1 Thessalonicenzen 4, 13
“Broeders, wij willen u niet in onwetendheid laten over het lot van hen die ontslapen zijn: gij moogt niet bedroefd zijn zoals de andere mensen, die geen hoop hebben.”
Wij zijn afgelopen zondag weer de Lijdenstijd ingegaan. En dan denken wij vanzelfsprekend aan al die mensen, die verdriet hebben, die een verlies hebben geleden. Verlies roept heel diepe gevoelens op: pijn, woede, teleurstelling, verlatenheid. Die gevoelens moet je leren kennen, durven onder ogen te zien en vervolgens te uiten. Pas dan leer je je verlies te aanvaarden, er mee verder te leven. Pas dan kun je ook weer aan de toekomst denken en openstaan voor andere mensen.
De Kerken hebben daar helaas niet altijd oog voor gehad! En nog voelen weduwen en weduwnaren zich door hun Kerk in de steek gelaten. Dat geldt ook voor hen, die op een andere manier een groot verlies geleden hebben. Je bent bijvoorbeeld gehandicapt geraakt of je bent je baan kwijt of je huis of je huisdier of gewoon iets waaraan je zeer gehecht was. Over het algemeen is daar weinig begrip voor, helaas ook in de Kerk. Hoe komt dat nou? Zou daar ook niet een verkeerde opvatting over ons geloof en de uitleg van Bijbelteksten in mee spelen? Zo wordt er wel gezegd, dat het niet goed is zoveel te rouwen, want waar blijf je dan met je geloof? We hebben toch Gods belofte van het eeuwige leven? En de doden hebben ’t nu toch beter, in Gods paradijs? Waarom dan zo getreurd? En dan wil men wel eens bovengenoemde tekst aanhalen: Jullie moeten niet bedroefd zijn als andere mensen, die geen hoop hebben.
Als we dus verdriet hebben om een groot verlies, dan zou dat alleen maar egoïstisch zijn en een teken van te weinig hoop (dus te weinig geloof!). Een heel ongelukkige tegenstelling! Rouw en geloof mag je zo niet tegenover elkaar plaatsen. Daar geeft onze tekst ook helemaal geen aanleiding toe. Het gaat daar helemaal niet om de tegenstelling rouwen en niet-rouwen (=geloven), maar er wordt gesproken over rouwen in de hoop op de opstanding en rouwen zoals de heidenen dat deden (met veel misbaar!). Er wordt niet gezegd: je moet niet rouwen en verdrietig zijn… maar: je moet niet bedroefd zijn zonder hoop, zoals mensen die geen hoop hebben. Het is niet hopeloos, maar daarom niet minder erg. Je lijdt er net zo onder. Het is hartverscheurend hoe sommige mensen lijden moeten. Dat dat zo is, wordt in de Bijbel ook nergens ontkend. Integendeel: ook Jezus rouwde over zijn vriend Lazarus en Hij weende bitter over Jeruzalem! We denken ook aan Job en aan de Psalmen en de Klaagliederen van Jeremia. Weeklagen over een verlies is niet on-Bijbels, maar juist heel Bijbels! Daar putten we dan ook de nodige troost uit. Dat is onze hoop in de lijdenstijd.