 kwam het eerste bundeltje uit, met 8 liederen, waarvan 4 door Luther gedicht. In het boekje schreef Luther een soort voorwoord: “Die Musik ist die beste Gottesgabe. Durch sie werden viele und grosse Anfechtungen verjagt. Musik ist der beste Trost für einen verstörten Menschen, auch wenn er nu rein wenig zu singen vermag. Sie ist eine Lehrmeisterin, die die Leute gelinder, sanftmütiger und vernünftiger macht.” Luther’s liederen hadden zo’n “impact”, dat zij zelfs op de markt gezongen werden. Het waren echte volksliederen geworden, vooral voor de gewone mensen. Luther’s tegenstanders moesten verbaast en tegelijk ook woedend erkennen, dat zijn liederen meer mensen tot het Evangelie hadden gebracht dan zijn preken.
Luther’s lijflied was: Nun freut euch, lieben Christen G’mein (Gez.402 Liedboek). Daarin bezingt hij, hoe het met hem gegaan is. Hij was een verloren mensenkind:
De duivel had mij in zijn macht,
De dood stond mij voor ogen;
De schulden hebben dag en nacht
Zwaar op mijn ziel gewogen.
Steeds dieper zonk ik in ’t moeras,
Omdat ik niets dan zonde was
In ijdelheid geboren.
Mijn werken brachten mij geen baat,
Hun grond was boos begeren;
Mijn vrije wil was niets dan haat
Tegen de wil des Heren.
Zo raakte ik in angst en nood,
In wanhoop erger dan de dood,
Ter helle moest ik varen.
Maar in de coupletten, die daarop volgen, komt er een ommekeer, dank zij Jezus Christus en het werk, dat Hij voor ons volbracht heeft. U moet het zelf maar eens lezen! Laat dit tenslotte een les zijn voor iedereen die nog niet tot het geloof gekomen is! Zoals het mij vergaan is, zingt Luther, zo zal het u ook vergaan, want zó zegt de Heer:
“Wat Ik gedaan heb en geleerd,
Zult gij ook doen en leren,
Opdat mijn Vader wordt geëerd,
Zijn Rijk zal triomferen;
En loop niet ’s werelds wijsheid na,
Dat niet uw schat verloren ga,-
Laat u door Mij gezeggen.”
(Aldus de mooie vertaling van Ad den Beste en Jan Wit)
“Naast deze 18 zijn nog 21 liederen van Luthers hand overgeleverd. Het is jammer, dat enkele bekende Luther-liederen ons Liedboek niet hebben gehaald. Waarom, dat weet ik niet. Misschien was er geen dichter gevonden om de Luthertekst zingbaar te vertalen? Ik noem bijvoorbeeld “Aus tiefer Not schrei ik zu Dir”.
Deze stelligheid verbaast – hier wel met t – mij. De melodie van gezang 19 is van Luther, en diens (bijbehorende) tekst Aus tiefer Not heeft J. Wit duidelijk geïnspireerd. Deze zal er met het dichterscollectief redenen voor gehad hebben het korter te maken dan het origineel. Dat is bij meer liederen gebeurd.
– Gezang 19 is inderdaad wel geïnspireerd door de melodie van Aus tiefer Not, echter de tekst is geen verkorting van Luther’s vertaling maar een eigen vrije berijming van psalm 130 met in vers 3 enige verwijzingen naar de tocht door de woestijn. Jan Wit meldt in zijn toelichting in het Compendium bij het Liedboek voor de Kerken, dat hij het in 1952 schreef in opdracht van de VCJC voor een lustrumspel over het verhaal van de 12 verkenners uit Numeri 13-14.
– Ook gezang 146 valt niet echt onder de Lutherliederen; de tekst werd pas zo’n twee eeuwen na Luther geschreven door C.F. Gellert op de melodie van Vom Himmel hoch. Het is dus net als gezang 19 een contrafact.
– Er zijn door de jaren heen wel degelijk zingbare vertalingen of bewerkingen van andere liederen van Luther gemaakt. In de eerste plaats natuurlijk het Gezangboek der Evangelisch-Lutherse Kerk uit 1955 (ELG) met 22 teksten van Luther, al zijn die vertalingen intussen taalkundig wel wat verouderd. Naast veel teksten die in nieuwere vertalingen in het LvdK en/of het Liedboek 2013 staan zijn dat:
ELG 20 Vom Himmel kam der Engelschar,
ELG 92 Gott der Vater wohn uns bei,
ELG 109 Herr Gott, dich loben wir (Te Deum),
ELG 112 Mit Fried und Freud ich fahr dahin (Nunc dimittis),
ELG 113 Ach Gott, vom Himmel sieh darein (Psalm 12), en
ELG 123 Aus tiefer Not (Psalm 130, hier wel een vertaling van Luther’s 5 strofen).
In het Luthers Cantionale, Lutherse Werkgroep voor Kerkmuziek 1980, is een vertaling door P. Boendermaker opgenomen van het avondmaalslied “Jesus Christus, unser Heiland, der von uns den Gotteszorn wandt”.
In “Een plaats ontzegd …”, Bosch & Keuning, Baarn 1983, zijn liederen opgenomen die wel in het concept voor het LvdK stonden maar darin uiteindelijk niet zijn opgenomen. Daaronder twee nieuwe vertalingen en een vrije bewerking van liederen van Luther:
blz 32-33 bovengenoemd avondmaalslied “Jesus Christus, unser Heiland” in een vertaling van Ad den Besten,
blz 34-35 “Es wolle Gott uns gnädig sein” (Psalm 67) in een vrije bewerking van Willem Barnard (eerder al opgenomen in Van Woensel Kooy, Oude en Nieuwe Zangen, 12e geheel herziene druk 1954), en
blz. 36-38 bovengenoemd Te Deum in een vertaling van Willem Barnard, later ook opgenomen in het Dienstboek van de PKN, gele deel 148.
In het Dienstboek van de PKN, gele deel 39 staat verder een vrije bewerking door Joke Ribbers van “dies sind die heil’gen zehn Gebot”.
In “Het lied en de kerk”, Inst. voor Liturgiewetenschap RU Groningen 1977, een vertaling door C.M. de Vries van Luthers eerste lied “Ein neues Lied wir heben an”.
In de reeks “Musica pro Deo” van de Hervormde Commissie voor de Kerkmuziek, nr. MD075, een vrije bewerking door Hans Mudde van “Sie ist mir lieb, die werte Magd”, in 2005 door hemzelf met een nieuwe melodie van Willem Vogel opgenomen in zijn bundel “Op de wijze van het Lied”.