“Ik ben het Licht der wereld; wie Mij volgt,
Zal nimmer in de duisternis wandelen,
Maar hij zal het Licht des levens hebben.”
Vandaag is de laatste zondag van het kerkelijk jaar. Het is een zondag, die vanouds in het teken staat van de “laatste dingen”. Daarmee worden bedoeld: de dood en het eeuwige leven. Het geweld van satan en Gods overwinning. Het volledig verschijnen van Gods Koninkrijk op aarde. Dat zijn de “laatste” dingen, omdat ze nog in het verschiet liggen, omdat ze een tijdperk afsluiten en een nieuw tijdperk openen. Met de zondag van vandaag sluiten we ook een periode af: het kerkelijk jaar 2005/2006. Het is als ’t ware al een beetje vooruitlopen op het grote gebeuren van de “laatste dingen”. Wij kijken terug en tegelijk ook vooruit. Wij staan in de wisselwerking van wat was en van wat komt. Op deze grens zegt Jezus tot ons: “Ik ben het Licht der wereld!” Dit licht schijnt in de wereld en wij mogen het ontvangen. Hoezeer, dat laat de geschiedenis van de overspelige vrouw ons zien. Jezus zit bij de ingang van de buitenste voorhof van de tempel, daar waar de schatkist staat. Hij is in gesprek met een groepje mensen. Hij leert hen en legt de Wet en de Profeten uit. De mensen hangen aan Zijn lippen. Dan wordt Hij opeens door veel geschreeuw gestoord. Daar zijn schriftgeleerden en Farizeeën, die een vrouw naar Hem toebrengen. Zij beschuldigen die vrouw van overspel.
Dat arme mens kan geen kant uit. Voor de mensen van toen gold overspel als een grote misdaad. Wij vandaag denken daar wat milder over. In de wet van Mozes staat op overspel de doodstraf door steniging. Men sleept de ongelukkige in de kring van de toehoorders, die nu ook toeschouwers worden. Men vertelt Jezus de bijzonderheden van het misdrijf en vraagt Hem wat Hij er van denkt. Waarschijnlijk hopen ze, dat Jezus daaraan niet zo zwaar zal tillen. Dan hadden ze iets om Jezus van te beschuldigen. Maar Jezus doet net alsof de zaak Hem verder niet aangaat. Hij tekent quasi-onverschillig figuren in het zand. Zijn tegenstanders leggen dit zwijgen van Hem als verlegenheid uit. Daarom dringen zij op antwoord aan. En dan richt Jezus Zich opeens op. Hij kijkt de aanklagers van de vrouw aan en zegt: “Wie van u zonder zonde is, werpe de eerste steen”. En weer bukt Hij Zich en gaat verder met figuren tekenen in het zand. Als Hij dan even later opkijkt is de groep mensen verdwenen, maar de vrouw staat er nog. Nú geeft Jezus Zijn oordeel, nú, nu de buitenstaanders zijn verdwenen en alleen zij, die naar Jezus willen luisteren nog overgebleven zijn. En het oordeel dat Hij geeft is eerder een troostwoord dan een veroordeling. Werkelijk, Hij is het Licht der wereld, niet gekomen om te veroordelen, maar om te behouden! Maar ook het Licht, dat schijnt in de duisternis. Dit Licht legt al onze zonden bloot, alles wat wij verborgen houden achter een mooie façade. Alles wat tegenover God staat, wat strijdig is met Zijn geboden. Er zullen maar heel weinig mensen zijn, die niet in conflict zijn gekomen met Gods geboden: gij zult niet doodslaan, gij zult niet stelen, gij zult niet begeren, gij zult niet echtbreken enzovoort. Het Licht der wereld wil dit ook aan ons laten zien, hoe het er bij ons bijstaat. Hoe wij net als die overspelige vrouw onder het oordeel van God staan, maar desondanks uit Jezus’ mond de vrijspraak mogen horen: “Ik veroordeel u niet. Ga heen, zondig van nu af niet meer!”
“Wie Mij volgt zal nimmer in de duisternis wandelen, maar Hij zal het Licht des levens hebben”.
De Schriftgeleerden en Farizeeën komen even in dit Licht te staan, maar zij willen het niet, zij gaan op de vlucht. Zij ontlopen daarmee hun eigen heil. Zij denken dit niet nodig te hebben, geen troost, geen bemoediging, zeker niet van iemand als Jezus. Zij weten immers alles zo veel beter! Hun hart zit niet vol van medelijden met die arme vrouw, maar het is vervuld van haatgevoelens jegens Hem, die hun de waarheid aanzegt: dat zij in de duisternis wandelen! Dat laten zij zich niet gezeggen. En zo kiezen zij niet voor het Licht, omdat zij de duisternis liever hebben. Daarom kan Jezus ook even later het ergste zeggen wat Hij ooit gezegd heeft: “In uw zonden zult gij sterven.” (vers 21) Hij herhaalt dit nog twee keer in vers 24: “Ik heb u dan gezegd, dat gij in uw zonden zult sterven, want indien gij niet gelooft, dat Ik het ben, zult gij in uw zonden sterven.”
Vandaag op “Dodenzondag” is dit harde woord van Jezus wel heel erg actueel. Men kan in zijn zonden sterven. En dat is niet alleen gezegd met het oog op later: na je dood, maar vooral ook met het oog op nú. Je kunt nú leven en al in je zonden sterven. Hoeveel goede gedachten en voornemens hebben wij al niet sinds onze jeugd zien afsterven? Hoeveel mooie dingen en vooruitzichten hebben wij al niet zelf kapot gemaakt onder onze zonden? Dagelijks gebeurt dit, dat mensen sterven in hun zonden. Jezus benoemt dit, maar Hij wil dit niet. Jezus wil niet dat er ook maar één in zijn zonden sterft. Wat Hij wil is dat mensen tot het Licht komen.
Dat is de troostrijke boodschap voor vandaag. Wij worden geconfronteerd met de dood. In veel kerken worden de namen van de gestorvenen in het afgelopen jaar gelezen. Mensen brengen vandaag hun rouw en verdriet naar de kerk. En Christus troost ze met Zijn boodschap, dat Hij het Licht der wereld is en dat wij daaruit mogen leven, al is het nog zo donker om ons heen. Hij wil niet dat iemand in zijn zonden sterft, de doden niet en u niet. Wij mogen van de vernieuwing leven: “Ga heen, zondig van nu af aan niet meer!”
Waarom leven wij toch zo weinig naar dit bevel? Waarom laten we van dat Licht zo weinig zien in ons leven? Ja, u zult het soms wel proberen, denk ik. Maar we voelen ons er een beetje verlegen bij, en onhandig. En gelukkig kan Jezus onze onhandigheid toch nog ten goede aanwenden. Zelfs kwade bedoelingen van ons kan Jezus ombuigen. Kijk maar naar die zondares. Haar aanklagers hadden helemaal niet bedoeld, dat Jezus haar zou vrijspreken. Nee, Hij moest haar veroordelen! Wat die mannen ten kwade hadden gedacht heeft Jezus ten goede omgebogen!
De overspelige vrouw moet niet in haar zonden sterven. Het Licht der wereld, dat op zo’n wonderbaarlijke wijze in haar leven gekomen is, doodt haar niet, maar wekt in haar het leven. Dit Licht is niet maar oordeel, het is ook genade en vergeving. Het ontdekt niet alleen, het be-dekt ook. Het verlicht niet alleen, het verwarmt en versterkt en reinigt tegelijk. Het bevrijdt de mens van de zondemacht. Wat hebben we dit Licht nodig! Helaas wordt dit Licht van alle kanten bestreden. Het is in oorlog, dag en nacht in oorlog. De duisternis wil het overweldigen. En het is zo gemakkelijk om afgekeerd te staan van het Licht, om in de duisternis te wandelen. Jezus wil ons daarvoor behoeden. Hij wil dat we toegekeerd blijven naar het Licht! Daarom is “Dodenzondag” ook het einde van het oude jaar. Wij staan vandaag op de grens van oud naar nieuw. Volgende week is het Advent. Wij staan toegekeerd naar het Licht! En dit Licht strijdt om ons, om ons uit de duisternis te houden. Het Grote Licht komt tot ons! En het geeft de duisternis geen kans. Jezus spreekt nergens zo ernstig over de macht van de duisternis als hier in Johannes 8. Er is een overste der wereld, een heer van de duisternis. Jezus noemt hem de duivel, de diabolos, dit is de dwarsligger, die alles door elkaar gooit, een leugenaar. Die heer van de duisternis is aan het werk. En hoe! Jezus merkt het aan de leiders van zijn volk, die zich trots “kinderen van Abraham” noemen maar van het Licht van de wereld niets willen weten! De duisternis kan macht krijgen over uitverkoren mensen, zoals de Farizeeën en Schriftgeleerden, mensen die dagelijks het Woord van God op de lippen hebben, die bidden, de Bijbel lezen en herlezen. Vandaag zouden we zulke mensen predikanten en ouderlingen in de Kerk noemen, voorgangers, die toch het goede voorbeeld zouden moeten geven. Des te schrijnender is het, dat juist daar achter het fatsoen en de deugdzaamheid van mensen de duisternis kan huizen. Daarom waarschuwt Jezus ons: “Jullie? Jullie, die je kinderen van Abraham noemt, jullie zijn kinderen van de duivel!” Is dat niet merkwaardig? De zondige vrouw heeft bevrijding en nieuw leven gevonden, maar tot de leiders van het volk moet Jezus zeggen: “Jullie zijn uit de duivel, die leugenaar en mensenmoordenaar van het begin af aan…”
Christus blijft het Licht, ook al is Hij omringd door de duisternis. Dit Licht zal overwinnen! Daarom: “Wandelt in het Licht”. “Het Licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet gegrepen”. Zo staat het aan het begin van het Johannes-Evangelie. Hier, in onze tekst, zien we wat daar in werkelijkheid mee bedoeld wordt. De overspelige vrouw is van de duisternis in het Licht overgegaan. Wat zal zij zich gelukkig hebben gevoeld! Dat er Iemand is, die in haar ellende naar haar had omgezien! Iemand, die het voor haar had durven opnemen! Dat is pas wandelen in en vanuit het Licht. De leiders van het volk hadden dat niet begrepen, zij volhardden in de duisternis. Ze gaan zelfs zo ver dat ze Jezus een Samaritaan noemen, voor hun is dat een gevloekte. Zij zeggen zelfs: “Gij hebt de duivel!” Toch keert Jezus Zich niet van hen af. Juist nu, in hun verblinding, hebben zij Hem dubbelhard nodig. Wij horen Hem spreken: “Eer Abraham was, ben Ik. Abraham heeft er naar verlangd mijn dag te zien. Waarom zijn jullie dan niet blij, als jullie je Abrahams kinderen noemt? Waarom dan toch zo vijandig?” Maar ze lieten zich niet overtuigen, integendeel: hun haatgevoel werd steeds groter, zij namen zelfs stenen op om naar Hem te werpen!
Hoe wonderlijk kunnen toch Gods wegen zijn! Aan het begin van ons hoofdstuk staat er een overspelige vrouw, en de stenen liggen al voor haar klaar. Aan het eind van het hoofdstuk staat Jezus, die de vrouw gered heeft uit de macht van de zonde, en nu liggen er stenen klaar voor Hem. Alle stenen, die de zondaar gelden, treffen tenslotte Christus, en zij zullen Hem treffen! Hij biedt Zijn lichaam er voor aan. Dan blijkt heel duidelijk, dat het waar is wat Hij zegt: “Ik ben het Licht der wereld!” Laten we onze ogen op Hem gericht houden, vanuit onze duisternis.
Amen.