In het verpleeghuis “Ter Valcke” in Goes, waar ik geestelijk verzorger was van 1978 tot 1994, heb ik veel markante persoonlijkheden mogen ontmoeten. Eén van hen was juffrouw de Ridder. Zij kwam uit Zeeuws-Vlaanderen en was al in het tehuis, toen ik er mijn intrede deed. Zij was heel erg gehandicapt. Haar leven bestond uit zitten en denken en af en toe een beetje praten. Haar handen lagen op een plankje, dat bevestigd was op de rolstoel. Haar hoofd werd teruggehouden door een hoofdband. Toch was zij een persoonlijkheid, want zij keek je indringend aan en had een sterk spiritueel vermogen. Van meetaf aan had ik goed contact met haar. Heel wat uurtjes heb ik al pratend en nadenkend, biddend en zingend, bij haar doorgebracht. Zij nam ook deel aan de gesprekskring, zij was er de dragende kracht van. We hadden in Ter Valcke voor de beide afdelingen, somatiek en geriatrie, een gesprekskring. Daar praten we wat na over een stukje uit de Bijbel, mijn vrouw las soms een mooi verhaal, we zongen wat en natuurlijk was er ook ruimte voor gebed. Op het eind nuttigden we samen een advocaatje! We konden dat natuurlijk niet alleen, maar werden bijgestaan door enkele vrijwilligsters. Mijn vrouw heeft me daarin ook altijd geholpen. Dat maakte het extra gezellig! Extra feestelijk werd het soms, als mijn vrouw cake had gebakken. Nog al wat bewoners in Ter Valcke kwamen uit de Gereformeerde Gemeente, waardoor ik het ultra-orthodoxe gedachtegoed ook heb leren waarderen. Hierdoor kregen we vaak diepgaande gesprekken.
Juffrouw de Ridder kon goed dichten. In diep gepeins werden de regels geboren en daarna aan een zuster opgezegd, die ze dan opschreef. Steevast, als ik van vakantie terugkwam bijvoorbeeld, kreeg ik zo’n gedicht. Laatst kwam ik er nog één tegen, waardoor ik werd aangemoedigd iets over juffrouw de Ridder te schrijven. Ik laat het u nu lezen:
De vakantie is dus weer voorbij,
We staan voor een nieuw kringgetij.
De eerste hebben we al gehad,
We vertelden toen van alles wat.
Maar zoals altijd in het begin
Schonk men een kop koffie in
Met een traktatie er bij
Van eigen makelij.Toen hebt u wat voorgelezen
En een verklaring er bij gegeven.
Tot slot kregen we uw reisverhaal.
Tot vreugde van ons allemaal
Kwam u Goddank behouden aan.
En mag nu eer op de preekstoel staan.
Ja, dominee, het is een zegen
Dat u die gave hebt gekregen.
Al kan uw hand niet veel presteren,
U staat toch in de dienst des Heren.
Het is het mooiste beroep op aard’.
Hoe mooi wordt ons geopenbaard;
Als we eens verlost van zonde en pijn
Bij Jezus mogen zijn.Dus, dominee, houd goede moed,
We gaan het beste tegemoet.
Moge ons de weg vermoeien,
Oneffen zij de baan,
Waar scherpe distels groeien
En telkens kruizen staan,
Daar is geen andere weg,
Wij volgen altijd verder
Als schapen onze Herder
Door struiken heen en heg.