“En toen ik Hem zag, viel ik als dood voor Zijn voeten
En Hij legde Zijn rechterhand op mij en zei
Weest niet bevreesd, Ik ben de eerste en de laatste en de Levende,
En Ik ben dood geweest, en zie: Ik ben levend tot in alle eeuwigheid
En Ik heb de sleutels van de dood en het dodenrijk.”
In de weken na Pasen denken we in ’t bijzonder aan de verschijningen van de opgestane Heer aan Zijn jongeren. En we herinneren ons direct Petrus, die in de eenzaamheid werd opgezocht en tot herder over de schapen werd aangesteld. En we denken aan Maria Magdalena, die uit haar verdriet werd verlost, toen zij in de tuinman bij het graf haar Meester herkende. Maria Magdalena, van wie Lucas vertelt, dat zeven boze geesten uit haar waren gegaan. Dat betekent, dat zij een heel zondige vrouw moet zijn geweest, een vrouw met een verleden. En we denken aan Thomas, de twijfelaar, die moest zien en voelen, voordat hij het kon geloven, maar zich daarbij toch zo eenzaam voelde. Wat was hij blij, toen ook hij de Heer zag. Hij jubelt het uit: Mijn Heer en mijn God!
Allemaal prachtige verhalen ná Pasen. Ze doen ons goed. Toch houden deze verhalen ook ná de veertig dagen ná Pasen tot Hemelvaart niet op. Wij kunnen zelfs zeggen, dat zij in heerlijkheid nog toenemen. Dan moet ik denken aan Stefanus, de eerste martelaar, die de hemel geopend zag en de Zoon des Mensen staande aan de rechterhand van God. En ik denk aan Paulus, aan wie de Heer verschijnt, toen hij onderweg was naar Damascus om daar de Gemeente te vervolgen. Maar de mooiste van alle verschijningsgeschiedenissen is toch die van Johannes op Patmos. Johannes, de apostel, bevindt zich in een allerminst benijdenswaardige positie. Hij is van alles verlaten, van God en mensen, zouden we kunnen zeggen. Hij is naar het eenzame eiland Patmos verbannen, omdat hij getuigde van het Evangelie. Het lijkt wel alsof het met hem en zijn werkzame leven in dienst van de Heer is afgelopen. Maar dan gebeurt het zo geheel onverwachte: hij ziet een visioen en hij hoort een machtige stem als van een bazuin. Zijn oor vangt duidelijk een boodschap op: wat je ziet, schrijf dat in een boek en stuur het naar de zeven Gemeenten. Daarmee worden de Gemeenten in Klein-Azië bedoeld: Efeze en Smyrna, Pergamum en Tyatira, Sardis en Philadelphia en Laodicea.
Als Johannes zich omkeert om te kijken wie daar zo spreekt, ziet hij zeven gouden kandelaren. Ze staan elk op zichzelf en in het midden staat de Heer. Hij ziet er uit als de grote kandelaar met zeven armen, zoals die vroeger in het tabernakel stond en in de tempel. Dan verschijnt de Heer in volle luister voor hem, Hij draagt een lang gewaad tot aan zijn voeten, met een gouden gordel. Hij heeft zeven sterren in zijn hand en er komt een tweesnijdend zwaard uit zijn mond. Baard en hoofdhaar zijn sneeuwwit precies zoals in het bekende visioen van Daniël. Zijn hele verschijning ademt rust en verhevenheid uit. Hij ziet er uit als een machtige koning. Zijn ogen lichten als een vuurvlam en zijn stem klinkt als een waterval. Geen won der dat de apostel bij het zien van deze hemelse luister vol vrees en beven als een dode aan Christus’ voeten neervalt. Maar dan voelt hij de hand van de Heer op zijn schouder en hoort hij de woorden van onze tekst: Wees niet bevreesd, Ik ben de eerste en de laatste en de levende, en ik ben dood geweest en zie Ik ben levend tot in alle eeuwigheid.
Wat een wonderbaarlijke boodschap! Maar ook: wat een heerlijke troost!
Laten we eens kijken, wat daar gezegd wordt. “Ik ben de eerste en de laatste”. Dat Hij de eerste is, realiseren we ons niet zo. We denken meestal, dat Hij geboren is met Kerstmis. Maar heeft Hij niet van Zichzelf gezegd: Eer Abraham was, ben Ik? Zelfs het woord uit de psalmen: “Eer de bergen geboren waren en Gij aarde en wereld had voortgebracht, ja van eeuwigheid tot eeuwigheid, zijt Gij God” is gesproken met het oog op Christus. Heel de schepping heeft zijn bestaan aan Hem te danken. Hij is de Middellaar. Het Johannes Evangelie begint daar ook mee: Alle dingen zijn door het Woord gemaakt en zonder dit Woord is geen ding gemaakt dat gemaakt is. Met het Woord wordt Jezus bedoeld. Hij is het Woord… zoals Johannes zegt: In den beginne was het Woord. Het Woord dat bij de schepping geklonken heeft.
Hij is de volstrekte Eerste! Maar Hij is ook de Laatste. Alles is op Hem betrokken, in de wereld en in de tijd. Hij is het einddoel van heel onze geschiedenis! Paulus zegt het zo: in Hem en tot Hem zijn alle dingen geschapen! Alle zichtbare en onzichtbare dingen, die in de hemel en op aarde zijn. Ook ons persoonlijke leven, het heeft zijn oorsprong in Hem en het heeft zijn bestemming in Hem. Zo is Hij absoluut de Eerste en de Laatste! Hij brengt ons tenslotte in de hemel, voor het Aangezicht van God. Hij maakt daarmee alle dingen nieuw.
“Ik ben dood geweest en Ik ben levend geworden tot in alle eeuwigheid.” In het Grieks klinkt het nog heftiger. “Ik werd dood, Ik ging in de dood.” Het staat er zo actief! Niet dat de dood Hem overkwam als een soort noodlot. Nee, Hij ging de dood in, een vrijwillige daad, een persoonlijke wilbeslissing. De strijd met de laatste vijand werd niet geschuwd, maar gestreden. Dat betekent wel, dat Jezus al het afschuwelijke van de dood persoonlijk ervaren heeft. Alles, wat te maken heeft met de vloek van de zonde, de bestraffing van God, het oordeel dat over de mensen gaat. Hij heeft het gedragen, als het lam van God dat de zonden der wereld wegneemt, heel persoonlijk en vrijwillig. Omdat Hij zoveel van ons houdt.
Ik werd dood, zegt de eerste en de Laatste. Maar zie, nu ben Ik levend. Ik leef en gij zult leven. Tot in alle eeuwigheid. Dat is de zegenrijke boodschap in de nadagen van Pasen. Eeuwenlang scheen de dood het sterkste te zijn. Maar nu is het over en uit met de dood. Eén onmetelijk graf was deze aarde, alle levenden werden onherroepelijk tot doden. Ook Jezus voegde zich bewust in deze rij. Maar toen was het over. Hij was de laatste! Want Hij is de Levende. Hij stond op uit de doden en daarmee heeft Hij de dood gedood. De banden van de dood konden Hem niet houden, want Hij heeft de sleutels van de dood en het dodenrijk. En wie de sleutels draagt, is toch de baas. In de Middeleeuwen was het gebruikelijk, dat een stad, die zich overgaf, op een fluwelen kussen de sleutels van de poorten aan de vijand overhandigde. Zo is het ook met Christus. De dood heeft zich overgegeven. Hij heeft de sleutels ontvangen. En daarom zingen we: Nu jaagt de dood geen angst meer aan! Christus is Heer en Meester in het dodenrijk. Met het dodenrijk wordt de uitgebreide onderwereld bedoeld, zoals men dat in de oudheid zag. Alle overledenen wachten daar op de grote dag, waarop over hun leven beslist zal worden. Elke rechtgeaarde Jood geloofde dat. We horen dit nog terug in de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus. De rijke man, die zijn leven in weelde heeft doorgebracht en die arme bedelaar Lazarus niet zag staan, wordt nu gebracht naar de plaats van de pijniging. Maar die arme Lazarus wordt gedragen in Abrahams schoot!
Natuurlijk is de dood er nog wel en overal waart hij nog rond, maar zijn macht is hij kwijt. Tenslotte is het de Levende geweest, die de sleutels van de dood in handen kreeg. Nu wordt de poort van het dodenrijk door Hem beheerd. “Ik werd dood en zie, Ik leef tot in eeuwigheid”. Hij laat de mensen binnen in Gods Koninkrijk. Het dodenrijk gaat hier over in het Koninkrijk! En dat geeft ons moed en troost. Het leven kan zwaar zijn, maar één ding zal ons er nooit onder kunnen krijgen: de dood. Het dodenrijk zal de Gemeente nooit overweldigen!
Dat alles heeft de apostel Johannes gezien en gehoord in zijn visioen. Dat mag ook ons brandend visioen zijn, waardoor wij hoopvol en sterk in het leven kunnen staan. Vrees niet. Satan is verslagen. De dood heeft niet meer het laatste woord. Vreest niet, Ik ben de Eerste en de Laatste en de Levende. Ik ging de dood in om uw schuld te verzoenen, maar zie: Ik ben opgestaan en Ik leef tot in alle eeuwigheid. En jullie? Jullie mogen leven met Mij.
Amen.
(Foto’s van de kapel van vliegbasis Gilze-Rijen.)
Geachte ds. Kroes,
In Perspectief, bondsblad PCOB, laatste uitgave, kennisgenomen van uw internet aktiviteiten. Met genoegen kennisgenomen van uw website en de inhoud er van. Ga vooral zo door. Wie weet stimuleert het colega’s van u, dit na te doen, inclusief uw inzet voor de PCOB. Heel goed.
Kleine opmerking aangaande de op uw site geplaatste Favorieten. Daarmee doet u als het ware een aanbeveling voor het bekijken van andere sites.
Nu is de aanbeveling naar webguid er één die voert naar een heel brede informatie. Kijkt u eens in de index van die site. O ja ik weet het voor wie het zoekt is het altijd te vinden. Maar het hoofdstuk sex op die site is vast niet uw inclusief uw aanbeveling voor die site. Vermoedelijk verwachten de bezoekers van uw site dit ook niet aan te treffen. Hier wil ik geen vingertje opsteken doch het u slechts onder de aandacht brengen. Temeer daar mogelijk meer pcobleden, door de publicatie in Perspectief, uw site gaan bezoeken.
De via webguid bereikbare christelijke sites, zou u afzonderlijk kunnen linken.
Beste bezoeker,
dank u voor uw vriendelijke reactie. De gewraakte link is inmiddels verwijderd. :”>