Lukas 19, 38
“Gezegend Hij die komt – de Koning – in de naam des Heren!
In de hemelen vrede en eer in de hoogste hemelen!”
Is dit eigenlijk wel een tekst voor de Lijdenstijd? Past dit juichen van Psalmzondag eigenlijk wel in de lijdensweken? Paste het bij een Heiland, Die de dood tegemoet ging?
Het is een schril kontrast. Op Palmzondag: Hosanna! Hosanna! Een juichende menigte. En enkele dagen daarna: Kruisig Hem! Kruisig Hem! Een woedende menigte, die op de dood uit is van die man, die ze eerst juichend hebben binnengehaald. Juichen midden in de Lijdenstijd! ’t Kan soms goed zijn voor een mens om in sombere dagen eens een lofzang te gaan zingen, een juichtoon midden in je verdriet. Ik heb mensen in een verpleeghuis, die er echt slecht aan toe waren, horen zeggen: “Dominee, gelukkig kan ik nog zingen!” Een mens kan daar toch zo’n grote behoefte aan hebben, om niet afgestompt te worden door de duisternis van het lijden. Lukas als arts wist daar ook alles van. De Bijbel trouwens ook: lachen en huilen wisselen elkaar daar af, net zoals in het dagelijkse leven.
Een juichtoon vlak voor het bittere lijden! Wat een schril kontrast!
Jezus’ leven is eenzaam geweest. Als Hij sterft, is Hij door iedereen verlaten. Zelfs voelt Hij Zich door God verlaten. Wat een eenzaamheid! Toch heeft de Heer ook momenten gekend, waarop de mensen zich om Hem heen verdrongen. En dat niet alleen uit nieuwsgierigheid en sensatiezucht, om bij Hem genezing of een ander wonder te vinden, maar zeker ook om naar Hem te luisteren. Want Hij sprak toch woorden van God! De intocht in Jeruzalem is ook zo’n moment geweest. Het moet Jezus veel gedaan hebben, dat de mensen eindelijk begrepen wie Hij was: de Messias, Hij Die komt in de naam des Heren!
Straks is Hij alleen in Getsemane. Daarna zal Hij in de straten van Jeruzalem en voor het paleis van Pilatus heel andere kreten horen. Nu herinneren de mensen zich nog alles wat zij van Jezus hadden gezien en gehoord. Zoals die laatste daad, toen Hij Lazarus uit de dood opwekte. Dat lag alles nog vers in hun geheugen! En daarom zingen ze: Gezegend Hij Die komt, de Koning, in de naam des Heren.
Maar Lukas weet ook al te vertellen, dat je toen al bij de intocht vijandige stemmen kon horen. Er zijn Farizeeërs in de toeloop van mensen, die zich aan het gejuich voor Jezus ergeren. Zij eisen van Jezus, dat Hij Zelf daar een einde aan maakt: “Meester, bestraf uw discipelen. En Hij antwoordde en zeide: Indien deze zwegen, Ik zeg u, dan zouden de stenen roepen!”
Toen kreeg de Heiland een visioen: Hij zag de naderende val van Jeruzalem en van de tempel. Omringd door al die mensen weent Hij bij het zien van de stad, die Hem nu feestelijk schijnt in te halen, maar straks Hem zal verwerpen. Hij ziet die stad in puinhopen liggen. Ook hier weer een schril kontrast.
Met lede ogen zien de leiders van het volk toe, hoe de vreugde van de discipelen aanstekelijk werkt, een reden te meer dat Hij sterven moet! Hij is gekomen tot de zijnen, maar de zijnen hebben Hem niet aangenomen. Johannes zei het al in het eerste hoofdstuk van zijn Evangelie. Gezegend Hij Die komt! Maar ze hebben Hem niet aangenomen. Ze brachten Hem liever ter dood.
Toch waren er ook sommigen ,die Hem wèl aangenomen hebben en die we straks terugvinden onder het kruis: Maria, Zijn moeder, en Johannes en Maria Magdalena, de vrouw, uit wie Jezus zoveel duivelen had verdreven, en Petrus… op een afstand.
Op Palmzondag vindt een schifting plaats: tussen de mensen die Hem aangenomen hebben en zij die Hem verworpen hebben. We kunnen ze heel duidelijk zien. De discipelen juichen en leggen de loper uit voor Hem als voor een echte koning. ’t Is maar een povere loper: hun eigen kleding, en veel bijzonders zal dat niet geweest zijn, want zij waren maar arme mensen. En hun gejuich zal ook wel niet zo harmonieus geweest zijn, want zij waren maar vissers. Vissers konden wel hard schreeuwen, dat moesten ze wel op zee om zich verstaanbaar te maken en elkaar te kunnen beroepen. Maar wat geeft ‘t: zij gaven wat zij hadden aan Jezus, hun Koning. En daar komt ’t toch op aan , niet waar? Een ieder naar zijn bekwaamheid, naar wat God hem in ’t leven gegeven heeft. Daar mogen we Hem mee dienen!
Bij die ruwe vissers zien we ook nog andere mensen, niet de mensen van stand, eerder het gewone volk. Daar waren ook velen bij, op wie neergekeken werd: bedelaars en blinden, daklozen, kreupelen en melaatsen, mensen door Jezus geholpen. Jezus had ze altijd zien staan. Hij had een goed woord voor hen gehad. Daarom waren ze nu gekomen. Om Jezus te bedanken en toe te juichen als hun Heer en Heiland: Gezegend Hij Die komt, de Koning, in de naam des Heren!
’t Is Palmzondag. Eigenlijk een wat vreemde naam voor de intocht in Jeruzalem. Want in Jeruzalem zullen toen net als nu geen palmen geweest zijn. Bij Jericho, waar Jezus vandaan kwam, groeien palmen in het subtropische klimaat, maar bij Jeruzalem in de Judeese heuvels, droog als gort, zal men ze vergeefs gezocht hebben. Daarom spreekt Markus, het oudste Evangelie, ook niet van palmen, maar van groen langs de weg, dat de discipelen afrukten. Matteüs denkt meer aan bomen, maar niet aan palmbomen. Hoe komt ’t dan toch dat Johannes het over palmbomen heeft? Ik denk, dat Johannes hier gedacht heeft aan het loofhuttenfeest. Dan was het de gewoonte om van palmtakken waaiers te maken, Zulke takken kon je waarschijnlijk in de stad kopen, het hele jaar door. En zo kon het komen, dat er enkelen waren die dat gedaan hadden om hun Heer toe te wuiven. Daaraan kun je ook zien, dat Jezus nog veel vrienden had, die met de discipelen stonden te juichen. Zij heffen een lied aan: “Gezegend Hij Die komt, de Koning, in de naam des Heren! In de hemel vrede en ere in de hoogste hemelen!” Het lijkt wel op de engelenzang in de velden van Efrata. Daar heeft Lukas waarschijnlijk ook aan gedacht. Waren het toen de ruwe herders die het hoorden, nu zijn het de ruwe vissers en randfiguren van de maatschappij, die het zingen. Zij zingen de Koning toe, de Messias van God, Die naar de mensen gekomen is. Die intocht houdt in ons gemoed! Hier ligt een duidelijke parallel tussen Kerst en Palmpasen. Het is daarom ook zo vanzelfsprekend, dat in de oudkerkelijke Schriftlezingen van Advent ook de intocht in Jeruzalem is opgenomen. Alleen is er dit verschil: bij de engelenzang ging het om vrede op aarde, hier, bij de intocht, zingt men over vrede in de hoogste hemelen. De vrede op aarde moet nog blijken, maar nu is er al vrede in de hemel! Want de Koning zorgt daar voor. Hij gaat lijden en sterven om vanuit deze nederlaag te overwinnen. Zo komt de vrede in de hemel. Straks zal die ook op aarde zijn. Het is zoals de engelen zongen: In de Hoge! In de Hoge! In de Hoge! Het gaat tenslotte weer van de aarde naar de hemel toe. “Wij gaan ten hemel in en erven Koninkrijken”.
De menigte juicht. Ons is altijd geleerd, dat zij “Hosianna” zongen. Dit staat ook in Mattheüs en Johannes. Lukas heeft het niet. Die zegt: “Gezegend Hij Die komt…” Waarom neemt Lukas het “Hosanna” niet over? Zou hij het als Griek soms niet goed begrepen hebben? Of juist wel, te goed. Als buitenlander moet je altijd elk woord vertalen, dat moest Lukas ook. Zou hij misschien in het “Hosanna” een betekenis gehoord hebben, die hij hier niet goed kon plaatsen? Wij vatten “Hosanna” op als een juichwoord. Maar in het Aramees betekent het eigenlijk “Red dan toch”. Het is een gebed uit ellende. Dat maakte het voor Lukas zo moeilijk om het hier te gebruiken. Het is dus niet: lang leve de koning! Maar een smeekbede aan de koning: red mij toch! Ik denk dat Lukas dit woord daarom niet overneemt, want de Grieken voor wie Lukas schreef zouden dat beslist niet begrepen hebben.
Maar voor ons is dat “Hosianna” eigenlijk een machtig woord en de mensen die er bij stonden, bij de intocht in Jeruzalem, hadden dat ook begrepen: Jezus is een Helper. Daarom roepen ze “Hosianna”: help ons, red ons! Wij moeten dit ook bidden. Tegelijk zien we al uit naar Goede Vrijdag en Pasen en weten we, dat Hij geholpen heeft. “Het is volbracht.” Het Hosanna wordt een “Amen”; ja zeker, het is volbracht! In de hemel is het al zo. Daar staan de oudsten rondom de troon en zij zingen:
Amen, Jezus Christus, Amen,
Ja, Gij zult in ’t groot heelal
’t rijk der duisternis beschamen,
tot het niet meer wezen zal!
Ja, Amen.
In de Hoge! In de Hoge!