Je hoort veel over inbraken, zelfs op klaarlichte dag. Als je dat van te voren had geweten, zou je daartegen maatregelen genomen hebben. Maar ja, je kunt natuurlijk niet op alles voorbereid zijn.
Als een dief, plotseling en onverwacht, komt zo ook de Heer. En daarom moet je je daar op voorbereiden. Waakzaamheid is een belangrijk thema in het Evangelie. We worden gemaand niet te slapen, als de Heer zo onverwacht komt. We denken aan de gelijkenis van de wijze en dwaze meisjes. Ook in de Schriftlezingen van vandaag komen we deze vermaning tegen.
De eerste Christenen beleefden een spannende tijd. Iedere dag, zo dachten zij, kon de Christus weer op aarde terugkeren en met Hem alle gestorven familie. De tijd is kort, schrijft Paulus. Hij ging er ook van uit, dat hij de terugkeer van Jezus en de opstanding van de doden nog bij zijn leven beleven zou. Dat kunnen we duidelijk in de brief aan de Tessalonicenzen lezen. De wederkomst van de Heer vervulde het hele denken en doen van de eerste Christenen. Spoedig, ja heel spoedig zou het zo ver zijn! Dat had ook zijn schaduwzijde. Want de mensen toen deden niets anders meer dan afwachten en gespannen uitkijken. Terwijl er toch ook gewerkt moest worden. Het huis moest worden schoon gehouden, de dieren verzorgd, enzovoort. Paulus waarschuwt dan ook tegen die afwachtende houding van de mensen. Jullie hebben hier op aarde ook nog een taak te vervullen, schrijft hij. “We weten niet, wanneer de Heer komt, zegt hij, want Hij komt plotseling, als een dief in de nacht. Maar dat is voor jullie toch niet erg, want jullie zijn geen mensen van de nacht, maar van de dag: Want gij zijt kinderen des lichts en kinderen des dags!”(1 Thess.5,5).
En toen kwam voor velen de ontnuchtering. De hoop ging niet in vervulling. Christus kwam niet en de doden bleven dood. Wat een teleurstelling moet dat geweest zijn! Maar gelukkig, alle hoop is nog niet vervlogen. Er zijn nog mensen, die blijven hopen. Zoals de apostel zelf, die nog zo tegen die overspannen verwachting gewaarschuwd had. Hij blijft hopen, even vurig als vroeger. Christus komt terug, dat is voor hem zeker, als het nu niet is, dan later, op Gods tijd, maar Hij komt vast en zeker! Dat zegt hij tegen al die mensen, die de hoop al lang hadden opgegeven. Want die waren er toen volop, net als nu trouwens. Mensen, die ontmoedigd alle hoop op gerechtigheid en een betere wereld hebben vaarwel gezegd en eigenlijk bij de pakken neerzitten.
Vraagt u zich eens af: ben ik misschien ook zo iemand? Om een goede afweging te kunnen maken, geeft Jezus ons een gelijkenis, die van de talenten. Bij zijn vertrek naar het buitenland geeft een heer aan zijn drie personeelsleden de verantwoordelijkheid over een bepaald bedrag, ieder naar wat die man aankon. Hij deelt heel zijn bezit in drieën, de één kreeg 5 talenten, de tweede kreeg 2 telenten en de laatste 1 talent. Het was een ongeschreven wet, dat de knechten even goed op het bezit zouden passen als de Heer. Ze moesten maar flink aan het werk gaan. Voor de heer! Aan zichzelf dachten ze niet. Of toch wel? Die derde knecht had er best moeite mee geld te gaan verdienen voor een ander. Daarom deed hij er niets mee, ja hij begroef het talent. Mijn baas gaat toch met de winst strijken, waar zou ik me druk om maken? Maar de andere twee werkten hard. Zij toonden een groot verantwoordelijkheidsgevoel. Wij herkennen dit ook wel in onze tijd. Er zijn arbeiders, die alles voor het bedrijf over hebben, terwijl anderen alleen maar aan eigen portemonnee denken. Zo ontstaan de moeilijke CAO-onderhandelingen. Er zijn ook nu nog mensen, wie het niets kan schelen, als het bedrijf naar de knoppen gaat. Had de top maar niet zo veel moeten verdienen, had de directeur maar op z’n post moeten blijven en niet naar het buitenland moeten gaan!
Het is duidelijk, wat de gelijkenis beoogt te zeggen. Wij zijn geen Christenen voor eigen gewin. Maar we zijn in het beheer gesteld van Gods bezit, om daar goede rentmeesters van te zijn. Wij horen ons dienstbaar op te stellen en daarbij niet aan ons zelf te denken. Ook hier geldt het woord van de Heiland: Wie zijn leven behouden wil, die zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest om Mijnentwil, die zal het behouden. Wij zijn Christenen uit aanhankelijkheid, aanhankelijk aan de Heer en verantwoordelijk voor Zijn zaak, ongeacht of het ons iets oplevert. Het is een relatie uit liefde, net als in een goed huwelijk. Dan vraag je je toch ook niet af: word ik er beter van? Nee, je bent er gewoon voor elkaar!
Als dat onze levensinstelling is en we doen goed ons best voor de Heer te werken, dan hoeven we niet verrast te zijn, wanneer de Heer plotseling terugkomt. Integendeel, dan willen we Hem verrassen bij Zijn terugkomst en popelen we nu al om de glunderende Heer te zien. Paulus had dat ook over zich: hij verlangde er naar bij Christus te zijn.
Maar daar is ook nog die derde knecht. Hij is vastbesloten om niets met het talent te doen. Uit jaloezie, omdat hij minder dan de anderen gekregen had? Uit haatgevoelens tegenover de baas, die er met “zijn centen” vandoor ging? Die rijker en rijker werd over de ruggen van zijn arbeiders? We weten het niet. Hij begroef zijn talent en zorgde er zo voor dat de heer zijn geld terug kreeg, maar geen cent te veel. De Heer heeft dan geen klagen, denkt de knecht. Ja, alles lijkt zo in orde. Maar is dat ook zo?
Nee, het pakt heel anders uit. Als de heer terugkomt, wordt die knecht ter verantwoording geroepen. Hij wordt voor slecht en lui uitgemaakt. De heer doorzag hem: hij had eigenlijk geen hart voor de zaak van de heer, en dat vindt hij heel erg. Bovendoen was hij lui geweest. Maar zó gaat dat niet in het Koninkrijk van God. Wij behoren niet toe aan de nacht, waarin geslapen wordt, wij zijn kinderen van het licht en van de dag. Wij behoren te waken en te werken. Ora Et Labora!
Die onnutte knecht is wel het tegendeel van de flinke vrouw, over wie we in Spreuken 31 gehoord hebben. Die vrouw treft voorzieningen voor haar gezin, ze is rusteloos in de weer voor man en kinderen. Niets is haar te veel. Zij is op alles voorbereid, ook op slechte tijden. Zij wordt dan ook geprezen om haar werkzaamheid! Maar die derde knecht wordt bestraft om zijn luiheid. Waarom wordt de vrouw zo geprezen? Omdat voor haar de vervulling van het leven hier op aarde lag in de zorg voor elkaar, om ‘sjaloom’ te laten wonen in haar gezin en omgeving. Sjaloom is de leiddraad in het Oude Testament. Het betekent, dat ieder het zijne krijgt, in goede verhoudingen met andere mensen leeft, z’n eigen dak op het hoofd heeft en een palmboom voor de deur. Het betekent, dat er geborgenheid is en harmonie tussen de mensen en God en goede relaties tussen de mensen onderling. Daar mogen wij aan werken! Dat is de opdracht aan ons voor de tijd die ons rest tot Christus’ wederkomst. Als we dat doen, zal Jezus ons niet slapende vinden bij Zijn wederkomst.
Er ligt een waarschuwing in, voor ons allemaal. Om te blijven volhouden, om de hoop niet op te geven. Ook als de wederkomst en de opstanding van de doden nog lang op zich laten wachten en we geneigd zijn ons er niet meer zo druk over te maken. We zouden ons er eigenlijk wel druk over moeten maken. Want de wereld, die we op dit moment meemaken, ligt in gruzelementen. Mensen redden het niet meer, al doen ze nog zo hun best. Het wordt tijd dat de Heer terugkomt en Zelf het heft in handen neemt. We denken aan wat er gebeurd is in Libanon en wat er nóg gebeurt ondanks het “cease fire”. Dat kinderen onder de puinhopen worden weggehaald en onschuldige burgers het leven laten. Wordt dan aan de mensen in Israël gevraagd: “Komt er ooit vrede?” krijg je als antwoord: “Nooit, tenzij wij hier weggaan. Wij worden hier niet geduld. Wij worden eigenlijk nergens geduld.” Een onoplosbaar probleem! Wie kan hier uitkomst geven? Het wordt tijd, dat de Heer Zelf hier orde op zaken gaat stellen. En zo zijn er vele onoplosbare problemen in de wereld. Deze week kreeg ik een mailtje toegestuurd met het verzoek mee te ondertekenen. Het ging om een protestbrief over wat er in Zuid-Afrika gaande is. Dat steeds meer en steeds jongere kinderen worden verkracht, vanuit de gedachte dat dat de aids van de dader zou genezen. Een absurde gedachte. Zelfs baby’s zijn er het slachtoffer van. Zuid-Afrika is in vele opzichten een modern land, maar in het aanpakken van aids blijven zij maar achter lopen. Zij laten zich liever leiden door oude cultuurbeginselen dan door moderne wetenschap en medicijnen. Wie kan die cirkel doorbreken? Moeten er nog dagelijks kinderen geofferd worden? Ook hier zou het zo goed zijn, wanneer de Heer Zelf terugkwam en genezing bracht, waar mensen zo tekort schieten. En dan hebben we ’t maar niet meer over de tsunami, hoewel de gevolgen daarvan nog dagelijks merkbaar zijn in landen als Sri Lanka en Indonesië. Ook hier schieten mensen zo schromelijk tekort en lijkt het een onoplosbaar probleem te worden. Tot overmaat van ramp laait in Sri Lanka ook de burgeroorlog weer op, waardoor een weeshuis werd gebombardeerd. Meer dan 50 kinderen vonden daardoor de dood.
Ja zeker, het wordt hoog tijd, dat de Heer terugkomt! Wij mogen de Heer verwachten, wij MOETEN de Heer verwachten. Heel ons leven moet in het teken staan van Christus’ wederkomst. Daar krijgt het licht en kracht van. De tijd is kort, wij zijn kinderen van het licht, van de dag.
Slapende afwachten, of het eens zal gebeuren, dat is een leven zonder hoop. Maar God houden aan Zijn belofte en ondertussen werken aan een nieuwe wereld, waar gerechtigheid woont, dat is een leven vol hoop en goede moed. En u zult zien: wie daaruit leeft, die maakt het ook vast en zeker mee, dat de Heer in zijn leven komt.
U gelooft dat niet zo hard? Maar dat is nu juist, wat Paulus de Tessalonicenzen verwijt: ze slapen, ze doen niets, ze wachten maar af, ze houden God niet aan Zijn belofte. Het heeft geen zin om te praten over tijd en uur, want de dag van de Heer komt plotseling en onverwachts. Je zou het wel willen weten, dan kon je je daar beter op voorbereiden. En er zijn ook steeds weer zogenaamde profeten, die de datum uit de tekenen des tijds denken te kunnen afleiden. Maar keer op keer leidt dit alleen maar tot nieuwe teleurstelling. Daarom waarschuwt Paulus ons vandaag opnieuw: niet speculeren, en niet in slaap vallen. Denk ook niet te gauw: het komt allemaal wel goed, geef de duistere machten geen kans in je leven, want jullie behoren het licht toe en de dag. Wij mogen niet slapen in de duisternis van deze wereld, zodat de dag van de Heer ons als een dief in de nacht zou verrassen. Wij moeten het Licht zoeken en daaruit leven. Laten we de ogen open houden, waakzaam, wakker en nuchter. En daarbij hopen op en uitzien naar de wederkomst van de Heer. Wij moeten geloven, dat het spoedig zo ver zal kunnen zijn. Misschien morgen al, misschien vandaag nog. Je moet er op voorbereid zijn en er naar toe werken. Dan lijken we op die twee knechten uit de gelijkenis. Wij zijn Gods grondpersoneel, is wel eens gezegd. En dat is ook zo. Laten we dat ook tonen, net als die vrouw uit Spreuken 31.
Moge zo, wakende en werkende, het Licht van Jezus’ wederkomst uw leven vervullen!
Amen.
Goede preek!
Echt een algemene grondhouding voor christenen die afgeleid kan worden uit het OT en NT en zowel uit de Evangelieen als de brieven.
Alleen zijn sommige verwijten van werknemers naar werkgevers wèl terecht. Werkgevers kunnen moeilijk aan Christus gelijkgesteld worden. De bijbel geeft een overvloed van voorbeelden waarin machtigen misbruik maken van hun gezag.
Paulus verkondigde een spoedige wederkomst van Jezus. U schrijft dat zijn wegblijven al een ontnuchtering geweest moet zijn voor de mensen in die tijd. Wat moeten wij er wel niet van denken die na bijna 2000 jaar nog steeds geen wedergekeerde Jezus hebben gezien.
Heeft Saulus zich destijds in dat visioen op weg naar Damascus wat op de mouw laten spelden? Uiteindelijk blijkt Saulus een praatjesmaker, christelijk gezien: een valse profeet.
De les is duidelijk: koester geen valse verwachtingen, vergeet God en Jezus, en make a life!