Psalm 51, 12
“Schep in mij een rein hart, o Heer!”
Een gebed om een rein hart, midden in de Lijdenstijd. Ik denk dat het nodig is om daarom te bidden. We zouden allemaal wel een zuiver hart willen hebben, niet waar? Niemand van u zal zeggen: Jammer, nou ben ik voor niets op de website van dominee Kroes gekomen, want een zuiver hart, dat heb ik al. De engelen in de hemel, ja, die zullen dat kunnen zeggen, maar wij toch niet? Tot onze dood zullen we moeten bidden: “Schep in mij een rein hart, o Heer, en vernieuw in mijn binnenste een vaste geest.”
Bij David was dat in ieder geval wel het geval. De profeet Nathans was bij hem gekomen en had hem laten zien, hoe groot zijn zonde was. We kennen allemaal wel het spreekwoord: Berouw komt na de zonde. Zien we dat hier ook? Is ’t trouwens wel waar dat berouw na de zonde komt? Was het maar waar! Maar ik denk: meestal niet. Er moet heel wat gebeuren, eer een mens tot berouw komt!
Weet u, wat er na de zonde komt? Na de zonde komt weer een zonde en dan weer één en wéér één en zo gaat dat maar door. Herkent u dit ook bij u zelf? Dat je in de zonde blijft? En dat er geen ontkomen aan is? Je zou best anders willen, maar ja het vlees hè… De geest is wel gewillig, maar het vlees… Zei Paulus dit al niet in zijn Romeinenbrief? En daarom komt er van verandering niets terecht en moeten er om blijven bidden.
Soms gaat een mens zich zelfs in zonde verharden. De eerste keer sprak je geweten misschien nog, je aanklagend en beschuldigend, je hart klopte in je keel. Maar de tweede keer ging het al beter, gemakkelijker, zonde na zonde, en tenslotte heb je er helemaal geen erg meer in, ’t is gewoon geworden, iedereen doet het immers? Berouw is er niet bij. Wanneer komt berouw trouwens wel? Bij David pas, als de profeet Nathan tot hem gekomen is en tegen hem zei: “Gij zijt die man!” Het was niet omdat zijn geweten sprak of anderen hem onder kritiek stelden. Veel mensen zullen het schandalig gevonden hebben, wat de koning deed. Daar trok hij zich als koning allemaal niets van aan. Maar, toen de profeet van David kwam en sprak… dat was immers de stem van God! Daar moest je toch wel naar luisteren! Dus nogmaals: wanneer komt een mens tot berouw? Niet van nature of wegens de mensen, maar alleen wanneer God Zich met ons bemoeit. We zouden kunnen zeggen: berouw komt uit genade.
David kon net zo lang doorgaan met zondigen totdat God zei: en nu is het uit! “Wat heb je gedaan? Je hebt gedaan wat kwaad is in Mijn ogen!” Als David zo met zichzelf wordt geconfronteerd, staande voor God, dan komt er eindelijk berouw. Het heeft lang geduurd, eer hij tot bezinning kwam. Haast een heel jaar.
Misschien heeft hij er ook vaak spijt van gehad, maar ondertussen ging hij toch gewoon door. De zonde was sterker. De verleiding is soms zo groot. Spijt hebben is iets menselijks: ik had het niet moeten doen, het was niet goed voor me. Spijt raakt je zelf, je eigen persoon. Maar berouw is iets anders, dat raakt God! Dan heb je verdriet om God, om wat je God hebt aangedaan! Ik heb eens een kindergebedje gelezen, van Maartje: “En Heer God, past U vooral goed op Uzelf, want wat moet er van ons terechtkomen, als U iets overkomt?” Kijk, dat kind dacht aan God en bad voor Hem! Dat is nou echte liefde! Als je zó van God houdt, dan weet je ook wanneer je Hem pijn doet en dan komt het tot berouw. Tussen mensen zou dat ook zo moeten zijn, zeker in een huwelijk of tussen ouders en kinderen. Als je zó van elkaar houdt, weet je ook wanneer je elkaar bezeerd. Moet je dan geen berouw hebben en berouw tonen?
Een jaar duurde het, voordat David de ogen opengingen en hij tot inkeer kwam. Wat had hij gedaan? Hij had gewandeld op het platte dak van zijn paleis, maar het was niet met God dat hij daar wandelde. Hij was geen Henoch! Hij was daarvoor veel te veel van streek. Hij had gezien, hoe een vrouw zich daar aan het wassen was, en gelijk was hij zijn eigen zeven vrouwen vergeten, ook Michal, de dochter van Saul, aan wie hij nota bene zijn leven te danken had. Alles vergeten! In één enkel ogenblijk. En hij moest en zou die vrouw hebben. Batseba heette ze. En dat gebeurde ook, want ’s konings wil was wet. Hij had gemeenschap met haar… en Batseba verwachtte daarna een kind. Maar het was geen blijde verwachting. Zij was immers getrouwd met Uria. Haar man vocht voor de koning aan het front. En David liet Uria terughalen om hem het vaderschap in de schoenen te schuiven. Maar Uria wilde niet. Toen schreef David een brief aan Joab, de commandant van Uria: “Zet Uria vóór in de vuurlinie, zodat hij zal sneuvelen.” David, de koning, tekent het doodvonnis van een onschuldige onderdaan. Zo komt het van kwaad tot erger. En dan wordt het kindje geboren, nog tijdens de rouw van Batseba. En David trouwt met zijn achtste vrouw.
Dan komt er een man tot hem, de profeet Nathan. David moet leren, dat hij gezondigd heeft. Tegen Uria, tegen Batseba, tegen Joab die hij medeplichtig gemaakt heeft aan moord, tegen zijn volk, zijn vrouwen, tegen Michal, maar bovenal in al die mensen tegen God. Omdat al die anderen tegen wie hij onrecht begaan heeft, God toebehoren. In Uria en Batseba en Joab en Michal en het hele volk heeft David tegen God gezondigd! Hij heeft zich in al die personen aan Gods eigendommen vergrepen. Ook hier geldt, wat Jezus later zou zeggen: “Voor zover gij dit aan één van deze mijn minste broeders gedaan hebt, hebt gij het Mij gedaan.”
En David stort neer op de grond en erkent het, voor het eerst na een jaar: “Tegen U alleen heb ik gezondigd!” Heeft u zoiets bij u zelf ook wel eens meegemaakt? Zo’n verootmoediging, zo’n berouw over één of andere zonde? Heeft u ook wel eens gezegd: “Ik heb gezondigd tegen U, U alleen. Ik heb gefaald, ‘k heb U bezeerd. Verberg Uw aangezicht voor mijn zonden, delg al mijn ongerechtigheden uit. Schep in mij een rein hart, o God, en vernieuw in mijn binnenste een vaste geest; verwerp mij niet van voor Uw aangezicht en neem Uw heilige Geest niet van mij.”
David wordt in genade aangenomen. Ieder, die voor God oprecht zijn schuld belijdt. Mag op Gods genade rekenen. Wie echt berouw heeft, omdat hij of zij God heeft bezeerd, komt in het licht van Gods genade, dat is vergeving, te staan. Ook u en ik. Daartoe immers gedenken wij de Lijdenstijd van de Heer. Hij heeft Zijn leven gegeven, opdat een ieder die in Hem gelooft en op Hem vertrouwt, eeuwig leven heeft.
Daarom: “Schep in mij een rein hart, o Heer!”
De oude Psalmberijming zegt het zo mooi in Psalm 42 vers 5:
Maar de Heer zal uitkomst geven,
Hij, Die ’s daags Zijn gunst gebiedt.
Wil in dit vertrouwen leven,
Wil het melden in het lied.
k Zal Zijn lof zelfs in de nacht
Zingen, daar ik Hem verwacht,
En mijn hart, wat mij moog’ treffen,
Tot de God mijns levens heffen.
Amen.
Ds heel hartelijk bedankt en een heel goede zondag Thea
Zo iemand ben ik. Mijn hart is van steen.
Kan dat weer zacht worden?