Johannes 3, 14
“En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, zo moet ook de Zoon des mensen verhoogd worden, opdat een ieder die gelooft, in Hem eeuwig leven hebbe.”
We hebben pas geleden Hemelvaartsdag en Pinksteren gevierd. Dan denken we aan de “verhoging” van de Heer.
In onze tekst gaat het ook over “verhoogd worden”. Er is hier nog helemaal geen sprake van Hemelvaart, en ook niet van de verhoging van het kruis. En toch moeten we daaraan denken, dat ligt toch voor de hand, niet waar? En als we Johannes de Evangelist een beetje kennen, dan mogen we in dat geheimzinnige woord uit Johannes 3, 14 ook een diepere betekenis vermoeden.
De Heer spreekt deze woorden in een gesprek met Níkodémus, al direct aan het begin van Zijn openbare werkzaamheid, toen Hij dertig jaar oud was en zodoende de “jaren van volwassenheid” bereikt had, die voorgeschreven waren bij het optreden “in het openbaar” als rabbi of Schriftgeleerde. Nikodémus had van Jezus’ wijsheid gehoord en wilde graag een gesprek met Hem; zelf was hij ook een geleerd man.
Maar hij durfde niet openlijk naar Jezus toe te gaan, daarom ging hij ’s nachts. Of Nikodémus veel van Jezus’ woorden begrepen zal hebben? Waarschijnlijk is het eigenlijke hem ontgaan, want wist hij veel van Hemelvaart en Pinksteren af? Jezus wijst hem er wel op, maar Hij doet dit op een geheimzinnige manier. Hij zegt: “Indien Ik ulieden van het aardse gesproken heb, zonder dat gij gelooft, hoe zult gij geloven, wanneer Ik u van het hemelse spreek? En niemand is opgevaren naar de hemel, dan die uit de hemel nedergedaald is, de Zoon des mensen.” (vs. 12 en 13)
En dan komt onze tekst. Voor een goed verstaander duidt de Heiland hier op Zijn drievoudige verhoging: aan het kruis, aan de rechterhand des Vaders, en ook in de prediking en de bediening van het sacrament. Of, zoals Paulus zegt: “Daarom (door het kruis) heeft God Hem ook uitermate verhoogd (Phil. 2,9) en is Hij de grote hogepriester geworden, die de hemelen is doorgegaan” (Hebr. 4,14). Op het kruis hemelwaarts, zó wordt de Heer verhoogd. Zó is Hij onze verhoogde Heer geworden.
En dan komt de tweede verhoging: die van de Hemelvaart, deze brengt ons vanzelf terug tot de eerste verhoging: de lijdende Heiland is de verhoogde Heer. Vandaar, dat wij op Hemelvaartsdag ook terug zien naar Goede Vrijdag. Door de ene verhoging -die aan het kruis- heen ontvangen wij ook het perspectief, de doorkijk tot de andere verhoging. En omgekeerd. Daarom is gemeenschap met de verhoogde Heer ook altijd gemeenschap met Zijn lijden en sterven. Laten we dat nooit vergeten: èn het een èn het ander. De Heer is daar boven in de hemel en Hij pleit voor ons, maar wij moeten nog verder hier op aarde, en dat gaat door lijden en dood heen… maar juist daarin is de Heer ons nabij. Ons lijden wordt immers gedragen door Zijn lijden. Wij hebben een Heer in de hemel, die Zelf het lijden is doorgegaan, waardoor Hij ons lijden invoelt, doorvoelt en mee dragen kan, zelfs wegnemen zal. Dat is mee de troost van Hemelvaart, verbonden met Goede Vrijdag. Wij ontvangen het nieuwe leven van Hem, die het met Zijn lijden en sterven verworven heeft.
Naast de verhoging aan het kruis en in de hemel is er ook nog een derde verhoging, die ligt in onze tekst: de verhoging van de prediking en het sacrament. Waarom heeft Mozes de slang inde woestijn verhoogd?
Was dat niet, opdat een ieder vanuit zijn nood, vanuit zijn eigen dodelijke lijden, de slang zou kunnen zien en daardoor kon genezen worden? Midden in het leger werd zij zo hoog opgesteld, opdat men tot in de verste rijen van het leger haar zou kunnen zien. Zó moet ook de Zoon des mensen verhoogd worden, opdat een ieder op Hem een blik kan werpen, en zó -gelovende- in Hem het leven zou hebben in eeuwigheid. Elke zondag in de eredienst wordt Jezus zo verhoogd, op een hoogte gesteld, omhoog gehouden, opdat ieder Hem duidelijk kan zien. Opdat wij daardoor tot geloof zouden worden gewekt, in Hem, Die verhoogd is aan het kruis en verhoogd aan de rechterhand des Vaders…
“Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe …” Zó gaat Johannes verder in vers 16. Zou Nikodémus dàt begrepen hebben? Zou hij de vraag, die daarin doorklinkt, gehoord hebben: En jij, Nikodémus, zie jij ook op Mij omhoog? Geloof je ook in Mij, de verhoogde Heer?
En u? Hebt u de vraag gehoord? En antwoordt u: Ja, Heer, ik geloof, doch kom mijn ongeloof te hulp..
Laten we het drievoudige feest van Christus verhoging gaan vieren in grote dankbaarheid. Want het is alles ook voor ons geschied. Net als de mensen in de woestijn, die .vanuit hun dodelijke ziekte opkeken naar de omhooggestoken koperen slang en daardoor genezing ontvingen.
Laten we ook zo opkijken tot Hem, in onze menselijke zonde en verlorenheid. Vanaf ons ziekbed, met de pijn in ons lichaam, gevangen in onszelf, in zonde en schuld, met alle angst en zorg, te midden van dood en verderf, in een wereld, waarin de machten van Satan woeden. Er is redding: omhoog kijken naar Hem, onze Verlosser.
Hij lééft!
Hij lééft –
Waar is de prikkel van de dood?
Hij lééft –
Hij redt ons uit de angst en nood.
Hij lééft –
Hij kocht voor ons een nieuw bestaan.
Hij lééft –
De steen der schuld valt van ons af.
Hij lééft –
Wij zien door een geopend graf.
Hij lééft –
Wij zien een zonnig perspectief
Hij lééft –
en heeft ons boven alles lief.
Hij lééft –
Hij is voor mij in ’t graf gegaan.
Hij lééft –
Hij is voor mij weer opgestaan.
Hij lééft –
…maar wat heb ik voor Hèm gedaan?Jelly Verwaal
(uit: Open vensters uit. H. Medema, Apeldoorn)