De stille week

Marcus is de Evangelist, die de lijdensgeschiedenis het kortst verteld, maar ook het zuiverst. Mijn schoonzoon vroeg mij laatst: waarom preekt u toch zo veel uit Mattheüs?

Marcus 15, 20b-39

Marcus is de Evangelist, die de lijdensgeschiedenis het kortst verteld, maar ook het zuiverst. Mijn schoonzoon vroeg mij laatst: waarom preekt u toch zo veel uit Mattheüs?

“Nou”, zei ik, “omdat die het langste verhaal heeft met heel veel bijzonderheden en ook uitleg over het lijden van Jezus. Kijk maar naar de Mattheüs Passion van Bach!” Bij Marcus vind je alleen de feiten, zonder menselijke verklaringen. Hij is daarom het kortst, maar niet minder indrukwekkend! Lees maar, hoe aangrijpend de Evangelist de gruwelijke werkelijkheid van Jezus’ lijden beschrijft…

De Mensenzoon is overgeleverd in de handen van mensen, die het kwade met hem voor hebben. Er kwam op het zesde uur duisternis over het gehele land. Daar zien we de macht van het kwaad. Hoe de vorst van de duisternis zijn macht uitoefent. Hij, in Wie geen zonde was, wordt met moordenaars gelijkgesteld en ter dood gebracht. Zijn kleren worden hem afgenomen, zodat Hij niets meer van Hem zelf overhoudt. Bespot en uitgejouwd wordt Hij. “Koning van de Joden” schrijven ze op een bordje en hangen dat boven Zijn hoofd. Ze maken van Hem een harlekijn, een narrenkoning. “Nu is duidelijk – zeggen de mensen- dat Hij een bedrieger is, die Zich in verblinde hoogmoed Zoon van God gewaand heeft.” “Wie zich zelf niet helpen kan, heeft ook anderen niet werkelijk kunnen helpen. Allemaal bedrog! Zie je nou wel, we hebben ’t altijd wel gezegd!”, voegen de schriftgeleerden en de hogepriester er aan toe. En tenslotte moest Hij ook nog de spot verdragen van de moordenaars naast Hem. Ze voelen zich nog beter dan die man tussen hen in.

Zo wordt Jezus en heel Zijn levenswerk verguisd en verpletterd. In plaats van redder wordt Hij een bederver van het volk. En Hij ondergaat dat alles in vol bewustzijn. Een verdovingsdrank heeft Hij afgewezen. En toch is dit niet Zijn eigenlijke nood. Er zijn veel andere mensen geweest, die hetzelfde hebben meegemaakt als Hij. Ook onschuldig, ook uitgejouwd en niet begrepen en onder martelingen ter dood gebracht. Die mensen stonden meestal helemaal alleen in het lijden. Jezus had tenminste Zijn Vader nog. Dat mag je toch wel aannemen. Alhoewel: die zekerheid van de Vader was wel even weg, toen Hij bad: “Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” Kort tevoren had Hij nog tegenover de discipelen betuigd: “Maar Ik ben niet alleen, want de Vader is bij me” (Joh.16,32). Maar nu, nu het er op aankomt, waar is Vader nu? Zoals met zoveel mensen het geval is, als ze in grote nood komen, had Jezus het daar ook moeilijk mee. Hier staan we, denk ik, voor het duisterste woord van heel de Bijbel. “Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” Misschien was dit woord voor Lukas en Johannes ook te moeilijk en hebben ze het daarom niet in hun Evangelie opgenomen. Hoewel dit een Psalmwoord is (Ps.22).

Hoe moeten we deze moeilijke vraag van Jezus nu verstaan? Was Hij werkelijk het spoor bijster geworden en had Hij geen vertrouwen meer in God? Was dan alles wat Hij gedaan en gesproken had over God en voor de mensen voor niets geweest? Ik kan dat niet geloven. Psalm 22, waaruit Zijn vraag is aangehaald, wordt wel eens genoemd “een lied vanuit de diepte”. Maar het is ook een lied, waaruit vertrouwen in God spreekt. Zou dat bij Jezus ook niet zo zijn, in Zijn stervensuur? Hij roept de Vader aan, wie anders had Hij nog? En Hij laat God weten, hoe Hij er aan toe is: volkomen verlaten. Het is erg als een mens zich zo voelt. Veel mensen lijden aan zogenaamde verlatingsangst. Je voelt je dan doodongelukkig. Als je dan ook nog het gevoel hebt, dat God Zijn handen van je heeft afgetrokken, dan ben je de beklagenswaardigste van alle mensen. Jezus had dit gevoel, alsof de toorn van God op Hem rustte. De Zoon van God moest zo sterven in volledige verlatenheid en diepste duisternis. Verlaten van God en mensen, want ook zijn discipelen waren op de vlucht geslagen. Alleen de trouwe Johannes zien we nog onder het kruis met Jezus’ moeder Maria en vriendin Maria Magdalena. Toen slaakte Hij een luide kreet, een geweldige schreeuw, waarin het voor de mensen zo onbegrijpelijke lijden zich ontlaadt. En Hij gaf de geest. Zo vertelt Marcus het aan ons. En daaraan willen we denken in de stille week, die voor ons ligt.

Een trieste geschiedenis. Het staat in het Evangelie, dat betekent: blijde boodschap. Wat voor blijs is daar aan? Je wordt er alleen maar akelig van, als je ’t leest. En toch hebben de mensen al gauw begrepen, dat hier meer aan de hand is: in die duisternis en die somberheid breekt Gods licht door, een troost voor de mensen. Ze begrepen, dat Jezus met Zijn lijden en sterven het Lam van God is, dat de zonden der wereld wegneemt. En dat het zó moest gebeuren om voor ons mensen de weg naar Gods heerlijkheid vrij te maken.

Dat men het lijden en sterven van Jezus zó ging verstaan, blijkt al duidelijk uit de manier waarop de Evangelist het hele gebeuren weergeeft. Hij omringt het als ’t ware met Gods bedoelingen en haalt daartoe allerlei Oudtestamentische teksten aan. Het verdelen van de kleren door loting, het hoofdschudden van de voorbijgangers (als teken van verachting), de noodkreet van Jezus, de duisternis die op het land ligt, het azijn te drinken geven, dat alles is al, hoewel Marcus het niet nadrukkelijk zegt, in het Oude Testament voorzegd, met name in de al genoemde Psalm 22. De lezer van het Evangelie wordt daarmee als ’t ware aangespoord van: “Kijk er nou eens doorheen, het moest toch zó gebeuren, God heeft het toch zó besloten? Voor jullie eigen bestwil!” Dit wordt nog eens onderstreept door het scheuren van het voorhangsel van de tempel. Het gaat om het kleed, dat hangt tussen het Heilige en het Allerheiligste (de woonplaats van God). Die scheiding wordt weggedaan! Mensen mochten niet in het Allerheiligste komen, ook de priesters niet. Maar dat is nu voorbij! God wordt bereikbaar voor iedereen. Offers van dieren zijn nu ook niet meer nodig en die hele priesterdienst, het is voorbij. Want Jezus is gestorven voor alle mensen, eens en voorgoed, om hun zonden teniet te doen.

Dat is het eerste, waarin we Gods licht zien doorbreken. Maar er is nog meer. We zien mensen, die door dit licht zijn aangeraakt. De man, die Jezus te drinken wilde geven. En Simon van Cyrene, die Jezus’ kruis op z’n schouders nam. Alexander en Rufus, voormannen van de Gemeente in Rome, zijn Zijn zonen (Rom.16,13). Zo werkte het kruis van Jezus door in de Gemeente! Simon droeg Jezus’ kruis letterlijk, maar ook figuurlijk. We denken aan Jezus’ woord: “Wie achter Mij wil komen (Mij wil volgen), die neme zijn kruis op zich en volge Mij!” Hier draagt Simon echt Jezus’ kruis, maar dat betekent ook dat hij heeft deelgenomen aan het uitgestoten worden uit de maatschappij net zoals ze met Jezus gedaan hebben. Weldra zullen in Rome en elders de vervolgingen van de Christenen (“de mensen van de weg” zo werden ze minachtend genoemd) beginnen. Zij werden ook mensen van de weg, van de weg die Jezus had aangewezen om Hem te volgen! Geen gemakkelijke weg, menigeen heeft dat ervaren.

Simon van Cyrene was de eerste in een lange rij van getuigen, die als dragers van het kruis bloedgetuigen, martelaren, zijn geworden. Zij hebben daardoor wel het Evangelie verbreid en de Kerk helpen stichten. “Het bloed der martelaren is het zaad der Kerk”, luidt een oud gezegde. Op het eind van de geschiedenis vertelt Marcus ook nog van een hoofdman, die verwonderd zei: “Waarlijk, deze mens was een zoon van God.”

Zo zijn er van meet af aan mensen geweest, bij wie het ging lichten. Simon was een Jood, maar de hoofdman een heiden. Ook de heidenen ontvangen nu dit licht, het van Pasen, dat door de lijdensgeschiedenis van Jezus heen breekt.

Tenslotte zijn daar de vrouwen, die Hem trouw zijn gebleven. De beide Maria’s. Zij hebben de moed en de liefde bewezen, die de discipelen niet meer hadden kunnen opbrengen, op Johannes na. De Heer van de Kerk heeft zelfs in de duisternis Zijn volk gehad. Deze vrouwen zullen ook na de opstanding de eersten zijn, die de Opgestane zullen mogen ontmoeten.

Laten ook wij net als Simon en de hoofdman en de vrouwen de Heer trouw blijven. Laten we ons kruis opnemen en Hem volgen! Velen zijn ons daarin voorgegaan. In de stilte van de komende verdrietige week bereiden wij ons daarop voor. Om straks met Pasen een nieuw begin te maken met ons leven.

Want nu de Heer is opgestaan,
Nu vangt het nieuwe leven aan!

Amen.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *