Johannes 21, 18
“Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Toen gij jonger waart, omgorddet gij uzelf en gij gingt, waar gij wildet, maar wanneer gij eenmaal oud wordt, zult gij uw handen uitstrekken en een ander zal u omgorden en u brengen, waar gij niet wilt.” (NBG Vertaling 1951)
“Waarachtig, ik verzeker je: toen je jong was deed je zelf je gordel om en ging je waarheen je wilde, maar wanneer je oud wordt zal een ander je handen grijpen, je je gordel omdoen en je brengen waar je niet naartoe wilt.” (Nieuwe Bijbel Vertaling 2004)
Jong zijn en oud worden is een gegeven van alle tijden. Het heeft alles met de gewone gang van het leven te maken. Je hoort het ouderen wel eens zeggen: “Oud worden gaat nog wel, dat komt van zelf, maar oud zijn… dat valt niet mee!” De meeste mensen zien er tegen op om oud te worden, zelfs om oud te lijken. Daar wordt dan ook van alles tegen gedaan! Fitness, make-up, een kleurtje in je haar, een facelift, een levenselixer enzovoort. Krampachtig proberen oudere mensen het jong zijn vast te houden. Jong zijn is “in”, oud zijn is “uit”. Zo voelen veel ouderen zich ook: uit, afgedankt. De jeugd heeft de toekomst. Ouderen kom je ook maar zelden op de TV tegen, zeker niet in reclamespotjes.
In de Bijbel is dat heel anders. Daar is niet de jeugd “vooraan”, maar de ouderdom! Het is een eer om grijs te worden, want oud zijn is een zegen van de Heer en het gaat gepaard met wijsheid en levensvolheid. Vroeger was dat bij ons ook zo. Van ouderen kon je het handwerk leren. Zij vertelden je de verhalen van vroeger. Bij ouderen kon je om raad gaan.
Jezus gebruikt die tegenstelling tussen jong en oud om aan Petrus duidelijk te maken, hoe het met zijn leven zou verder gaan en zelfs zou aflopen. Want later heeft men uit het woord van Jezus begrepen, dat hierin een aanwijzing lag hoe Petrus zou sterven. Hij is immers net als de Heer gekruisigd, maar met het hoofd naar beneden. Vandaar dat “handen uitstrekken” en “gorden”.
Het gaat dus om een heel persoonlijk woord van de Heer aan Petrus. Het “jong zijn” heeft betrekking op de tijd van vroeger, toen Petrus met zijn Heer door het land trok, toen hij zijn Heer diende en daarbij ook zichzelf kon zijn: altijd vooraan, in de spotlights. Hij was tot Christus gekomen en bij Hem gebleven als iemand, die zichzelf omgordt. Zijn woorden liegen er niet om: “Wij hebben alles verlaten en zijn U gevolgd. Ik zal met U sterven. Ik zal mijn leven voor U inzetten. Al zouden ook allen U verlaten, ik nooit!” Petrus was assertief, kon goed voor zich zelf opkomen en wist waar hij in het leven stond. Hij droeg de gordel “hoog”. Een vitale man, die de wereld aankan! Echt het prototype van veel jongeren, die je vandaag ook tegenkomt. De Prediker wist ze ook al te noemen: “Verheug u, o jongeling, in uw jeugd, en uw hart zij vrolijk in uw jongelingsjaren” (Pred. 11,9). Maar hij zegt ook niet voor niets daarop: “Jeugd en jonkheid zijn ijdelheid” (vs.10).
Als je jong bent, kun je alles aan. Het is prachtig, maar ook gevaarlijk, want je denkt dan dat het nooit ophoudt, en je kunt je behoorlijk vergalopperen. Dat is bij Petrus gebeurd, toen hij de Heer verloochende en de benen nam, toen het gevaarlijk voor hem werd. Jezus zegt in onze tekst: werkelijk anders wordt het in het leven, als die mens oud wordt. Dat slaat voor Petrus op de tijd, nadat hij door de Heiland weer in genade was aangenomen, zoals in het voorafgaande verteld wordt (de verzen 15-17). De Heer had toen gezegd: “Hoed en weid mijn schapen!”. Nu komt er een tijd, waarin Petrus zich echt zal moeten bewijzen. Een tijd, waarin hij de strijd zal moeten aanbinden met de vitaliteit van zijn “jeugd”. Een tijd, waarin hij niet zo zeer zelf leeft als wel zich láát leven. Christus in hem! Dat is ook de tijd, waarin andere woorden uit zijn geschiedenis op de voorgrond komen: niet meer “ik”, maar “Gij”. Woorden van de Heer: “Niet vlees en bloed… Petrus… maar Mijn Vader”, “Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet ophoude….”. Oud worden, dat is het leven buiten je zelf zoeken, in Christus; dat is ook: de dood in de rekening van het leven opnemen. Met andere woorden: de kruisiging van het vitale leven, waaraan je als jongere zo hecht. Aanvaarden ter wille van Christus. Niet meer “ik” en nog eens “ik”, maar “Hij” en steeds weer “Hij”. Johannes de Doper zei het al, toen hij Jezus zag: “Hij moet wassen, groter worden, ik moet minder worden”.
Na Pasen en Pinksteren moet dit ook ons leven worden. We moeten ons “laten leven” door de opgestane Heer en met behulp van Zijn Geest. Dat is een energie-vergende bezigheid, het eist al je krachten op! Wij worden door een ander omgord en gebracht waarheen wij niet willen. Het is een voortdurende strijd tegen je eigen wil en je eigen hoogmoed. Maar we hebben geen keus, is ’t niet? Gorden we ons zelf en denken we daarmee klaar te zijn, dan loopt het op niets uit. Met de beste wil van de wereld kunnen we onszelf niet zó gorden, dat we tot het echte leven komen. Want in werkelijkheid bereik je dan alleen maar de dood! De rest is allemaal schone schijn. Al onze eigen wegen lopen op het grote niets uit. Al die zinnen van ons, die we met “ik” beginnen, het zijn holle klanken. Wij kunnen ze immers niet wáár maken. En “waar” is volgens de Bijbel iets wat vast staat, waar je op rekenen kunt, dat echt betrouwbaar is. Alleen God is waar, waarachtig, “Eeuwig Getrouw” is Zijn naam.
Als je jong en gezond en sterk bent kun je gaan en staan waarheen en waar je wilt. Maar als je oud bent geworden, heb je hulp nodig en moet je gaan waarheen je gebracht wordt. Voor velen is dat vandaag een groot probleem! Je wilt er toch niet aan denken, dat je naar een verpleeghuis gebracht wordt? Hoe goed het daar ook kan zijn, je bent toch hulpeloos en afhankelijk, je kunt je zelf niet meer “gorden”. Zo zal het ook Petrus vergaan, wanneer hij oud geworden is. Dan zal hij zijn handen uitstrekken en een ander zal hem omgorden en hem daarheen brengen, waarheen hij niet wil. Later heeft men daaruit opgemaakt, dat Petrus een gewelddadige dood zou sterven. In ieder geval betekent het uitstrekken van de handen wel, dat je iemand nodig hebt die je vastpakt om je verder te leiden. Misschien ook dat je armen worden vastgebonden om je aan het kruis te brengen, zoals dat later veelal is uitgelegd. Toen men wist, dat Petrus in Rome is gekruisigd, hebben deze woorden natuurlijk een diepere betekenis gekregen: als profetie van de kruisdood van Petrus. Zo kon de oude kerkvader Tertullianus al schrijven: “Toen werd Petrus door iemand anders omgord, toen hij aan het kruis werd vastgebonden.” Door zijn dood verheerlijkt de martelaar God, omdat hij stervend voor Hem getuigenis aflegt. In het Johannes-Evangelie wordt op meerdere plaatsen gesproken over het lijden van Christus als een verheerlijking van God. Zo bijvoorbeeld in Joh. 17,1: “Vader, de ure is gekomen; verheerlijk Uw Zoon, opdat Uw Zoon U verheerlijke…” In de oude kerk is deze gedachte ook overgenomen, zie bijvoorbeeld 1 Petr. 4,16: “Indien hij echter als Christen lijdt, dan schame hij zich niet, maar verheerlijke God onder die naam”. Zoals de Heer Zelf in Zijn kruisdood niet iets verschrikkelijks, een grote schande, zag, maar Zijn verheerlijking van Godswege, zo is ook de dood van Zijn discipelen een verheerlijking van God. Zo mag ook Petrus later God verheerlijken! Het is een getuigenis, dat God het waard is, dat men zijn leven voor Hem over heeft! Eens had Petrus in zijn jeugdige overmoed gezegd: “Ik zal mijn leven voor U geven”, dat wordt nu bewaarheid! Jezus had dit al voorzien, toen Hij zei: “Gij kunt Mij dit keer niet volgen, maar eens(!) zult gij Mij volgen!” (13,36).
Zo betekent het nieuwe leven ná Pasen en Pinksteren ook, dat men deel krijgt aan het lijden van Christus. Dat is niet mis te verstaan, maar heel moeilijk. Want wie wil dit nou? Na één van mijn preken in de laatste tijd kreeg ik een email met de vraag: “Legt u nu eens uit wat daar staat in Joh.21, 19”. Daar staat, dat Jezus dit woord (van oud en jong) tot Petrus sprak om te kennen te geven, met welke dood hij God verheerlijken zou. Ik denk, dat de briefschrijver het er moeilijk mee heeft om te accepteren dat zo’n volgeling van Jezus, zoals Petrus toch was, moest eindigen aan het kruis. Ja, dat is ook heel moeilijk te begrijpen. Dat had ik vroeger ook, toen ik op school al die verhalen hoorde over martelaren. Is dat nou het resultaat, zeg maar gerust: de beloning, van het aan God gewijde leven? Ja, dat is het! Christus brengt ons daar, waar we van nature niet heen willen. Want wie wil dit nou? Zo’n dood? Christus bracht Petrus in de vervolging en uiteindelijk in een verschrikkelijke dood. Toen Petrus zich eindelijk helemaal door Christus liet leven, was tenslotte het kruis zijn loon. Wie wil dit?
Toch is in déze dood het leven. Want door die dood wordt God verheerlijkt. Het kruis is de vernietiging van onze “eer”, van ons “ik”. Maar God wordt groot, waar mensenkinderen tot “niets” worden. En daarin, daarin alleen is het leven, ook voor ons: dat God de Heer groot wordt. Zijn Naam moet eeuwig eer ontvange, men loov’ Hem vroeg en spâ!
Het “jonge” leven, dat ook Petrus gekend heeft, is een heerlijk aantrekkelijk leven, maar toch voorzover het helemaal op de mens en niet op Christus gericht is, is het een gestadige dood. De dood in de vervolging, in het lijden om Christus’ wil, is een hard en bitter lot, dat velen gedragen hebben en nóg dragen, het is de weg “waarheen gij niet wilt”, maar ook de weg die voert in de verheerlijking van God en het ontvangen van het waarachtige leven uit Zijn hand. In een artikelenserie in Trouw werd laatst verteld over de geschiedenis van de Protestanten in Zuid-Frankrijk. Ik stond er versteld van, wat die mensen voor hun geloof over hebben gehad. Een kleine groep mensen tegen het machtige Franse Koninkrijk. Velen moesten deze ongelijke strijd bekopen met de marteldood. Ja, dat was echt “God in Frankrijk”!
Wie wil er nou in deze zin “oud” worden? Petrus niet en ook wij niet. Daarom heeft de Heiland nog één woord voor Petrus: “Volg Mij!” Dat had Petrus al eerder gehoord, bij de oevers van het Meer van Galilea. Toen had hij de netten verlaten en was Hij Jezus gevolgd. Toen was nog niet geopenbaard, wat later duidelijk werd. Jezus volgen is in Zijn voetstappen gaan, het kruis op je nemen, je zelf verloochenen. Volgen van Jezus is gaan op de kruisweg. Dat is een gebod, een heel moeilijke opgave, maar het is ook een belofte. Het betekent toch ook, dat je op die kruisweg niet alleen hoeft te gaan. Je bent niet aan je zelf overgelaten. Volg Mij! Hij is er bij! In de diepste nood en donkerste uren van je bestaan zegt Jezus: “Ik ben met u tot aan de voleinding der wereld.”
Daarom, als wij het jonge leven moeten opgeven om “oud” te worden en ons te láten leven door Christus tot aan het kruis toe, dan is het altijd met Zijn hulp, in de kracht ook van Zijn Geest. Wij doen het om bij Jezus te zijn! Volg Mij! Om met Hem in Gods heerlijkheid te komen! Dat is een geweldig perspectief! Een belofte voor de eeuwigheid. Wij gaan er aan werken in deze tijd, in het hier en nu. Ontwaakt gij die slaapt en staat op uit de doden en Christus zal over u lichten!
Volg Hem!
Amen.
ds Kroese heel hartelijk bedankt voor deze preek,zal hn vandaag nog een keertje over lezen groetjes Thea
Ik doe hetzelfde als Thea. Nog steeds heb ik moeite met het martelaarschap als verheerlijking, maar u hebt mij wel een flink eind op weg geholpen om het ooit te bevatten. Soms kan het (figuurlijk alshetubelieft) mogen dragen van een kruis inderdaad een zegen zijn, waarvoor dankbaarheid en een oipgewekte houding past. Dank voor deze mooie preek.
Beste Thea en Leonardo, bedankt voor jullie reacties! Het voordeel van Internet is, dat je alles nog een keer kunt overlezen. Ja, lijden is moeilijk te begrijpen (en te dragen!). Ik weet daar alles van. Mijn vader was MS-patiënt en is jong gestorven. Zelf ben ik met een open rug geboren en heb ik al 29 jaar reuma (R.A.). En als pastor in een verpleeghuis heb ik ook heel veel ellende meegemaakt. Prof.Hoekendijk vroeg me tijdens een tentamen in Utrecht: waarom wil jij dominee worden? Ik vertelde van de ellende die ik had meegemaakt. Hij zei: Maar je kunt niet de ellende van heel de wereld op je nek nemen, dat kan er maar EEN! Daar heb ik me altijd maar aan opgetrokken. Moeten jullie ook doen! Vele groeten, Ds.Kroes.
Moeilijk, moeilijk.
Behoorlijk aantal operaties moeten ondergaan. Hart- en nierpatiënt. Om de dag thuis aan de dialyse.
Niet meer als docent hbo mogen / kunnen werken, een streng dieet. Steeds lagere uitkering. Ups en downs.
Waarom dan toch? Gezondheid is zo’n groot goed. En ik vraag me af, waar zijt Gij?
Ik kan uw reactie heel goed begrijpen, zelfs invoelen, want ik ben ook een dialysepatiënt en heb al 36 jaar reuma, kan geen stap meer lopen enz.enz. Maar juist daarom spreekt mij de tekst van hierboven zo aan! Wij willen graag gezond blijven, maar worden gebracht waarheen we niet willen! Gelukkig is er wel EEN bij ons op die gang en weg, EEN, DIE de weg weet! Ik word binnenkort 80, wat ik nooit had kunnen denken. Ik heb ook nog een lieve sterke vrouw, 3 dochters en 7 kleinkinderen. Daarom: tel, uw zegeningen! U heeft vast ook nog wel het een en ander om dankbaar voor te zijn. Houd u daar maar aan vast!! In die zegeningen ervaar ik God. Ik wens u van harte Gods nabijheid toe en sterkte met al het verlies. Er niet somber onder worden hoor! Wil u een persoonlijk gesprek, mail me dan: flipkroes@gmail.com