Handelingen 27, 25
“Daarom, mannen, houdt moed,
Want dit vertrouwen heb ik op God,
Dat het zó zal gaan als mij gezegd is.”
Vorige week hebben we gesproken over het “weten” van Paulus. Nu gaat het over “moed en vertrouwen”. Wij hebben toen ook verteld, dat de apostel gevangen zat, toen hij zijn Romeinen-brief schreef. De aanklacht tegen hem was: opruiing, ondermijning van het Romeinse gezag. Hij verdedigde zich met een beroep op de keizer. Hij zei: jullie mogen mij niet beschuldigen en gevangen nemen, want ik ben een Romeinse onderdaan, dan wil ik ook voor een Romeins gerechtshof verschijnen. Zo gebeurde het, dat men hem vrijliet en op een schip naar Rome zette. Het was najaar 57 na C. Najaarsstormen maakten de zeereis gevaarlijk. Paulus waarschuwde dan ook de schipper: zoek liever een veilige haven op om te overwinteren. Maar deze sloeg de waarschuwing in de wind, hij zou het toch wel beter weten, hij was de vakman! Hij dacht nog wel een poosje mee te kunnen varen op de Zuidenwind. Maar die wind zakte af en er kwam een geweldige storm voor in de plaats. Het schip verkeerde spoedig in grote nood. Het werd nog erger, toen zij dagen achtereen noch zon noch sterren meer zagen. Zij wisten dus helemaal niet meer waar zij waren en in welke richting zij voeren. De stemming aan boord daalde onder nul. Lukas, de schrijver van het boek Handelingen, die er bij geweest is, zegt het zó: alle hoop op redding werd ons tenslotte benomen. Ze waren de wanhoop nabij, reddeloos en radeloos verloren. Hier was totaal niets meer tegen te doen!
Alleen de vreemdeling aan boord, Paulus, is nog niet wanhopig. Hij gelooft niet in het noodlot, hij blijft onder alle omstandigheden rustig en beheerst. Natuurlijk had hij zo iets al vaker meegemaakt in zijn bewogen leven. Hoe vaak hadden ze hem niet naar het leven gestaan? Toch komt daar die rust niet vandaan, denk ik, uit een soort levenservaring. Het is meer de rust en het vertrouwen, die hij in God vindt. God zorgt voor hem, wat er ook gebeurt. Dat is de grondslag van zijn zekerheid. In storm en gevaar staat hij daar te bidden, op de achterplecht. En dan roept hij de mannen bijeen, en terwijl de golven beuken op het schip spreekt Paulus heel rustig: “Mannen, had men maar naar mij geluisterd om niet door te varen, maar ook nu wek ik u op moed te houden, want het leven van niemand van u zal verloren gaan, alleen het schip.” En dan vertelt hij, hoe ’s nachts een engel bij hem is geweest en het hem zó heeft aangekondigd. Niemands leven zal verloren gaan! En zó spreekt hij de mannen moed in. Voor Paulus zijn Gods beloften onwankelbaar. Maar de mannen kunnen het niet geloven. Zij slaan op de vlucht. Maar waarheen?
Paulus blijft staan, waar hij was. Hij neemt rustig een stuk brood en dankt God. Hij spoort de mannen aan ook te eten. Zij moeten op kracht komen, want de schipbreuk zal niet lang op zich laten wachten.
De bemanning komt onder de indruk van Paulus’ optreden. En allen werden “goedsmoeds” en nuttigden ook voedsel, zo laat Lukas ons weten. Hoe het dan verder afloopt, dat moet u zelf maar gaan lezen in Handelingen 27. Wij willen nog even verder stil staan bij het optreden van Paulus, bij zijn geloof, dat is vast vertrouwen op God en Zijn beloften. Verder zien we ook de uitstraling van zo’n geloof. Ik bedoel: hoe groot de invloed kan zijn van een Christen op anderen, als de nood aan de man komt. Wat een verschil is er tussen de apostel en de scheepsbemanning, toen het zo heftig ging stormen! Voor die tijd leken zij nog op elkaar. Gewoon, flinke mannen, die stonden voor hun taak. Paulus zag er waarschijnlijk wat minder flink uit, hij was ook geen matroos en bovendien was hij klein van stuk. Hij heette niet voor niets “Paulus”, dat is in het Latijn “kleintje”. Ook was hij niet eens vrij man. Hij is immers als gevangene aan boord gebracht, Nee, hij kon zich in niets meten met die stoere scheepslui! Maar toen de nood aan de man kwam, toen bleek hij de sterkere en de bemanning de zwakkere. Dan zijn de rollen omgedraaid! Al die eens zo sterke mannen gaan beven als een riet, terwijl Paulus… die kleine man… nota bene een gevangene van de keizer…, die groeit, tegen de verdrukking in, hij houdt zich staande in de storm en weet zelfs nog de andere mannen hoop en moed te geven. Want hij weet van een andere macht, die sterker is dan de storm, hij kent God en weet God nabij. Hij verwacht Gods hulp en voelt zich veilig en geborgen in Zijn gemeenschap. De heidense bemanning is gebonden door de verlammende invloed, die er van fatalisme uitgaat, u weet wel: dat het noodlot alles bestuurt, het doemdenken dat ook vandaag zo veel mensen in zijn greep heeft. Maar Paulus grijpt zich vast aan de regerende hand van God, wetend dat God het lot van mens en wereld bestemt en dat ook de winden en de zeeën Hem gehoorzaam zijn. Hij weet het heel zeker, zoals hij ook schrijft in de Romeinenbrief: dat niets ons kan scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus onze Heer.
Een schip in nood en de bemanning moedeloos! Hoe vaak komt dit niet voor? Zien we daarin ook niet een beeld van onze tijd?Hoe vaak zien we niet mensen neerslachtig worden en alle moed verliezen. Hoe velen slaan niet de hand aan zich zelf. Niets is zo fnuikend als een nederlaagstemming: ik ben toch niets waard, ik kan toch niets, wie heeft er nou iets aan mij? Het is een soort defaitisme, die hand over hand toeneemt. Ach, we gaan toch met z’n allen naar de kelder, wat zou ik me nog druk maken. Of je nu door de hond gebeten wordt of door de kat. En dan hebben ze ’t over het nieuwe kabinet en de socialere plannen. De meeste mensen schudden het van zich af: ik maak me niet meer druk hoor, lang leve de lol, laten we eten, drinken en vrolijk zijn… Ook bij Christenen vind je dat, zo’n soort levensgevoel. Dat is erg, want die moesten toch anders weten! En die moesten toch ook net als Paulus anders doen, anders in het leven staan. Indien ooit, dan geldt het nú: “Laat uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader in de hemelen verheerlijken”.
Paulus zag wel degelijk de hachelijke toestand, waarin zij verkeerden, hij net zo goed als de anderen, toch houdt hij het hoofd boven water. Hij blijft “bij zijn positieven”, omdat hij zich gesterkt voelt in de gemeenschap met de Vader. Hoe is mijn en úw houding? Ik weet wel, soms is het leven een grote opgave en angst is ons dan meer nabij dan geloofskracht. Je steekt met je schip van wal, als je jong bent, Alles ziet er prima uit: blauwe lucht en rustig vaarwater. Maar dan komen de stormen! Zó sterk, dat de golven over het schip heenslaan, En dan is het net als op het meer van Galilea, toen de discipelen dachten dat Jezus sliep en zij het uitschreeuwden: Heer, help ons, wij vergaan! De nood kan zo hoog zijn, dat een mens het echt niet meer ziet zitten. Als je dan nog een sprenkeltje hoop kunt hebben zoals Paulus, wat zou dat geweldig zijn! Daar moeten we maar veel om bidden. Misschien ben je maar een eenling in dat geloof, weer net als bij Paulus. Per definitie sta je in het geloof altijd alleen. Daarom is het zo goed dat je de gemeenschap in de Kerk opzoekt en je laat voeden door de Schrift en door andere gelovigen. Toch kun je ook als éénling veel bereiken, als je maar vertrouwt op de beloften van God.
“Ik vertrouw op God, dat het zó zal gaan als mij gezegd is.” Dat is Paulus’ geloof, is het ook nog het onze?
Soms geldt dit ook voor een heel volk. Soms is een heel volk in nood. Dat leek er een beetje op, de laatste tijd in Nederland. Op maatschappelijk, politiek en ook kerkelijk gebied heerste grote bedruktheid. Een soort van bij de pakken neerzitten. Welke toekomst heeft onze multiculturele samenleving nog? Worden we echt overspoeld door de Islam? Je hoort van vreselijke geweldplegingen, kindermishandeling, moord en doodslag en ook armoede. Veel gezinnen zijn ontwricht, ook dorpsgemeenschappen, die vroeger zo hecht waren. In wat voor een wereld groeien onze kinderen en kleinkinderen op? Niemand weet meer precies, waar hij nog bij hoort, als hij nog ergens bij hoort. Mensen laten elkaar stikken, normen en waarden, het stokpaardje van Balkenende, zijn niet meer in tel. Ieder doet maar wat goed is in zijn ogen. En God? Daar moest je maar niet meer over praten! Eigenlijk vertoonde ons land de aanblik van een failliete boel.
Hoe vaak is onze natie niet in stormen geweest en telkens weer herrezen? Ik denk aan de 80-jarige oorlog, de Spaanse inquisitie, het beleg door de Fransen en nog niet zo lang geleden de Tweede Wereldoorlog. Ik denk ook aan de watervloeden die over ons land zijn heengegaan in de loop der eeuwen en laatst nog in 1953. Maar we krabbelden weer overeind. We hadden iets van die moed en dat vertrouwen, dat we bij Paulus vinden. En toch, en toch, het zal niet gebeuren dat we ondergaan, want zó heeft God het niet gezegd.
Laten we hopen, dat het nieuwe kabinet, dat met zo veel verve en goede moed is geformeerd, haar doelstellingen waar zal weten te maken. Dat er weer licht en ruimte komt voor alle moedelozen in ons land. Dat de neerslachtige stemming mag omslaan in een groot positief denken, berustend op de slogan van de drie mannen die er hun schouders onder hebben gezet: eendracht en saamhorigheid, solidariteit en respect. Mogen al die mensen, die zich in de afgelopen jaren te kort gedaan voelen, daar iets van merken! Maar bovenal: laten er Paulussen opstaan om er steeds maar opnieuw de moed in te houden bij het nieuwe kabinet en het volk van Nederland. MOED en VERTROUWEN!
Amen.