Psalm 90 – een gebed van Mozes

Er zijn tijden, dat de mens die echt dicht bij God leeft, veel durft te vragen en ook veel mag vragen, want dan mag je het weten en ervaren, dat de hand die sloeg ook de hand is die heelt en sterkt; dat de hand die afbrak, ook weer opbeurt; dat de God van toorn en gericht uiteindelijk is de God van liefde en genade.

We willen vandaag het Evangelie beluisteren uit Psalm 90, een Psalm, die voor veel mensen een rijke troost heeft betekend op dagen van verdriet en rouw en eenzaamheid.

Een gebed van Mozes, de man Gods.

Here, Gij zijt ons een toevlucht geweest
van geslacht tot geslacht;
eer de bergen geboren waren,
en Gij aarde en wereld hadt voortgebracht,
ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God.
Gij doet de sterveling wederkeren tot stof,
en zegt: Keert weder, gij mensenkinderen.
Want duizend jaren zijn in uw ogen
als de dag van gisteren, wanneer hij voorbijgegaan is,
en als een nachtwake.
Gij spoelt hen weg;
zij zijn als een slaap in de morgen,
als het gras dat opschiet;
in de morgenstond bloeit het en het schiet op,
des avonds verwelkt het en het verdort.

Want wij vergaan door uw toorn,
door uw grimmigheid worden wij verdelgd;
Gij stelt onze ongerechtigheden vóór U,
onze heimelijke zonden in het licht van uw aanschijn.
Want al onze dagen gaan voorbij door uw verbolgenheid,
wij voleindigen onze jaren als een gedachte.
De dagen onzer jaren, daarin zijn zeventig jaren,
en, indien wij sterk zijn, tachtig jaren;
wat daarin onze trots was, is moeite en leed,
want het gaat snel voorbij, en wij vliegen heen.
Wie kent de sterkte van uw toorn,
en uw verbolgenheid, naardat Gij te vrezen zijt?
Leer ons zó onze dagen tellen,
dat wij een wijs hart bekomen.

Keer weder, o HERE! Hoelang nog?
en ontferm U over uw knechten.
Verzadig ons in de morgenstond met uw goedertierenheid,
opdat wij jubelen en ons verheugen al onze dagen.
Verheug ons naar de dagen waarin Gij ons hebt verdrukt,
naar de jaren waarin wij onheil hebben gezien.
Laat uw werk aan uw knechten openbaar worden,
en uw heerlijkheid over hun kinderen;
de liefelijkheid van de Here, onze God, zij over ons,
en bevestig Gij het werk onzer handen over ons,
ja, het werk onzer handen, bevestig dat.

Er klinkt in deze oude verzen een diepe toon van ernst, de nood van de vergankelijkheid, de ellende van zonde en menselijke zwakheid. Maar die ernst wordt gedragen door de zekerheid dat de genadige God nabij is, en door het vaste geloof dat wie “Ja” zegt tot God ook “Ja” mag zeggen tot de werkelijkheid van het soms harde leven, zelfs tot de werkelijkheid van de dood. Het gaat in onze Psalm daarom over de eeuwigheid van God en de vergankelijke zondige mens, heel actueel dus.

De dichter voert ons in het land van de schaduwen des doods. Hij heeft het over de mens, die weerkeert tot nietig fijngestampt stof. De Bijbel tekent scherp de menselijkheid van de mens, dat is zijn vergankelijkheid, zijn nietigheid. Het leven is een gang naar de dood De mens lijkt op een vogel, verward in het net van een vogelaar, van de grote vogelaar: de dood. Het leven is als een verhaal, dat verteld wordt en dat plotseling afbreekt, heel droefgeestig. Het klinkt zelfs pessimistisch, alsof er niets anders over het leven gezegd kan worden. Vandaar dat veel mensen menen, dat Psalm 90 bij oudejaarsavond hoort. U weet wel: “Uren, maanden, dagen, jaren vlieden als een schaduw heen”, dat het een klaagpsalm is aan het einde van het leven, een klacht over het te korte leven, vol moeite en verdriet.

Maar er is gelukkig ook nog iets anders in dat lied, en op dat andere komt het zelfs aan. Let maar eens op het begin van de Psalm: “Here, Gij zijt ons een Toevlucht geweest van geslacht tot geslacht.” En let ook eens op wat er aan het eind van de Psalm staat: “Verzadig ons in de morgenstond met Uw goedertierenheid, opdat wij jubelen en ons verheugen al onze dagen.” Dat zijn geen duistere woorden vol somberheid, integendeel, dat zijn fonkelende woorden vol diepe echte heerlijke blijde levensvreugde, boordevol optimisme. Hier jubelt een blijdschap, die geworteld is ineen geloof, in een hartelijk vertrouwen, dat de liefelijkheid van de Here God over ons is uitgebreid.

De dichter heeft een leven vol gevaren achter de rug. Boven de Psalm staat: “Een gebed van Mozes.” We weten, dat Mozes het niet gemakkelijk heeft gehad, dat hij door diepe afgronden moest gaan, maar daarbij ook de hulp van God ervaren heeft: de hand die hem vasthield. God was in zijn leven, God als bouwer en als gids, God ook als afbreker en straffer. Wanneer Mozes spreekt over zijn levenservaringen staat hij voor ons als een wijze man met diepe zelfkennis, zondekennis, Godskennis. Hij is in het gelukkige bezit van een onwrikbaar Godsgeloof en dat is Godsvertrouwen: “Gij zijt ons een Toevlucht geweest van geslacht tot geslacht.” Het wordt de grondgedachte van heel de Psalm. En als hij dan gaat vertellen, wie die God is, dan blijkt Hij de Eeuwige te zijn. Eer de bergen geboren waren, was Hij er al, van eeuwigheid tot eeuwigheid. Hij is boven de tijd verheven, boven ons vandaag, gisteren en morgen. Zo almachtig en van een heel andere grootte dan ons mensen is God.

En deze Almachtige God doet de mens weerkeren tot nietig stof. We vragen ons wel eens af: waarom staat tegenover deze grote eeuwige God de vergankelijke nietige mens? Is dat een spelen van God, die Hij toch gemaakt heeft naar Zijn beeld en gelijkenis? Nee, God speelt niet met ons. Hij is niet onberekenbaar, willekeurig, barbaars. Let maar eens op de verzen 7-12. Vanwaar de dood? Omdat God, de Heilige en Rechtvaardige, toont over ons mensen, omdat we zondaren zijn. Wij waren eens goed, toen God ons geschapen had, maar dat is over en uit. Er is sinds Genesis 1 iets gebeurd, er is een donkere schaduwstreep getrokken. Er is iets gebroken en dat is voor ons mensen onherstelbaar. Daarom vergaan we door Gods toorn en is ons leven beperkt tot 60, 70, 80 jaar en een enkeling misschien wat langer. Hier dringt de dichter door tot de achtergrond van ons bestaan, tot de eigenlijke tegenstelling tussen God en mens: tussen heiligheid en zondigheid, iets wat wij met ons verstand niet beseffen kunnen. Dit is ook geen zaak van denken, maar van ons geweten, van ons hart, van ons diepste zijn. Het gaat hier om geloof. Wie gelooft, geeft alle geloof in zich zelf op en alle wijsheid staat voor hem op het tweede plan: “Leer Gij ons dit te verstaan en leer ons zo onze dagen tellen, dat we een wijs hart bekomen.” De dichter weet, dat het niet om het lange of korte leven gaat, want of het leven lang is of kort, het is toch opgenomen in de eeuwigheid van Gods leven. Als we maar onze dagen goed tellen, net naar het getal, maar naar de innerlijke betekenis die ze door Gods genade mogen hebben. Als we maar alleen op elke dag, die God ons geeft, acht slaan en als we Hem er maar voor danken! Dat is de wijsheid van de dichter. Hij weet, dat geen dag een verloren dag hoeft te zijn, want Gods liefde is er in. Gods zoekende liefde. Maart elke dag, die we on nadenkend en zonder verbondenheid met God, de God van die dag, doorleven, is een verloren dag, nog erger; een dag die onze schuld voor God vergroot. “De dagen en uren snellen heen en worden toegerekend. Al het heden wordt verleden , scheen ’t ons toegerekend blijft.” En daarom eindigt de Psalm met een gebed om genade: “Ontferm U, Here, over Uw knechten en verzadig ons met Uw goedertierenheid. Laat af van Uw toorn en ontferm U; verzadig ons met Uw genade en vervul ons met blijdschap.“. Dit alles en nog veel meer vraagt hij; hij vraagt veel, hij durft het aan om veel te vragen.

Er zijn tijden, dat de mens die echt dicht bij God leeft, veel durft te vragen en ook veel mag vragen, want dan mag je het weten en ervaren, dat de hand die sloeg ook de hand is die heelt en sterkt; dat de hand die afbrak, ook weer opbeurt; dat de God van toorn en gericht uiteindelijk is de God van liefde en genade. Hoe dikwijls hebben we ook zelf dat niet ervaren, dat mensen ons alleen laten, maart dat we op God afrijd aan konden. Hij wil toch een glans van eeuwige vreugde laten opgaan over ons schamele menselijke leven. En daarom is deze Psalm een lied voor u en voor mij, een blijde lofzang, een innig dankgebed, juist ook in onze droefheid. En op dagen van verdriet en rouw. Misschien lijkt uw leven u dikwijls heel klein en nutteloos en leeg, zonder God, zonder inhoud, zonder een beetje eeuwigheidglans. Weet het nu goed, de Psalm zegt het u: door het geloof in God, door het geloof dat Hij groot is en ons in Zijn werk gebruiken wil krijgt uw leven inhoud en glans. Zonder God is ons leven inderdaad zinloos en waardeloos. U weet het: Al wat gedaan werd uit liefde tot Jezus, dat heeft zijn waarde en blijft eeuwig bestaan.

God en uzelf, uw leven van nu, uw dood van straks, daar gaat de Psalm over en daarin wijst hij u de weg. Midden in het leven zijn wij midden in de dood. Maar geloof ook hef andere, het ongelofelijke: midden in de dood zijn wij ook midden in het leven, het Eeuwige Leven. Als onze levensweg maar afgestemd is op Jezus Christus, die Heer geworden is over ons leven en onze dood. Die van Zich Zelf getuigd heeft dat Hij is de weg, de waarheid en het leven. Dat is het eerste, wat deze Psalm te bedenken geeft. Het tweede, wat daaruit voortvloeit, is, dat onze dagelijkse werkelijkheid soms wel heel mooi lijkt, maar dat het toch eigenlijk een werkelijkheid vol van zonde is, waardoor wij van ogenblijk tot ogenblijk het oordeel van God over ons wakker roepen. Die zonde was er al in de tijd van Mozes en David, van Jesaja en Paulus, ja zeg maar de eeuwen door. Sinds die tijd zijn wij wel veel in kennis en wetenschap en techniek vooruit gegaan, ons menselijk kennen en kunnen, maar in geestelijk en zedelijk opzicht staan wij nog op hetzelfde niveau als toen. Wij verkeren wat dat aangaat echt in een dal van de schaduwen des doods. Gelukkig laat gaat daarin een lamp branden, die schijnt voor onze voet, een licht op ons pad: Jezus Christus, de Heiland der wereld. “DE HERE IS ONS EEN TOEVLUCHT…” Golgotha is er geweest met zijn vreselijke doodsangst en vervloeking en duisternis en haat, maar direct daarna is er ook het lege graf geweest en niet ver daar vandaan ook de Hemelvaart en de uitstorting van de Heilige Geest.

De eeuwige God en de vergankelijke mens, in Jezus hebben zij elkaar voorgoed gevonden. God heeft de mens gezocht en gevonden en wat God heeft verenigd, kan geen macht ter wereld scheiden.

AMEN.

Eén gedachte over “Psalm 90 – een gebed van Mozes”

  1. Heel mooie en goede toelichting die bemoedigd. Na Zijn grootheid zien we zijn (terechte) oordeel met afsluitend een smeken om genade van God van wie wij alles mogen verwachten.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *