Wat zijn dat voor mensen, Felix en Drusilla?
Felix was een vrijgelaten slaaf, die door allerlei intriges hogerop was geklommen. Tenslotte was hij zelfs landvoogd van Palestina geworden. Maar zijn slaaf zijn is hij nooit kwijt geraakt.
De beroemde Romeinse schrijver Tacitus zegt van hem, dat hij met alle mogelijke wreedheid en wellust de koninklijke macht heeft misbruikt. Het is ook hier zoals ons spreekwoord zo treffend zegt: “Als niets tot iets komt, dan kent iets zichzelf niet meer!” Felix dacht niet meer terug aan zijn eigen ellende, de onderdrukking en slavernij. Hij leefde zich uit op het volk in tirannie. Geen wonder, dat dit volk vaak tot verzet kwam. Het werd neergeslagen met veel geweld en bloed vergieten.
En Drusilla? Zij was de jongste dochter van Agrippa I, de opvolger van Herodes. Eerst was zij getrouwd geweest met de koning van Emesa, maar zij verliet hem voor de verleidelijke aanbiedingen van Felix. Een op macht en geld beluste vrouw. Zij was nog wel Jodin, maar van haar voorvaderlijk geloof was weinig over gebleven!
Felix en Drusilla, een mooi paar. En die regeren over het joodse land. Geen wonder, dat het zwarte bladzijden werden in de geschiedenis van Israël. Er heerste wanorde, corruptie, omkoperij. Afpersingen, onrecht en politieke moorden waren aan de orde van de dag. Geen wonder dat het volk in opstand kwam. Geweld tegen geweld. Er vormde zich een beweging van de Sikariërs, de dolkmannen. Op klaarlichte dag staken die hun gehate vijanden neer. Maar dat waren kleinigheden, waarover Felix zich niet druk maakte. Alleen wanneer er een man opstond, die veel mensen achter zich kreeg, greep Felix persoonlijk in.
In dat verband moeten we ook het verhoor van Paulus zien. De apostel werd beschuldigd van oproer, ketterij en heiligschennis. Hij is gevangen genomen en naar Caesarea, de residentie van Felix, gebracht. Maar Felix heeft geen verstand van godsdienstige zaken en hoopt maar, dat Paulus’ vrienden hem voor een behoorlijk losgeld zullen vrijkopen. Maar het gaat anders, want Drusilla gaat zich met de kwestie bemoeien. Als Jodin voelt ze wel belangstelling voor die gevangen Jood. Paulus moet voorkomen, al was ’t alleen maar uit nieuwsgierigheid. Hij krijgt gelegenheid te spreken. Dat is niet zo eenvoudig voor hem. Wat zal hij zeggen? Hij kent die twee, hij weet wie ze zijn en wat voor ergs ze gedaan hebben. Hij kent ook hun macht en weet dat één enkel woord van hen zijn bevrijding of dood kan betekenen. Hij kent ook hun zwakheid: dat zij gevoelig zijn voor vleierij. Hij zou kunnen spreken over de roemrijke weg van Felix en de schoonheid van Drusilla. Ze zouden zich daardoor gestreeld hebben gevoeld. En de apostel zou vrij gekomen zijn om verder te gaan met de Evangelieverkondiging. En daar ging het hem toch om! Waarom zou hij de landvoogd en diens vrouw niet een beetje naar de mond spreken, ter wille van het Evangelie? In elk geval zou hij kunnen vermijden hen te prikkelen en kwaad te maken. Hij weet hoe gevoelig ze voor kritiek zijn. Nee, dat moest ie zien te voorkomen. Hij kon beter spreken over onschuldiger zaken als Gods liefde en de betekenis van Christus voor het geloof en over Gods voorzienigheid. Hij was best in staat een mooie preek te houden en het zo te doen, dat Felix en Drusilla er een zegen uit konden ontvangen. En daarmee zou hij ook zijn eigen vrijlating bereikt hebben.
Maar Paulus doet dit alles niet. Hij is er de man niet na om de waarheid uit de weg te gaan. Jezus had gesproken van de Heilige Geest, die de wereld zou overtuigen van zonde, gerechtigheid en oordeel. Die Geest is het, die in Paulus leeft en uit Paulus spreekt. Paulus kent te goed het leven van die man, tot wie hij spreken moet, om niet over het oordeel te spreken. Uit alles blijkt, dat Felix niet eens meer weet wat menselijkheid en rechtvaardigheid is. Daarom moet Paulus daar wel spreken!
Ook van matigheid zal hij spreken. Felix is zich te buiten gegaan op praktisch elk gebied. Zijn eerzucht en wraakzucht, zijn omgang met vrouwen en overspel zijn berucht. Nergens is hij matig en ingetogen in. Daarom moet de apostel het ook daar over hebben. En hij gaat het hebben over het verkrachten van het recht en het lichtvaardig vonnissen vellen. Met evenveel gemak als hij de schuldige vrijuit liet gaan veroordeelde hij de onschuldige. Hij weet niet eens meer wat een rechtvaardig oordeel is. Daar kan Paulus toch z’n mond niet over houden?
Zo staat daar de apostel tegenover zijn rechters en hij spreekt over rechtvaardigheid, matigheid en oordeel. Als mokerslagen vallen zijn woorden op de schuldige ziel van Felix. De landvoogd wordt onrustig en voelt zich niet op z’n gemak. Drusilla wou ook maar, dat de preek gauw uit was.
Wat zal Felix doen? Schuld bekennen? Maar dan zou hij z’n gezicht verliezen. Nee, hij doet stoer en zegt uit de hoogte: “Ga voor heden heen, wanneer ik nog eens gelegenheid heb zal ik u wel weer ontbieden.” En Paulus wordt weggeleid. Hoe zou ’t toch komen, dat de landvoogd door de apostel in de war was gebracht? Er staat zelfs, dat hij bevreesd werd. Paulus had hem toch niets nieuws verteld? Dat hij bevreesd kon worden, bewijst dat hij nog niet helemaal versteend is. Hij kan nog emotioneel geraakt worden. Maar het proces van verharding is al zo ver gevorderd, dat hij niet meer terug kan. Hier zien we de mens die we ook zelf zo goed kennen. De mens, die toegeeft aan zijn zonde en dan niet meer terug kan. Dat heeft te maken met de traagheid, die in ons zit. Een trein stopt niet direct, maar dendert nog even door. Bij Felix is dat ook zo. Paulus waarschuwt hem, maar zal het nog baten? Kan hij nog remmen? Nee, hij is wel even in de war, maar gaat dan weer over tot de orde van de dag. “Ik zal nog wel eens met je praten, als ik tijd heb.” Het is duidelijk: hij heeft er geen zin in te discussiëren met een man als Paulus, hij laat zich de wet niet voorschrijven.
Paulus zelf heeft zulke momenten ook gekend in zijn leven. Vroeger vervolgde hij de Christenen. Hij ging hevig te keer en de mensen waren bang voor hem. Toen kwam de schok: de ontmoeting met Jezus onderweg naar Damascus. Zo erg, dat hij drie dagen volkomen van slag was. Hij at en dronk niet en was zelfs blind. Zo hard kan het zijn, wanneer de levenstrein tot stilstand komt. Zó sterk is de kracht van de volharding.
Herkent u dat ook in uw eigen leven? Hebt u ook wel eens en misschien wel vaker een waarschuwingsteken gehad? En dat u ondanks dat toch doorstoomde? Omdat het niet de “gelegene” tijd was? Wie kent niet de ogenblikken, dat je even schrikt, maar je direct daarop toch weer vermant en op de oude weg voortgaat? Er is nu eenmaal “gang” in ons leven, een zonde, een onhebbelijkheid, een verkeerde gewoonte, een slechte karaktertrek en wat al niet meer. We willen het eigenlijk niet weten en verzetten ons er tegen, als anderen het ons voorhouden. We willen het niet gezegd hebben, het niet onder ogen zien. En we maken ons er met een opmerking zoals Felix van af: “voor ditmaal genoeg, later maar eens, ga heen…”
Had hij toch maar echt naar Paulus geluisterd, die arme Felix. Het zou van hem een ander mens gemaakt hebben, met Gods hulp, want alleen kun je dat niet. Maar dan moeten we wel ons hoofd voor God willen buigen en met schrik wakker worden uit ons verdorven leven.
Het komt er op aan, dat we letten op de onveilige seinen in ons leven. Het woord van Nathan tot koning David “Gij zijt die man” was zo’n sein. De Samaritaanse vrouw beleefde ook zo iets, toen Jezus haar de ogen opende. En Petrus, toen Jezus tot hem zei: “Eer de haan kraait…” Het betekende voor hen een ommekeer in hun leven. Niet direct misschien, want ook hun trein denderde nog even door. Je bent niet direct af van je oude zonden. De oude “gang” zit er nog even in. Maar het nieuwe leven breekt langzamerhand door. Het zal meer en meer het oude gaan vervangen.
Dat is de les voor vandaag. Felix en Drusilla moesten daar niets van hebben. U wel?
Amen.