“Hij trok mij op uit de kuil van het verderf…”
We hebben een week van feest en gedenken achter de rug. Het begon met Koninginnedag, daarna kwam de dodenherdenking op 4 mei en de Bevrijdingsdag op 5 mei. We herdachten, hoe God ons trok uit de kuil van het verderf! Nu al weer 61 jaar geleden.
Ik weet wel, dat u hier in Zeeland al een poosje was bevrijd. De Hongerwinter heeft u ook niet mee hoeven maken. Voor veel mensen in Nederland betekende dat de kuil van het verderf.
Maar u hebt wel de oorlogshandelingen aan den lijve ondervonden. Ik denk aan de begraafplaats in Kapelle, waar Franse jongens begraven liggen, die met ons hebben meegevochten in de meidagen van 1940. Niet te vergeten ook het bombardement op Middelburg en het doorsteken van de dijken op Walcheren. Ook dichterbij is er vreselijk gevochten in het kader van het Schelde-offensief. De kerk van Ellewoutsdijk lag toen bv. midden in de vuurlinie en er bleef slechts een puinhoop van over, zo heb ik me laten vertellen.
We weten waarachtig wel, waar we ’t over hebben, als we over de oorlog praten, of niet soms? Wat een tijd van verschrikking, wat een onzekerheid en vooral ook angst! Wat moest je doen? Openlijk de vijand weerstaan? Saboteren? Onderduikers in huis nemen? Smokkelen? Kon je dat wel met je geloof verenigen? Of golden toen ineens de christelijke wetten van normen en fatsoen niet meer?
De ouderen onder ons weten daarover mee te praten. In de afgelopen week kwamen de verhalen weer los, over huiszoekingen en arrestaties, terechtstellingen, koude en overstroming, bombardementen, beschietingen over de Westerschelde en inundaties. Ook herinneringen aan mensen, die werden opgepakt en weggevoerd, te werk gesteld, gefusilleerd. Maar ook herinneringen aan wondere reddingen en ontsnappingen, verrassende momenten van menslievendheid en samenwerking, solidariteit met elkaar. De hoopgevende berichtgeving van radio Nederland, waar stiekem naar werd geluisterd. Herinneringen aan heldendaden in het verzet, maar ook aan verschrikkelijke mislukkingen, verraad en tweedracht. We denken aan de aanslag op Duitse militairen bij Hoenderloo en de vreselijke represaille van de Duitsers door Putten in de brand te steken en de mannen weg te voeren. Van de meer dan 600 mensen zijn slechts een handjevol teruggekeerd. Wat een herinneringen dragen de ouderen onder ons met zich mee aan eigen tekortkomingen, zwakheid, lafheid, zelfzucht en eigenbelang. Mensen die zich verrijkten en anderen die helemaal te gronde gingen. Herinneringen aan schuld en verblinding. We hoeven het allemaal niet bij name te noemen. We hoeven het ook niet steeds maar weer opnieuw op te halen. We weten het zelf wel. De vijand was niet alleen in de bezetters en in de Jappen, maar ook in ons zelf. Het werd tijd, dat we ook van ons zelf bevrijd werden. En is dat nu eigenlijk niet nòg zo?
“Hij trok mij op uit de kuil van het verderf en uit het slijk van de modderpoel.” Wil dat niet zeggen, dat we bevrijd werden van de last der onderdrukking, maar ook uit de chaos, ontreddering en demoralisering, die zich van ons meester hadden gemaakt? En is dat nu juist ook niet een boodschap voor vandaag? Zeker in de nadagen van het paasfeest? Want we moeten het eerlijk bekennen: de oorlog heeft veel te weeg gebracht, maar helaas de mensen niet veranderd. Bevrijding spreekt van schuld en boete. Nog dagelijks is er oorlog tussen de mensen en vallen er slachtoffers door geweld van aanslagen, onderdrukking en haat. En dat niet alleen ver weg, ver van ons bed, maar ook dichtbij, in eigen huis en kring. We zouden er goed aan doen ook eens binnen in ons zelf te kijken en de hand in eigen boezem te steken.
In Wageningen staat een bevrijdingsmonument van de beeldhouwer Han Richters: een naakte man met ten hemel opgericht hoofd en handen zonder wapen of schild tegen menselijke belagers. Het is een mens in al zijn weerloosheid en kwetsbaarheid temidden van de menselijke chaos. Die mens ben ik, bent u, zijn wij allen. Zo staan wij tegenover God: naakt en weerloos, schuldig aan de chaos die wij van Zijn mooie schepping gemaakt hebben.
In die chaos, in dat dieptepunt van ons bestaan, is de bevrijding gekomen, helaas voor velen te laat. Gelukkig kwam de bevrijding ook voor velen net op tijd. Met het manna, dat in de vorm van voedselpakketten uit de hemel kwam neerdalen kwamen ook de bevrijders binnen: Amerikanen, die tegenwoordig vaak zo verguisd worden, en de Engelsen en de Polen, die we nu liever niet in ons land zien. Het was een bijna ongelofelijk wonder.
“Hij trok mij op uit de kuil van het verderf, uit het slijk van de modderpoel; Hij stelde mijn voeten op een rots, mijn schreden maakte Hij vast. Hij gaf mij een nieuw lied in de mond, een lofzang van onze God. Mogen velen het zien en vrezen en op de Heer vertrouwen!”
Herdenken is ook het aanvaarden van een opdracht: het laten zien en vrezen en op de Heer vertrouwen! Het is een kostbaar geschenk, dat bewaakt en bewaard moet worden. De machten, waarvan we toen bevrijd werden, sluipen immers nog rond in deze wereld. Waakzaamheid is geboden! De methoden, waarvan toen het nazidom gebruikt maakte, zijn nog lang niet uitgestorven. Helaas! Dagelijks horen we van de vreselijkste dingen: moorddadige aanslagen, martelingen, onderdrukking, discriminatie enz. Allemaal signalen die ons waarschuwen: zó moet het toch niet, daartoe werden we toch niet bevrijd? Daarom is het goed dat we blijven herdenken. Om de mensen en ons zelf een spiegel voor te houden: dat we eerlijk moeten zijn en solidair, de naaste liefhebbend, zelfs de vijand liefhebbend. We moeten werken aan een betere wereld. Hoe zei de Bond Zonder Naam het ook weer, zo’n 50 jaar geleden? “Verbeter de wereld, begin bij je zelf.” Daar is geen woord van te veel gezegd. De mens is zo gemakzuchtig. Dat zagen we ook al direct na de oorlog. Nauwelijks was het gevaar geweken en de vijand verjaagd of men dacht alleen weer alleen maar aan zichzelf!
Gemakzucht en egoïsme zijn nóg de grootste gevaren, die een betere wereld in de weg staan. De echte bevrijding moet daarom nog komen: dat we vrij worden van de satanische machten om ons heen, maar ook in onszelf. Je ziet het overal om je heen, in de grote wereld, maar ook in kleine kring en in de kerk: dat mensen zich breed maken ten koste van anderen. Arme landen worden leeggeroofd, de zoveelste wereldhandelsconferentie is weer eens mislukt. Ook in eigen land krijgen de “armen” nauwelijks kansen om er boven op te komen. We spreken wel van zgn. “vergeten groepen” en de “arme kant van Nederland”, maar je merkt nauwelijks dat er iets aan gedaan wordt. Gelukkig zien veel kerken hier weer een bestemming, een nieuwe uitdaging. Zoals het in de eerste Gemeente van Jeruzalem geweest moet zijn: de kerk was er voor de armen en men deelde alles met elkaar. In de oorlog had je dat ook: dat de mensen met elkaar deelden, het weinige dat er nog was. De kerken hadden daarin een belangrijke functie. De kerk was toen ook vrijwel de enige plek, waar vrij en onafhankelijk gesproken werd. Met de moed van het geloof, dat vele predikanten en priesters destijds noodlottig is geworden. In ons land, maar ook in Duitsland. We denken aan een man als Dietrich Bonhoeffer, die nog in de laatste dagen vóór het einde van de oorlog de kogel kreeg. Wat is er van die kerkelijke moed en eendracht over, nu na ruim 60 jaar? Ja, het kerkasiel voor uitgeprocedeerde asielzoekers, zoals we de laatste tijd horen. De kerken in België zijn daarover zelfs in conflict gekomen met hun bisschoppen. En ik was laatst in een Brabantse Gemeente, waar ze voedselpakketten klaar hadden gemaakt voor Antwerpen, voor de mensen aan wie de kerken daar asiel hadden verleend. Dat noem ik nog eens een daad stellen! Dat is gehoor geven aan de opdracht die we meekrijgen bij het herdenken van de bevrijding.
Laten we er voor oppassen dat we vaderlandse liederen en gezangen en psalmen over de bevrijding zingen, zonder er ook zelf gehoor aan te geven! Dan kunnen we voortaan maar beter niet meer herdenken. Holle klanken horen we al genoeg in de wereld. Hij trok ons uit het verderf en Hij doet dat nog en wij moeten dat ook doen. Daartoe heeft Christus ons vrij gemaakt.
Amen.