Jesaja 42, 6
Ik, de HEER, heb u geroepen om heil te brengen,
Ik neem u bij de hand,
Ik vorm u, en bestem u
tot een verbond met het volk, tot een licht voor de naties;
In de Adventstijd laten we ons dikwijls leiden door de traditionele joodse schriftlezing voor het Chanoekafeest, het lichtfeest. Daarvoor hebben de joodse families een kandelaar in huis, waarin plaats is voor 8 + 1 kaarsjes of vlammetjes. Iedere dag steekt men eerst het extra (kleinste) lichtje aan, dat apart staat. Daarna spreekt men een Bijbeltekst uit, waarin het komende licht wordt uitgelegd. Vaak zet men de Chanoekalamp in het raamkozijn. Al met al lijkt dit feest erg op ons kerstfeest.
Vandaag lezen we de profetie over de Knecht van de Heer, die komt. “Zie, mijn Knecht, Hij zal niet kwijnen en niet geknakt worden tot Hij op de aarde het recht zal hebben gebracht.” Deze Knecht is de mens waarin God behagen heeft, Die Gods heilsplan op aarde zal vervullen. Zo spreekt ook de engelenzang uit Lukas 3 van “mensen van Gods welbehagen”. Daarmee worden mensen bedoeld, die werken mogen aan Gods heilsplan, aan Gods heerlijke toekomst. Dit reisplan kan worden samengevat in het woord “recht”. Het gaat hier niet om het juridische begrip, veeleer om een soort derde dimensie van het leven: het besef dat je voor God leeft, het leven onder Gods gezag en vandaar uit het vormen van een rechtvaardige samenleving. Als de Knecht van de Heer komt en het recht op aarde zal hebben gebracht, dan zal daarmee dus een heel anders geordende samenleving zijn gekomen, zoiets als wast Paulus noemt: met “een nieuwe wereld, waarin God alles in allen zal zijn”. En, zegt Jesaja, het zal geen luidruchtige boel worden, zoals bij de heidenen in Babylon met hun lawaaierige processies en geschreeuw op de straat, hun gejuich en handgeklap voor de voorbijtrekkende goden. Nee, integendeel, Hij zal niet schreeuwen noch Zijn stem verheffen, maar Hij zal Gods werkelijkheid op aarde zichtbaar maken door de zorg voor het arme en verschopte. Het geknakte riet zal Hij niet verbreken en een kwijnende vlaspit zal Hij niet uitdoven. Mensen in het dagelijkse leven plukken een rietstengel om die als meetstok te gebruiken en gooien die, als hij geknakt is, weer weg. En een lampje, dat flakkerend brandt, wordt gedoofd, het oude pitje wordt er uit gehaald en weggegooid en een nieuwe er in gezet. Het geknakte riet en de kwijnende vlaspit, twee voorbeelden van alles wat door de mensen verworpen en vertrapt en versmaad wordt. De Knecht van de Heer zal dat niet doen, integendeel, Hij zal het verworpene en vertrapte en versmade opzoeken en hun rechten herstellen. En heel de wereld zal naar die rechtsherstelling verlangen. Op zijn wetsonderricht zullen de kustlanden, dat zijn de uiterste grenzen van de toenmalig bekende wereld, wachten. En dan gaat Jesaja God loven en prijzen om Zijn grootheid van de schepping en Zijn leiding, om tenslotte nogmaals terug te komen op de Knecht van de Heer, :“Ik, de Heer, heb Hem geroepen in gerechtigheid, uw hand gevat, u behoed en u gesteld tot een verbond voor het volk, tot een licht der natiën, om blinde ogen te openen, om gevangenen uit de kerker te leiden, uit de gevangenis, die in duisternis gezeten zijn.”
Wat een prachtige belofte is dat voor onze adventstijd, in onze moderne wereld. Het werk van de Knecht gaat door ook in onze tijd en mensen worden er bij betrokken. Ook nu is er de tegenstelling tussen het propagandistische gebral en het stille werk van de Messias, tussen de ruwe wijze waarop in onze tijd het zwakke wordt vertrapt en de erbarming, waarmee de Messias het kwetsbare ontziet en in bescherming neemt. Voor alles brengt de Messias Zijn recht. We kunnen daar ook in de situatie van de Kerk vandaag over spreken. Het zal immers zo langzamerhand duidelijk zijn, dat het recht niet bestaat in een aantal gedragsregels, maar in erbarming en rekening houden met de ander, dat betekent medezeggenschap, broederschap, gelijkheid. Inzake het recht hebben we als Kerk en maatschappij maar al te vaak gefaald. Hoe lang duurde het niet, voordat de slaven recht begonnen te krijgen? En hoe lang zal het nog duren, eer de mensen in de derde wereld landen recht krijgen?
De Knecht des Heren confronteert de Kerk en de mensen met hun tekortkomingen en zwaktes. Zoals Israël door de omliggende landen, zo is ook de Kerk beroofd van zijn eigenlijke roeping. Verburgerlijkt, verwereldlijkt, onherkenbaar geworden door formeel-juridische structuren, vastgeroest en geremd door zijn verbondenheid aan bepaalde politieke en economische systemen, zo staat de Gemeente van Christus dikwijls in deze tijd, machteloos en krachteloos, zonder inspiratie en diepgang. Maar de Knecht brengt Zijn volk terug tot zijn oorsprong: Gods heil te brengen op aarde. Hij roept ons daartoe op! Dat is de eerste opdracht van Advent.
Een tweede opdracht is: een licht voor de volkeren te zijn. Menselijkerwijs gesproken is het voor ons ondenkbaar dat de massa’s van bv. India en China ooit toegankelijk worden voor hetgeen de Knecht van de Heer hun te brengen heeft. Het is even ondenkbaar als het 25 eeuwen geleden ondenkbaar was dat onze landen er voor open zouden gaan. In de Adventstijd mogen we veel verwachten, kunnen we eigenlijk alles verwachten. Want zo spreekt God: “Ik, de Here, heb u geroepen in gerechtigheid, uw hand gevat, u behoed en u gesteld tot een verbond met het volk en tot een licht der natiën”. Ieder van ons persoonlijk en zeker ook de Kerk zal zich onder die opdracht hebben te stellen, naast de Messias, om het kwaad in de wereld uit te roeien en gerechtigheid te brengen, om het verworpene en vertrapte te beschermen.
Verbeter de wereld, begin bij u zelf, begin bij de Knecht. Ga anders denken en leven, zoals Hij dat deed. Samen delen, solidair zijn met de armsten, opkomen voor het recht, strijden tegen onrecht, zodat het geknakte riet en de kwijnende vlaspit aan hun recht komen. De Grote Knecht heeft God geroepen en Hij weer roept ons om ons daarvoor in te zetten. Moge Advent ook dit jaar ons daartoe inspiratie geven!