Handelingen 5, 4b en 9a
“Gij hebt niet tegen mensen gelogen, maar tegen God…
“Hoe hebt gij kunnen overeenkomen om de Geest des Heren te verzoeken?”
(U kunt deze preek ook beluisteren, door
hier te klikken.)
Het leven van de eerste Gemeente na Pinksteren had iets van het Paradijs. Zij leefden gemeenschappelijk en deelden alles met elkaar. Het was een liefdesgemeenschap. Alle godsdiensten en culturen verlangen daar naar, naar zo’n Paradijs! Eens is het er geweest. Het ligt ver achter ons. Bij alle volken was het vele eeuwen geleden heerlijk om te leven. Een tuin met allemaal mooie bloemen en vruchten! Eeuwig mooi weer. Alle mensen in vrede. Ook de dieren, zij waren tam. Het bruist van geluk en leven. De hof van Eden. Het Paradijs.
Toen ging de slang spreken en de mens valt. Angst voor God, Die nadert. Uitvluchten, verwijten naar elkaar. Broedermoord. Vervloekte aardbodem. Zondvloed. Zwoegen in het zweet des aanschijns. Doornen en distelen uit de aarde. Doornen en distelen in de harten. “Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren!” ’t Verloren Paradijs! Cherubs met een flikkerend zwaard bewaken de toegangsweg. De brede en de smalle weg. Vanaf dan zijn de mensen zwervend. Het Paradijs ligt áchter, heel ver achter, verloren, voorbij.
Maar het zal eens wederkeren. Zo staat geschreven in ’t begin van de Bijbel. En op de laatste bladzijde is het weer terug. Dan zijn er geen tranen meer en de dood is niet meer en ruzies tussen de mensen zijn er niet meer. “Er zal geen nacht meer zijn en zij hebben geen licht van de zon meer nodig, want de Here God zal hen verlichten en zij zullen als koningen heersen tot in alle eeuwigheden.”
Het Paradijs áchter en ’t Paradijs in het vooruitzicht, zó leeft de mensheid van eeuw op eeuw. Daartussenin de worsteling om een betere maatschappij, the struggle for life, worsteling om blijvende vrede, een beter bestaan voor het komende geslacht, geen honger en ziektes meer en voorspoed voor alle mensen in heel de wereld. Dat was de geest, waaruit de eerste Gemeente na Pinksteren leefde. “Ziet hoe lief zij elkaar hadden.” Eén van hart en ziel. Niet één zei dat iets van hetgeen hij of zij bezat zijn persoonlijk eigendom was, zij hadden alles gemeenschappelijk. Er was grote genade over hen! Nieuwe mensen, uit de Geest herboren! Geen armoede, geen jaloezie, respect voor elkaar en eerbied voor God, precies zoals in het Paradijs vroeger.
Maar een zekere man, met name Ananias, met zijn vrouw Saffira, geëerbiedigde kerkleden, knoeiden… en de weduwen van de Grieks-sprekenden kregen minder dan die van de Hebreeuws-sprekenden, zoals ons in Handelingen 5 en 6 wordt verteld. Toch: het verlóren Paradijs! Toch nog niet de nieuwe hemel en de nieuwe aarde! Ananias en Saffira verkochten een stuk grond, dat zij bezaten, hielden iets van de opbrengst achter en legden de rest aan de voeten van de apostelen. De geschiedenis lijkt sprekend op die van Achan in Jozua 7. Ananias heeft net als Achan iets wat God toebehoort achterover gedrukt. Zij vergrepen zich daarmee aan iets, dat aan God gewijd was. Achan deed dat met de buit, die alleen aan God toekwam, en Ananias deed dat met geld voor de armen. De armen waren in zekere zin ook aan God gewijd. In de geschiedenis van Israël hadden zij altijd een bijzondere plaats in Gods hart ingenomen. De liefdesdienst van de eerste Gemeente, je kunt ook zeggen het diaconaat, ging in de eerste plaats uit naar de verzorging van de armen. Dat is een Godgewijde bezigheid. Laten de diakenen van vandaag dit ook goed beseffen! Diaconaat is de eerste vrucht van de Heilige Geest. Het ontvangen van de Heilige Geest verplicht de mens tot liefdedaden! We hebben het in de kerk wel eens over rechtvaardigmaking en heiligmaking. De rechtvaardigmaking is dan de verzoening, die Christus aan het kruis voor ons zondige mensen volbracht heeft. En de heiligmaking is dan het nieuwe leven, wat die gerechtvaardigde zondaar mag ontvangen en uitstralen. Het is de volgorde van Pinksteren ná Goede Vrijdag en Pasen. Eerst worden je zonden verzoend en dan mag je dat ook laten zien met behulp van de gaven van de Heilige Geest. Daarin neemt de zorg aan de armen een belangrijke plaats in. Dat betekent vandaag, dat het diaconaat deel neemt aan de uitvoering van de WMO van de Gemeente en het laten functioneren van voedselbanken. Ook zulke taken zijn vruchten van de Heilige Geest!
En Petrus zei: “Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld om de Heilige Geest te bedriegen en iets achter te houden van de opbrengst van het stuk land?” Hij zegt als ’t ware twee dingen: Waarom heb je ’t gedaan? En: de satan heeft je hart vervuld. Ananias heeft eigenlijk met zijn daad de Heilige Geest belogen. “Gij hebt niet tegen mensen gelogen, maar tegen God.” Want in Petrus en de Gemeente en meer nog in die armen van de Gemeente is de Heilige Geest, is God Zelf aanwezig. Daarom kan Petrus ook spreken van satan, de dwarsligger, de diabolos, die alles van God probeert stuk te maken. Zo’n daad als wat Ananias en Saffira gedaan hebben, recht tegen de Geest in, kan alleen maar van satan komen. Dat was voor de apostelen een uitgemaakte zaak! Daarom wordt in vers 9 de zonde van Ananias en Saffira niet het bedriegen van de Geest, maar sterker nog: het verzoeken van de Geest, genoemd. Verzoeken betekent: uitdagend trotseren. Het is de houding van de mens, die zijn eigen gang gaat, zijn eigen zekerheden zoekt en alles op zich zelf betrekt en naar zichzelf toehaalt, juist ook de dingen van God. Dat is het echte bedriegen en afzetten van de Geest. Quasi een offer brengen, maar ondertussen zichzelf handhaven. Quasi je zelf verloochenen, maar ondertussen toch de nodige rugdekking zoeken. Zijn wij allemaal niet zulke “schijnheilige” mensen? Zulke bedriegers, oplichters en verzoekers van de Geest?
Petrus had dat door en hij ontmaskert de houding van Ananias en diens vrouw als de satan in hun hart. Zoals Jezus de tempel reinigde, zo worden hier mensen gereinigd. De dood trof hen beiden. Een verschrikkelijke straf! Wij kunnen dat niet begrijpen. Was het nou zo erg wat Ananias en Saffira gedaan hadden? Ja, in het oog van God was dat heel erg! God kijkt het hart aan en ziet daar de satan tegenover de Heilige Geest. Blijkbaar had Ananias de hele opbrengst van het stuk land aan de apostelen voor de armenzorg toegezegd. Bij nader inzien vond hij dat toch zonde en hield er wat van voor zichzelf. Zo gaat het toch? Ananias dacht misschien alleen met mensen te maken te hebben, maar in werkelijkheid vergreep hij zich aan God, die door Zijn Geest in de Gemeente present is.
Vergaat het ons vaak ook niet zo? Gedachteloos leven we aan de Geest voorbij. Ook in de Kerk gaat het allemaal zo menselijk toe. Wie ziet daar nog de Heilige Geest aanwezig en houdt rekening met Hem? Vorige week heeft uw predikant de Bijbel naar beneden gehaald. Die werd toen zichtbaar en tastbaar voor de kinderen, ja voor iedereen. Opeens was het Woord van God daar, present. Daar boven op de preekstoel zie je die oude Bijbel eigenlijk niet. Maar nu was hij daar onder ons, met die mooie gotische letters en het jaartal van uitgifte: 1586. Opeens gaat het Woord dan ook leven, het wordt tastbaar. Zou het met de Heilige Geest in de Gemeente ook niet zo moeten zijn? Dat Hij invoelbaar wordt, in het diaconaat, in de zorg voor elkaar, de vrijwillige bijdrage, de troost aan elkaar? Wie van ons leeft niet vanuit een praktisch atheïsme, net als Ananias en Saffira, zo in de trant van: geven en nemen, maar vooral voor je zelf zorgen, een beetje schipperen hier, een beetje sjoemelen daar. Ananias en Saffira hadden bijna hun hele bezit weggegeven. Kom daar vandaag maar eens om! De meesten van ons bewandelen de kromme middenweg: de kerk wat, ik wat, de weg van het compromis, en vooral zó doen dat niemand het merkt. Tenminste, dat denken we dan. Maar God merkt het wel. God merkt alles. En het is alleen maar genade van Hem, dat Hij ons niet ter plekke dood laat neervallen.
We begonnen met het verloren Paradijs. Het is zeker nog niet herwonnen. Ook niet in de Kerk. Dat laat ons die oude geschiedenis uit de eerste Gemeente zien. Vandaag is het niet anders. We zijn gewaarschuwd! Maar God zij dank ligt het niet aan ons of het Paradijs weer terugkomt. Hij kan door onze rommel heenbreken! Tegen de stroom in. En dan zal toch eens Gods Koninkrijk aanbreken, in weerwil van wat wij er van gemaakt hebben. De Geest waait waarheen Hij wil. Dat mag ons moed geven om steeds opnieuw die Geest te zoeken en toe te laten in ons leven. Laat Hij ons maar schoon blazen. Zijn werk moet in ons volbracht worden.
Amen.
Beste,
Graag had ik het accent toch wat verlegd. Je schreef: “geven en nemen, maar vooral voor je zelf zorgen, een beetje schipperen hier, een beetje sjoemelen daar. Ananias en Saffira hadden bijna hun hele bezit weggegeven. ”
Naar mijn bescheiden mening, was niet het achterhouden van een gedeelte voor zichzelf, de grote fout van Ananias.
Zei Petrus niet: “(Handelingen 5:4) . . . Bleef het niet van u zolang het [in uw bezit] bleef, en stond ook nadat het was verkocht, [de opbrengst] niet onder uw beheer? . . .”
Het stond hem vrij ‘wat voor zichzelf te houden’.
Maar hij wilde zich beter voordoen dan hij was, zich heel onbaatzuchtig voordoen, hij was niet eerlijk!
Zomaar een gedachte van Mientje
Beste Mientje, hoe weet je dat nou? Dat hij zich anders wilde voordoen dan hij was? Leg jij dat er niet in? De tekst spreekt er niet van, dat hij niet eerlijk was. Dus; een leuke gedachte van jou, maar wel een beetje inlegkunde hoor! Met vr.groet, Ds.Kroes.
Hallo Ds Kroes,
Ik heb het gehele gedeelte nog eens gelezen, en misschien was ik inderdaad te snel met mijn conclusie.
De reden waarom ze bedrog wilden plegen, staat er inderdaad niet bij.
Er staat dat ze Gods geest op de proef wilden stellen.
Maar bedriegen is toch wel oneerlijk, niet?
Mientje
hoi
heb een vraag of dit echt in de bijbel staat ik heet nammelijk saffira en ik wil graag meer willen weten wat mijn naam betekend
groetjes saffira m
Beste Saffira, je hebt een prachtige naam! Een al heel oud. Het is een Griekse naam en betekent zoiets als “schoon” en “goed”. Trek het je maar niet aan, dat die Saffira uit de Bijbel iets verkeerds gedaan heeft. Er waren in die tijd duizenden Saffira’s, die alleen maar goede dingen hebben gedaan! Trouwens, je ouders zullen daar niet aan gedacht hebben, toen zij jou die mooie naam gaven. Zij vonden “Saffira” gewoon een welluidende naam. Misschien dachten zij ook wel aan de overeenkomst met “saffier”, de naam voor een schitterende en heel dure edelsteen. Dat was jij in hun ogen: een juweel! Wees er maar gelukkig mee! Met hartelijke groet en blijf een saffier in Gods ogen! Ds.Kroes.