Marcus 3, 14
“En Hij stelde er twaalf aan, opdat zij met Hem zouden zijn, en opdat Hij ze zou uitzenden om te prediken, en om macht te hebben de ziekte te genezen en de duivelen uit te werpen”
De tekst begint zo: En Hij stelde er twaalf aan. Het gaat dus over de roeping van de discipelen. Het gebeurde ergens in de hoogte. De Statenvertaling vertaalt: op een berg. Jezus ging dus het bergland in, waarschijnlijk boven Kapernaüm, waar het bergachtig is en onherbergzaam. In die eenzame streek stelde Hij Zijn discipelen aan. Daar ligt dus één van de bronnen van de Kerk! Het bergachtige schijnt trouwens wel eigen te zijn aan de oorsprongen van de Kerk. Want ook de eerste belijdenis, die van Petrus: “Gij zijt de Christus”, had plaats in een bergachtige steek, het land van Caesarea Philippi. Het is zeker niet toevallig, dat de Kerk in het bergland is geboren en niet bijvoorbeeld in een wereldstad, zelfs niet in Jeruzalem. In het bergland is het woest en leeg, vol gevaren en weerstanden om te overwinnen. Het duidt op een onherbergzame wereld, waar voor de Kerk eigenlijk geen plaats is. Zo’n bergland vormt ook zijn mensen. Wij gingen vroeger altijd met vakantie naar Zwitserland en Oostenrijk en hebben daar veel bergmensen ontmoet, met verweerde gezichten, maar o zo eerlijk en gastvrij, recht door zee en hulpvaardig, mensen die dicht bij God leven, omdat ze weet hebben van de gevaren die de mens bedeigen. Als zulke bergbewoners zijn ook de Christenen in de wereld geplaatst. Laten we ook niet de zuivere lucht vergeten, die je als bergbewoner mag inademen! Zo wordt de Christen beademd door de Heilige Geest. In de Kerk moet dan ook een frisse zuivere wind waaien.
Wie riep Jezus? “Hij riep tot Zich, wie Hij wilde”. Jezus is vrij om dat te doen, dat is Zijn soevereiniteit. Hij riep wie Hij wilde, zonder enig voorbehoud, ook zonder voorbereiding. De discipelen waren geen haar beter dan andere mensen. Onder de twaalf zat ook een Judas. En Petrus niet te vergeten, die Zijn Heer tot drie maal verloochende. Maar door de vrijmacht van Gods verkiezing zijn zij tot vervulling van hun opdracht in de wereld gezet, alleen daardoor Jezus’ wil is de enige oorzaak, dat mensen tot discipelen geroepen werden.
Welke bijzondere opdracht krijgen zij? “Opdat zij met Hem zouden zijn en opdat Hij ze zou uitzenden om te prediken en om macht te hebben de ziekte te genezen en duivelen uit te werpen”. Een drievoudige opdracht. Hij stelde er twaalf aan, in de eerste plaats opdat zij met Hem zouden zijn en Hem zouden volgen. Zij werden opgenomen in Zijn gemeenschap, de gemeenschap van Zijn woorden en daden, de gemeenschap ook van Zijn lijden en sterven en opstaan, ten hemel gaan. Gemeenschap in vernedering en verhoging! Dat is de eerste opdracht, die de discipelen en ook wij in de Kerk krijgen. Daar ligt de kern van elk Christen-zijn: innige verbondenheid en gemeenschap met de Heer. Hij is de Heiland, de Messias, de Middelaar. In Hem ligt de zaligheid en de heerlijkheid. Hij stelde er twaalf aan, maar in het voetspoor van die twaalf ook alle gelovigen in heel Zijn Kerk.
Een tweede opdracht is de prediking, de uitzending in de wereld om het Evangelie te verbreiden. Hieruit is de Kerk geworden. Dat is ook de eigenlijke taak van de Kerk: om te prediken, te verkondigen dat Jezus de Heiland van de wereld is. De zondagse preek is er dus niet omdat mensen het zo nuttig vinden, maar omdat Jezus het opgedragen heeft. En als Jezus iets opdraagt, dan zegent Hij het ook. Dat mag ons tot troost zijn!
Tenslotte stelt Jezus er twaalf aan, “opdat zij macht zouden hebben de ziekte te genezen en de duivelen uit te werpen”. Dit is het punt, waarmee wij altijd de meeste moeite hebben. Ziekte genezen en duivelen uitwerpen. Waarom komt dit toch nu en al vele eeuwen zo weinig voor in te Kerk? Het is er nog wel, hier en daar. Maar het is zo weinig en algemeen is de klacht: “Je kunt bidden wat je wilt, maar er gebeurt niets”. Dat kan liggen aan ons ongeloof, het kan ook liggen aan de machteloosheid van de Kerk. Zeker speelt hierin ook de vrijmacht van God een grote rol. Hij is immers vrij in het uitdelen van de zichtbare tekenen van Zijn Rijk. Het wordt in de tekst ook als laatste genoemd. Eerst de gemeenschap met Christus, dan de prediking, en tenslotte de zichtbare wonderen. Toch hoeven het niet speciaal wonderen te zijn, zichtbare zaken. Daar staren we ons dikwijls blind op, dat er geen wonderen meer gebeuren. Maar ziekten genezen is ook de ander in nood bijstaan. Helemaal niet zo spectaculair, maar wel zo effectief. Ziekten genezen is het kruis van Christus oprichten in een verloren wereld. En duivelen uitwerpen betekent ook, dat wij de wereld moeten bevrijden van allerlei demonen, die de macht naar zich toetrekken, materialisme, onrecht, allerlei werelds vermaak.
En zo worden we dan vandaag geroepen aan het werk te gaan, met de drievoudige taak die de Heer ook ons gegeven heeft. In gemeenschap leven met de Heer houdt ook in, dat je anderen tot die gemeenschap brengt. Het betekent ook, dat je er op toeziet dat er in de Gemeente tussen de leden onderling gemeenschap is, want gemeenschap met God sluit gemeenschap met de naaste vanzelfsprekend in. De tweede opdracht van de prediking van het Evangelie is tegelijkertijd ook een leven naar het Evangelie en het onderhouden van de sacramenten en het verantwoordelijkheid dragen voor de goede orde in de Gemeente in overeenstemming met het Evangelie. En het zieken genezen en duivelen uitdrijven in onze tijd heeft alles te maken met de bijstand en vertroosting van hen, die in geestelijke of materiële nood verkeren, de verpleging en verzorging van zieken en gehandicapten, hulp aan mensen met huwelijks- en gezinsproblemen, de maatschappelijk ontspoorden enz.
Wij krijgen vandaag een drievoudige taak opgelegd van de Heer. Aan het werk dan maar!
Amen