“Ten derden dage ….wederom opgestaan uit de doden”
(Apostolische Geloofsbelijdenis)
De opstanding van Jezus uit de doden is de kern van het Evangelie. Het is de markante gebeurtenis, waarover evangelisten en apostelen niet uitgepraat raken.
Zij hebben het van de daken verkondigd, in Klein-Azië, Griekenland, Rome en verder Europa in. Paulus zegt zelfs in 1 Kor.15: “Als Jezus niet was opgestaan, dan zou mijn prediking leeg zijn.” En zo ook ons geloof. Zonder Pasen geen echt christelijk geloof!
Maar het is daarom toch niet gemakkelijk in de opstanding te geloven. Hoe moeten we ons dat immers voorstellen? Dat de Heer is opgestaan? We weten eigenlijk niet precies wat we zeggen. De opstanding is met niets te vergelijken. Zij gaat ons verstand en ons voorstellingsvermogen verre te boven. We kunnen natuurlijk wel iets van het resultaat van de opstanding zeggen: dat Jezus aan mensen is verschenen na Zijn dood, dat het graf leeg was, dat Maria Magdalena in Hem eerst de tuinman zag en al die dingen, die we elk jaar weer opnieuw met Pasen horen. Maar wat er echt gebeurd is, daar begrijpen we toch niets van. Jezus was door de dood heengegaan en daar achter uit het doodsgebied opgestaan. Wij leven nog aan deze kant van de dood. De dood heerst oppermachtig over het leven, overal om ons heen en ook in ons. Hij behaalt uiteindelijk steeds de overwinning. Het is ook daarom, dat – zo las ik in mijn krant – kardinaal Simonis (75 jaar) opziet tegen de dood. Het is ons onmogelijk door deze duisternis van het rijk van de dood heen te kijken. Wij zien dan alleen maar duisternis. Dat wil zeggen: wij zien niets.
Daarom heb je als dominee in de Paastijd ook steeds het gevoel, dat je boven je macht staat te werken. Wij hebben mooie woorden, prachtige liederen ook:
Jezus is ons licht en leven.
Hij die aan het kruis geheven,
Met Zijn bloed ons heeft gekocht,
Heeft nu vorstelijk overmocht.
Hij kan niet gebonden wezen:
Als een held is Hij verrezen!
Halleluja!
Gez.222
Het wordt zo gemakkelijk gezegd en gezongen. Maar het is daarom toch een groot mysterie, waar we eigenlijk geen woorden voor hebben. De Apostolische Geloofsbelijdenis heeft wel op geheel menselijke wijze geprobeerd achter dit mysterie te kijken. Hij doet dat heel voorzichtig, stap voor stap:
Onder Pontius Pilatus is gekruisigd
Gestorven en begraven,
Nedergedaald ter helle.
Ten derden dage wederom opgestaan uit de doden!
Heel opvallend staat daar “ten derden dage”.
Natuurlijk, het is op de derde dag gebeurd: op vrijdag gekruisigd en begraven, op zaterdag in het graf , en op zondag opgestaan, dus op de derde dag. Toch is hier meer aan de hand. Het is niet gewoon een optelsom. Het moest gewoon zo wezen: op de derde dag. We herinneren ons, hoe de overpriesters en Farizeeën gezamenlijk tot Pilatus kwamen en zeiden: “Heer, wij hebben ons herinnerd, dat die verleider bij zijn leven gezegd heeft: Na drie dagen word ik opgewekt. Geef daarom bevel het graf te verzekeren tot de derde dag; anders konden Zijn discipelen hem komen stelen en tot het volk zeggen: Hij is opgewekt uit de doden, en de laatste dwaling zou erger zijn dan de eerste.” (Matth.27, 64).
Jezus had er kennelijk Zelf over gesproken, dat Hij op de derde dag weer zou opstaan. Ook op een andere plaats in het Mattheüs-Evangelie wordt over de derde dag gesproken. In Matth.12. Daar vroegen Schriftgeleerden en Farizeeën de Heer naar een teken van Zijn goddelijke volmacht. Jezus antwoordde hen: “Een boos en overspelig geslacht verlangt naar een teken, maar het zal geen ander teken ontvangen dan het teken van Jona de profeet. Want zoals Jona drie dagen en drie nachten in de buik van het zeemonster was, zo zal de Zoon des Mensen in het hart van de aarde zijn, drie dagen en drie nachten.” Het getal drie is in de Bijbel het getal van de goddelijke volheid en vervulling. Het geeft hier dus aan dat Jezus helemaal in de dood is geweest. Niet maar eventjes zoals bij iemand, die na een reanimatie terugkeert in het leven. Nee, Hij was echt gestorven. En op “Stille Zaterdag” hebben wij herdacht, dat Hij echt in het doodsgebied was, het dodenrijk of de hel noemen we dat wel. Hij lag daar in een bekend graf, dat van Jozef van Arimatea. Dat alles is heel belangrijk. Het laat ons zien dat het waar gebeurd is en ook lichamelijk. Het is geen fantasieverhaal in de hoofden van fantasten! Ook in die tijd van de oerkerk waren er immers al mensen net als nu, die niets van een lichamelijke opstanding wilden weten, omdat het indruist tegen het menselijke verstand. De tijd en de plaats en het lege graf worden in de Paasgeschiedenis niet voor niets zo met nadruk vermeld.
Dat het op de derde dag gebeurde, wil zeggen: niet op de eerste en niet op de tweede dag! Jezus is niet direct van het kruis opgestaan! Ook niet direct na de begrafenis. Nee, Jezus blijft een tijd lang in de dood. God laat Hem daar een paar dagen. De Geloofsbelijdenis laat ook zien, wat er in die tussentijd gebeurde: “nedergedaald ter helle“. Hij moest door de diepste diepten van de dood heen! Ook daar, in die vreselijke ellende, moest het Evangelie verkondigd worden. Ook dáár moest het nieuwe Leven gebracht worden, ook dáár in die stikdonkere duisternis moest het Licht gaan schijnen. Ook die mensen moesten horen van de verzoening van hun zonden. Blijkbaar vindt de Apostolische Geloofsbelijdenis, waarin het geloof van de oerkerk ligt verankerd, dat belangrijk. Jezus is niet alleen gestorven voor ons, om ónze zonden weg te nemen, maar ook voor hen, die ons in de dood zijn voorgegaan. Daar, in het dodenrijk, de hel, waar satan regeert, brengt Jezus de overwinning op de dood.
Dat alles is de betekenis van het “ten derden dage”.
Is dat geen geweldig nieuws? Dat Jezus is opgewassen tegen de hel, de duivel en de dood? En dat wij dan ook heel terecht mogen zingen: “Nu jaagt de dood geen angst meer aan, want alles, alles is voldaan!” U niet en ik niet en ook kardinaal Simonis hoeven nu niet meer op te zien tegen de dood.
Want op de derde dag is Jezus opgestaan uit de doden!
O dag van verrijzenis,
De volken zijn verblijd,
Pasen des Heren, Pasen is ‘t,
Nu Hij ons zelf geleidt,
Ons leidt naar ’t leven uit de dood
En naar de hemel heen
Uit deze aarde en haar nood.
Hij leidt ons, Hij alleen.O laat ons waarlijk zuiver zijn
Dan zien wij hoe in ’t licht,
Zo stralend als de zonneschijn
Christus staat opgericht.
Dan horen we als de dag aanbreekt
Met bovenaardse gloed,
Hoe Christus zelve tot ons spreekt
Zeggende: weest gegroet.De hemel heft het loflied aan,
De aarde is verblijd,
Christus de Heer is opgestaan
In al zijn majesteit.
De wereld, die onzichtbaar is;
De wereld die men ziet,
Begroeten de verrijzenis
En zingen ’t zegelied.Gez.201
Een lied van Johannes Damascenus (675-749)